|
|
Regel 11: |
Regel 11: |
| {{Wordtaangewerkt}} | | {{Wordtaangewerkt}} |
| | | |
− | <!-- | + | <!- |
| | | |
− | Het meten van de digitale spanning op de rails kan niet zonder een adaptor gedaan worden. Met een normale (RMS)voltmeter of Multimeter (DMM) krijgt u dan afwijkende uitlezingen (spanningswaarden). We willen echter wel graag de werkelijk aanwezige spanning weten. Hier ziet u twee schema's, waarmee u kunt meten hoeveel spanning er op de rails staat. | + | De 'Digitale' spanning is geen sinus (wisselspanninggolfvorm) en ook geen pure gelijkstroom. Het signaal dat op de rails staat, is namelijk een spanning in de vorm van een blokgolf. Die blokgolf kunt u zich het beste voorstellen als de streepjes op een barcode (zie: Artikel E16.04). Het signaal bestaat uit een spanning die tussen ± +9 volt en -9 volt wisselt in twee verschillende pulslengten. Het totale spanningsverschil tussen de beide spoorstaven is dus ongeveer 18 Volt. Volgens NEM 670 en NEM 671 zijn de lange pulsen 100 microseconden lang. De korte pulsen zijn 58 microseconden lang. Een lange positieve en een lange negatieve puls vormen samen een logische '0'. Een korte positieve en een korte negatieve puls vormen samen een logische '1'. Door bepaalde combinaties van 'nullen' en 'enen', m.b.v. een Digitale centrale, op de rails te zetten, kunnen de (loc)decoders aangestuurd worden. |
| + | |
| + | ====<u>Meten</u>==== |
| + | Het meten van de digitale spanning op de rails, kan niet zonder een adaptor gedaan worden. Met een normale (RMS)voltmeter of Multimeter (DMM) krijgt u dan afwijkende uitlezingen (spanningswaarden). We willen echter wel graag de werkelijk aanwezige spanning weten. Daarvoor bestaat, in de handel verkrijgbare, apparatuur zoals de RRAmp. U kunt echter ook zelf een adapter-schakeling in elkaar zetten, om de 'Digitale' spanning te meten met een multimeter (DMM). Hier ziet u twee schema's, waarmee u kunt meten hoeveel spanning er op de rails staat. |
| | | |
| {{Afbeelding 2 naast elkaar | | {{Afbeelding 2 naast elkaar |
Regel 33: |
Regel 36: |
| | | |
| === Germaniumdiode === | | === Germaniumdiode === |
− | In schema E16.04.03-01 is een Germaniumdiode toegepast. Deze heeft een lagere stapspanning dan een Siliciumdiode. | + | In schema E16.04.03-01 is een Germaniumdiode toegepast. Deze heeft een lagere stapspanning c.q. drempelspanning dan een Siliciumdiode. Door de lagere stapspanning komt de uitgangspanning beter overeen met de ingangsspanning van de schakeling. Ofwel, we hebben minder spanningsverlies. Het toegepaste type is een 1N60. We kunnen ook andere Germanium-types toepassen, zoals de 1N34A, OA90 en OA91. |
− | Het toegepaste type is een 1N60. We kunnen ook andere Germanium-types toepassen, zoals de 1N34A, OA90 en OA91. | |
| | | |
| | | |
Versie van 2 feb 2012 om 17:28
Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Naam
Aan deze bijdrage wordt gewerkt.
Geen wijzigingen aanbrengen a.u.b., daar die weer overschreven worden bij het overzetten van de hele pagina vanaf mijn offline-systeem.
<!-
De 'Digitale' spanning is geen sinus (wisselspanninggolfvorm) en ook geen pure gelijkstroom. Het signaal dat op de rails staat, is namelijk een spanning in de vorm van een blokgolf. Die blokgolf kunt u zich het beste voorstellen als de streepjes op een barcode (zie: Artikel E16.04). Het signaal bestaat uit een spanning die tussen ± +9 volt en -9 volt wisselt in twee verschillende pulslengten. Het totale spanningsverschil tussen de beide spoorstaven is dus ongeveer 18 Volt. Volgens NEM 670 en NEM 671 zijn de lange pulsen 100 microseconden lang. De korte pulsen zijn 58 microseconden lang. Een lange positieve en een lange negatieve puls vormen samen een logische '0'. Een korte positieve en een korte negatieve puls vormen samen een logische '1'. Door bepaalde combinaties van 'nullen' en 'enen', m.b.v. een Digitale centrale, op de rails te zetten, kunnen de (loc)decoders aangestuurd worden.
Meten
Het meten van de digitale spanning op de rails, kan niet zonder een adaptor gedaan worden. Met een normale (RMS)voltmeter of Multimeter (DMM) krijgt u dan afwijkende uitlezingen (spanningswaarden). We willen echter wel graag de werkelijk aanwezige spanning weten. Daarvoor bestaat, in de handel verkrijgbare, apparatuur zoals de RRAmp. U kunt echter ook zelf een adapter-schakeling in elkaar zetten, om de 'Digitale' spanning te meten met een multimeter (DMM). Hier ziet u twee schema's, waarmee u kunt meten hoeveel spanning er op de rails staat.
325px
|
|
325px
|
Afbeelding: E16.04.03-01
|
|
Afbeelding: E16.04.03-02
|
Schakeling met Germaniumdiode
|
|
Schakeling met bruggelijkrichter
|
Foto gemaakt door: Fred Eikelboom
|
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Germaniumdiode
In schema E16.04.03-01 is een Germaniumdiode toegepast. Deze heeft een lagere stapspanning c.q. drempelspanning dan een Siliciumdiode. Door de lagere stapspanning komt de uitgangspanning beter overeen met de ingangsspanning van de schakeling. Ofwel, we hebben minder spanningsverlies. Het toegepaste type is een 1N60. We kunnen ook andere Germanium-types toepassen, zoals de 1N34A, OA90 en OA91.
Stapspanning meten
325px
|
Afbeelding: E16.04.03-03
|
Meten van de stapspanning
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Bruggelijkrichter
In schema E16.04.03-02 is een bruggelijkrichter toegepast. Deze brug kunnen we ook vervangen door vier losse diodes 1N4148.
-->