|
|
Regel 20: |
Regel 20: |
| Omdat er in dit geval sprake is van kleine boogstralen, kunnen de portalen en masten optisch te dicht bij elkaar komen. Om de rijdraad toch boven het hart van het spoor te krijgen, worden op enkele plekken alleen masten geplaatst die de rijdraden naar buiten trekken. Op die plaatsen wordt dus geen hangdraad toegepast. | | Omdat er in dit geval sprake is van kleine boogstralen, kunnen de portalen en masten optisch te dicht bij elkaar komen. Om de rijdraad toch boven het hart van het spoor te krijgen, worden op enkele plekken alleen masten geplaatst die de rijdraden naar buiten trekken. Op die plaatsen wordt dus geen hangdraad toegepast. |
| === Halve trek === | | === Halve trek === |
− | Op een modelbaan met kleine boogradius, kunnen de bovenleidingportalen optisch te dicht bij elkaar komen te staan. De oorzaak hiervan ligt in het feit dat u de rijdraad ongeveer in het midden van de rails wilt houden. Het lijkt er dan een beetje op alsof uw trein door een 'tunnel van portalen' moet rijden. De oplossing is gebruik te maken van een zogenaamde 'halve trek' ook wel 'bochtaftrek' genoemd. De gewichtcomponent van de bovenleiding (rijdraad en draagkabel) wordt gecompenseerd door de hoek die u in de rijdraad/draagkabel trekt. | + | Op een modelbaan met kleine boogradius, kunnen de bovenleidingportalen optisch te dicht bij elkaar komen te staan. De oorzaak hiervan ligt in het feit dat u de rijdraad ongeveer in het midden van de rails wilt houden. Het lijkt er dan een beetje op alsof uw trein door een tunnel van portalen moet rijden. De oplossing is gebruik te maken van een zogenaamde 'halve trek' ook wel 'bochtaftrek' genoemd. De gewichtcomponent van de bovenleiding (rijdraad en draagkabel) wordt gecompenseerd door de hoek die u in de rijdraad/draagkabel trekt. |
| | | |
| Er is wel een uitzondering. Bij wissels wordt vaak een extra mast geplaatst om een hoek in de rijdraad te trekken, terwijl de draagkabel gewoon van de mast links naar de mast rechts van deze extra mast loopt. | | Er is wel een uitzondering. Bij wissels wordt vaak een extra mast geplaatst om een hoek in de rijdraad te trekken, terwijl de draagkabel gewoon van de mast links naar de mast rechts van deze extra mast loopt. |
| | | |
− | Het is verstandig niet te veel 'halve trekken' achter elkaar gebruiken, omdat de bovenleiding anders te veel kan gaan 'dansen' en lang na blijft deinen als er een trein gepasseerd is. | + | Het is verstandig niet te veel 'halve trekken' achter elkaar gebruiken, omdat de bovenleiding anders te veel kan gaan dansen en lang na blijft deinen als er een trein gepasseerd is. |
| {{Linkssectie begin | | {{Linkssectie begin |
| |Box= AlleenInfo | | |Box= AlleenInfo |
Regel 32: |
Regel 32: |
| }} | | }} |
| {{Link intern | | {{Link intern |
− | |Link= Modelbaannormen (NEM/MOROP en NMRA) | + | |Link= Modelbaannormen NEM/MOROP en NMRA |
− | |Linknaam= Modelbaannormen (NEM/MOROP en NMRA) | + | |Linknaam= Modelbaannormen NEM/MOROP en NMRA |
| }} | | }} |
| {{Link intern | | {{Link intern |
Versie van 22 nov 2017 om 10:33
Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Hans van de Burgt
Portaalafstanden
Op de vrije baan staan de portalen/masten ongeveer 70 meter uit elkaar. In een schaal van 1:87 (H0) zou dat dus 80 cm zijn. Het staat beter om hiervoor een maat aan te houden van 40 à 50 cm. U zult echter zien dat deze afstanden alleen te halen zijn op de langere rechte gedeelten van de modelbaan.
In bogen moet de afstand tussen de portalen of masten veel kleiner zijn. U moet er namelijk voor zorgen dat de rijdraad niet te ver uit het hart van het spoor komt te hangen. De lengte van de rijdraad tussen twee masten wordt bepaald door de volgende formule: 10 × √ R, waarbij R = boogstraal.
Voor Fleischmann Profi-Rail betekent dat bijvoorbeeld:
6120 |
(R1) |
36° |
Ø746 mm |
R1 = 356,5 mm |
: |
189 mm.
|
6125 |
(R2) |
36° |
Ø873 mm |
R1 = 420,0 mm |
: |
205 mm.
|
Omdat er in dit geval sprake is van kleine boogstralen, kunnen de portalen en masten optisch te dicht bij elkaar komen. Om de rijdraad toch boven het hart van het spoor te krijgen, worden op enkele plekken alleen masten geplaatst die de rijdraden naar buiten trekken. Op die plaatsen wordt dus geen hangdraad toegepast.
Halve trek
Op een modelbaan met kleine boogradius, kunnen de bovenleidingportalen optisch te dicht bij elkaar komen te staan. De oorzaak hiervan ligt in het feit dat u de rijdraad ongeveer in het midden van de rails wilt houden. Het lijkt er dan een beetje op alsof uw trein door een tunnel van portalen moet rijden. De oplossing is gebruik te maken van een zogenaamde 'halve trek' ook wel 'bochtaftrek' genoemd. De gewichtcomponent van de bovenleiding (rijdraad en draagkabel) wordt gecompenseerd door de hoek die u in de rijdraad/draagkabel trekt.
Er is wel een uitzondering. Bij wissels wordt vaak een extra mast geplaatst om een hoek in de rijdraad te trekken, terwijl de draagkabel gewoon van de mast links naar de mast rechts van deze extra mast loopt.
Het is verstandig niet te veel 'halve trekken' achter elkaar gebruiken, omdat de bovenleiding anders te veel kan gaan dansen en lang na blijft deinen als er een trein gepasseerd is.
Meer informatie
|
Laatste wijziging: 13 okt 2017 15:58 (CEST)
|