Persoonlijke instellingen

De afstand tussen masten en portalen

Uit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Versie door Fred (overleg | bijdragen) op 27 feb 2010 om 19:10
Ga naar: navigatie, zoeken
E09.05.02 - Het maken van een mal voor masten en portalen - Vorige | Volgende - E09.05.04 - Het uitleggerpakket en isolatoren

Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Hans van de Burgt


Portaalafstanden.’’’

Op de vrije baan staan de portalen/masten ongeveer 70 m. uit elkaar. In een schaal van 1:87 zou dat dus 80 cm. zijn. Het staat echter beter om hiervoor een maat aan te houden van 40 à 50 cm. U zult echter zien dat deze afstanden alleen te halen zijn op de langere rechte gedeelten van de modelbaan.

In bogen moet de afstand tussen de portalen of masten echter veel kleiner zijn. U moet er namelijk voor zorgen dat de rijdraad niet te ver uit het hart van het spoor komt te hangen. De lengte van de rijdraad tussen twee masten wordt bepaald door de volgende formule: 10 x √ R, waarbij R = boogstraal.

Voor Fleischmann Profi-Rail betekent dat bijvoorbeeld dus:

6120 Hele gebogen rail 360 Ø 746 mm R = 356,5 mm : 189 mm
6125 Hele gebogen rail 360 Ø 746 mm R = 420,0 mm : 205 mm

Omdat er in dit geval sprake is van kleine boogstralen, kunnen de portalen en masten optisch te dicht bij elkaar komen. Om de rijdraad toch boven het hart van het spoor te krijgen worden op enkele plekken alleen masten geplaatst, die de rijdraden naar buiten trekken. Op die plaatsen wordt dus geen hangdraad toegepast.

Halvetrek.

Op een modelbaan met kleine boogradius, kunnen de bovenleidingportalen optisch te dicht bij elkaar komen te staan. De oorzaak hiervan ligt in het feit dat u de rijdraad ongeveer in het midden van de rails wilt houden. Het lijkt er dan een beetje op alsof uw trein door een 'tunnel van portalen' moet rijden. De oplossing is gebruik te maken van een zogenaamde 'Halvetrek' ook wel 'Bochtaftrek' genoemd. De gewichtcomponent van de bovenleiding (rijdraad en draagkabel) wordt gecompenseerd door de hoek die u in de rijdraad/draagkabel trekt.

Er is wel een uitzondering. Bij wissels wordt vaak een extra mast geplaatst om een hoek in de rijdraad te trekken. Terwijl de draagkabel gewoon van de mast links naar de mast rechts van deze extra mast loopt.

Het is verstandig niet te veel halve trekken achter elkaar gebruiken. Omdat de bovenleiding anders te veel kan gaan 'dansen' en lang na blijft deinen als er een trein gepasseerd is.

Bestand:NEM103-A.gif
E09.05.03-01
Bron: NEM

De afstand tussen de portalen/masten en het hart van de rails.

We hanteren steeds 30 mm. tussen mast en het hart van het spoor als basismaat.
In bogen dient deze echter ruimer te zijn, opdat de treinwagons zonder schade kunnen passeren. De te hanteren norm hiervoor is vastgelegd in NEM 103. Hierin wordt het ‘profiel van vrije ruimte’ beschreven.

Op grond van NEM 103 moet u hier voor de Fleischmann Profi-Rail met de volgende extra ruimte (E) rekening houden:

  • 6120: 30 mm + 12 mm = 42 mm.
  • 6125: 30 mm + 11 mm = 41 mm.



E09.05.02 - Het maken van een mal voor masten en portalen - Vorige | Volgende - E09.05.04 - Het uitleggerpakket en isolatoren