Persoonlijke instellingen

Detectieschakelingen: verschil tussen versies

Uit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken
k
k (links toeg.)
 
(94 tussenliggende versies door 4 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
 
{{Koptekst
 
{{Koptekst
|Vorige= E16.02.06 - Stootjuk met schakelaar
+
|Vorige= Stootjuk met schakelaar
|Volgende= E16.02.08 - Knipperlichtschakelingen
+
|Volgende= Servo-aansturing
 +
|VorigeMenu= Elektronica analoog
 
|Auteur= Fred Eikelboom  
 
|Auteur= Fred Eikelboom  
|Niveau= Beginner
 
|Aantalwoorden= 00000
 
|Aantalplaatjes= 15
 
|Aantalfilmpjes= 00
 
 
}}
 
}}
{{Inhoudsopgave|Links|Klein}}
+
{{Inhoudsopgave||Klein}}
=== Sensoren voor detectie van naderende treinen ===
+
Voor het detecteren van treinen op een modelspoorbaan kan gebruik gemaakt worden van '''detectieschakelingen''', opgebouwd rond lichtgevoelige cellen ([[Woorden - O#Optische sensor|optische sensoren]]), [[Woorden - E#Elektrische stroom|stroom]]detectie of sensoren die gevoelig zijn voor magnetisme, zoals het [[Woorden - R#Reed-contact|reedcontact]] en [[Woorden - H#Hall sensor|Hall sensoren]].  
Voor het detecteren van naderende treinen op onze modelspoorbaan kunnen we gebruikmaken van lichtgevoelige cellen (optosensoren), stroomdetectie, en sensoren die gevoelig zijn voor magnetisme (zoals reedcontacten en Hallsensoren). Hier krijgt u uitleg over het toepassen van een aantal van die sensoren.
 
  
=== Opto-sensoren ===
+
Dit artikel geeft een uitleg over het toepassen van een aantal van die sensoren.
 +
=== Optische sensoren ===
 
===== Aandachtspunten =====
 
===== Aandachtspunten =====
Bij het aansturen van de regel-elektronica voor een overweg dienen we rekening te houden met voldoende afstand van de Opto-sensoren tot de overweg.
+
Bij het aansturen van de regelelektronica voor een overweg dient rekening te worden gehouden met voldoende afstand van de sensoren tot de overweg. Ook de positie van de sensoren is belangrijk. Er moet rekening worden gehouden met de snelheid van de treinen. Wanneer een optische sensor te dicht bij een overweg wordt geplaatst, bestaat het risico dat op het moment dat een trein passeert de slagbomen nog niet volledig gesloten zijn. Het is dus zaak om ervoor te zorgen dat de optische sensoren zich op dusdanige afstand van de overweg bevinden dat ook met de trein op topsnelheid de slagbomen geheel gesloten zijn, kort voordat de trein de overweg passeert. Ook wanneer de optische sensoren "de verkeerde kant op kijken" zullen de slagbomen te laat gesloten worden.
 
 
Ook de positie van de sensoren is belangrijk. U moet ook rekening houden met de snelheid van de treinen. Wanneer een Opto-sensor te dicht bij een overweg wordt geplaatst, loopt u het risico, dat op het moment dat een trein passeert, de slagbomen nog niet volledig gesloten zijn.
 
 
 
Het is dus zaak om ervoor te zorgen dat de Optosensoren zich op dusdanige afstand van de overweg bevinden, dat ook met de trein op topsnelheid, de AHOB geheel gesloten is, kort voordat de trein de overweg passeert. Ook wanneer de Opto-sensoren 'de verkeerde kant op kijken' zullen de slagbomen te laat gesloten worden/zijn.
 
 
 
 
===== Theorie en praktijk =====
 
===== Theorie en praktijk =====
 
{{Afbeelding 2 naast elkaar
 
{{Afbeelding 2 naast elkaar
 
|Bestand= Overweg_lichtsluis01.gif
 
|Bestand= Overweg_lichtsluis01.gif
|Grootte= 450px
+
|Bestand2= Overweg_lichtsluis02.gif
|Volgnummer= E16.02.07-01
+
|Grootte= 435px
 +
|Grootte2= 460px
 +
|Volgnummer= 01
 +
|Volgnummer2= 02
 
|Omschrijving= Lichtsluizen foutief opgesteld
 
|Omschrijving= Lichtsluizen foutief opgesteld
 +
|Omschrijving2= Lichtsluizen goed opgesteld
 
|Type= Tekening
 
|Type= Tekening
 +
|Type2= Tekening
 
|Maker= Fred Eikelboom   
 
|Maker= Fred Eikelboom   
|Bestand2= Overweg_lichtsluis02.gif
 
|Grootte2= 450px
 
|Volgnummer2= E16.02.07-02
 
|Omschrijving2= Lichtsluizen goed opgesteld
 
|Type2= Tekening
 
 
|Maker2= Fred Eikelboom
 
|Maker2= Fred Eikelboom
 
}}
 
}}
Op tekening E16.02.07-01 hierboven, zien we dat de sensoren dwars op de rails 'kijken'. Pas wanneer de trein die vanaf punt A bij punt B aankomt, zullen de bomen in beweging komen. Hetzelfde geldt wanneer de trein vanaf punt A bij punt C aankomt. Gevolg is dat de trein al op de overweg rijdt, terwijl de bomen nog niet volledig gesloten zijn. U moet er dus voor zorgen dat de trein eerder 'gezien' wordt. Dat kunt u doen door de sensoren verder van de overweg te plaatsen en ook door te zorgen dat de sensoren 'in de richting van de trein kijken' zoals in tekening E16.02.07-02 hierboven, aangegeven is. De trein komende vanaf punt A, zal nu eerder door het 'blikveld' van de sensor bij punt B of C rijden en daardoor zullen de bomen eerder dicht gaan.
+
Tekening 01 hierboven geeft weer dat de sensoren dwars op de rails "kijken". Pas wanneer de trein die vanaf punt A bij punt B aankomt, zullen de bomen in beweging komen. Hetzelfde geldt wanneer de trein vanaf punt A bij punt C aankomt. Gevolg is dat de trein al op de overweg rijdt terwijl de bomen nog niet volledig gesloten zijn. Er moet dus voor gezorgd worden dat de trein eerder "gezien" wordt. Dat is te doen door de sensoren verder van de overweg te plaatsen en ook door er voor te zorgen dat de sensoren "in de richting van de trein kijken" zoals in tekening 02 aangegeven is. De trein komende vanaf punt A zal nu eerder door het "blikveld" van de sensor bij punt B of C rijden en daardoor zullen de bomen eerder dicht gaan.
  
Wanneer er naast het getekende spoor nog een ander spoor ligt, zou het kunnen dat de treinen op dat andere spoor ook door de sensoren gezien worden. Dan moeten we de hoek en de positie van de sensoren zodanig kiezen, dat die andere trein niet 'stoort' op de werking van onze overweg. Willen we echter dat de sensoren beide sporen 'in de gaten houden', dan moeten we er voor zorgdragen dat beide sporen goed door de sensoren gezien worden. Dat vereist soms enig experimenteren met de opstelling. Een overweging zou hierbij kunnen zijn, om de reflectie-Opto-sensoren in de treintafel te verzinken, en deze schuin- of recht naar boven te laten 'kijken'. Het hangt echter van de situatie op uw baan af, welke opstelling het beste is.
+
Wanneer er naast het getekende spoor nog een ander spoor ligt (niet zijnde een parallelspoor), zou het kunnen dat de treinen op dat andere spoor ook door de sensoren gezien worden. Dan moeten we de hoek en de positie van de sensoren zodanig kiezen, dat die andere trein niet "stoort" op de werking van onze overweg. Willen we echter dat de sensoren beide sporen "in de gaten houden", dan moeten we er voor zorgdragen dat beide sporen goed door de sensoren gezien worden. Dat vereist soms enig experimenteren met de opstelling. Een overweging zou hierbij kunnen zijn, om de reflectie-optische sensoren in de treintafel te verzinken, en deze schuin- of recht naar boven te laten "kijken". Het hangt echter van de situatie op onze baan af, welke opstelling het beste is.
 
+
=== Typen optische sensoren ===
=== Typen Opto-sensoren ===
+
Er bestaan twee hoofdsoorten: [[Woorden - O#Optische sensor|optische sensoren]] die werken d.m.v. reflectie en optische sensoren die "aangestraald" worden door een led of infrarood-led.
Er bestaan twee hoofdsoorten: Opto-sensoren die werken d.m.v. reflectie en Opto-sensoren welke 'aangestraald' worden door een LED of Infrarood-LED.
+
:* Bij de eerste zit in de behuizing van de sensor een ontvanger (een lichtgevoelige [[Woorden - D#Diode|diode]] of [[Woorden - T#Transistor|transistor]]) en tevens een "zender" die een zichtbare of onzichtbare (infrarood)lichtbundel uitstraalt. Bij weerkaatsing van de lichtbundel zal de sensor actief worden. Er zijn echter ook sensoren die bij het wegvallen van de weerkaatsing actief worden. En ook bestaan er sensoren waarbij dit gedrag ingesteld kan worden, zodat gekozen kan worden tussen ''"actief"'', of ''"niet actief"'' bij weerkaatsing van de lichtbundel;
 
+
:* De tweede soort heeft een aparte ontvanger (een lichtgevoelige [[Woorden - D#Diode|diode]] of -[[Woorden - T#Transistor|transistor]] in de sensor) en een zender (een led, of een infrarood-led, die licht uitstraalt). De zender en de ontvanger bevinden zich op enige afstand van elkaar. Wanneer nu een loc of een trein tussen de zender en de ontvanger komt, zal de sensor actief worden.
* Bij de eerste zit in de behuizing van de sensor een 'ontvanger' (een lichtgevoelige diode of transistor) en tevens een 'zender' die een zichtbare of onzichtbare (infrarood)lichtstraal uitstraalt. Bij weerkaatsing van de lichtbundel zal de sensor actief worden. Er zijn echter ook sensoren die bij het wegvallen van de weerkaatsing actief worden. En ook bestaan er sensoren waarbij dit gedrag ingesteld kan worden, zodat we de keuze hebben tussen '' actief'', of ''niet actief'' bij weerkaatsing van de lichtstraal.
+
=== Detectie d.m.v lichtsluis met IC ===
 
+
Voor signalering van naderende treinen bij overwegen, kan een [[Woorden - L#Lichtluis|lichtsluis]] gebouwd worden en de lichtsluis kan met een [[S88, S88N, XpressNet en LocoNet|S88]]-bezetmeldprint worden verbonden. Hierboven werden lichtsluizen toegepast voor het bewaken van een overweg. Een ander voorbeeld van toepassing van een lichtsluis is het in de gaten houden bij meerdere sporen, zoals bijv. parallel lopende sporen in een schaduwstation, samen met het programma "Koploper" en één lichtsluis de treinenloop.
* Bij de tweede hebben we te maken met een aparte 'ontvanger' (een lichtgevoelige diode of transistor in de sensor) en een 'zender' (een LED, of een Infrarood-LED, welke licht uitstraalt). De 'zender' en de 'ontvanger' bevinden zich op enige afstand van elkaar. Wanneer nu een loc of een trein tussen de 'zender' en de 'ontvanger' komt, zal de sensor actief worden.
 
  
=== Detectie d.m.v lichtsluis met IC ===
+
Een ideaal [[Woorden - I#IC.|IC]] voor het maken van een [[Woorden - L#Lichtluis|lichtsluis]] is de IS471F, deze is verkrijgbaar met rechte aansluitdraden (IS471FE) of met gebogen aansluitdraden (IS471FS). Het IC maakt gebruik van een gemoduleerd signaal en is daardoor vrijwel ongevoelig voor omgevingslicht. Tevens is het IC voorzien van een interne spanningsregelaar, waardoor een zeer betrouwbare werking gegarandeerd is.
Voor signalering van naderende treinen bij overwegen, kunt u ook zelf een lichtsluis bouwen en de lichtsluis met een S88-bezetmeldprint verbinden. Hierboven werden lichtsluizen toegepast voor het bewaken van een overweg. Een ander voorbeeld van toepassing van een lichtsluis is, het bij meerdere sporen - zoals bijv. parallel lopende sporen in een schaduwstation - samen met het programma 'Koploper' en één lichtsluis, de treinenloop 'in de gaten houden'.
 
 
{{Afbeelding 2 naast elkaar
 
{{Afbeelding 2 naast elkaar
 
|Bestand= IS471F-01.gif
 
|Bestand= IS471F-01.gif
|Grootte= 400px
+
|Bestand2= IS471F-02.gif
|Volgnummer= E16.02.07-03
+
|Grootte= 245px
 +
|Grootte2= 535px
 +
|Volgnummer= 03
 +
|Volgnummer2= 04
 
|Omschrijving= Testschema van de fabrikant
 
|Omschrijving= Testschema van de fabrikant
 +
|Omschrijving2= Zelfbouw lichtsluis
 
|Type= Tekening
 
|Type= Tekening
|Maker= Fred Eikelboom         
 
|Bestand2= IS471F-02.gif
 
|Grootte2= 400px
 
|Volgnummer2= E16.02.08-04
 
|Omschrijving2= Zelfbouw lichtsluis
 
 
|Type2= Tekening
 
|Type2= Tekening
 +
|Maker= Fred Eikelboom 
 
|Maker2= Fred Eikelboom
 
|Maker2= Fred Eikelboom
 +
|Tussenruimte= 7px
 
}}
 
}}
Op de tekening in afbeelding E16.02.07-03 staat het originele schema van Sharp. Hierin is R1 de belasting. De minimale waarde voor R1 is 280 Ω (Ohm), bij een voedingsspanning van 5 Volt. Dit i.v.m. de maximale stroom die via pen 2 mag lopen. Sluiten we bijv. op de pennen 1 en 2 een relais aan, dan mag dit dus geen kleinere spoelweerstand hebben dan 280 Ω. Bij 12 Volt voedingsspanning zou dit relais een minimale spoelweerstand van 2000 Ω moeten hebben.
+
Op de tekening in afbeelding 03 staat het originele schema van Sharp. Hierin is R1 de belasting. Dit kan bijvoorbeeld een [[Elektronica basis#Het relais|relais]] zijn. De minimale waarde voor R1 is 280Ω. Dit i.v.m. de maximale [[Woorden - E#Elektrische stroom|stroom]] die via pen 2 mag lopen. Als op bijv. de pennen 1 en 2 een relais aangesloten wordt dan mag dit relais dus geen kleinere spoelweerstand hebben dan 280Ω.
 +
==== Toepassing van een relais ====
 +
Om nu veel meer vrijheid te hebben bij het kiezen van een relais kan schakeltransistor T1 (zie afbeelding 04) gebruikt worden. De basis van [[Woorden - T#Transistor|transistor]] T1 wordt via een [[Elektronica basis#De weerstand|weerstand]] van minimaal 82k verbonden met pin 2. De emitter van T1 komt aan pin 1 (de massa) en op de collector van T1 komt het relais. De andere zijde van het relais komt aan pin 1 (de plus). Zolang nu de [[Woorden - E#Elektrische stroom|stroom]] door het relais niet hoger wordt dan 95 ma, is hier vrijwel elk type relais toe te passen, rekening houdend met de [[Woorden - S#Spoelspanning|spoelspanning]] van het relais en de hoogte van de [[Woorden - V#Voeding|voeding]]sspanning. Voor een 5 V relais bij een 12 V voedingsspanning moet in [[Woorden - S#Serieschakeling|serie]] met het relais een [[Woorden - S#Serieweerstand|serieweerstand]] opgenomen worden.
  
==== Toepassing van een relais ====
+
De waarde van de serieweerstand wordt als volgt berekend: stel; de relaisspanning is 12 volt, de [[Woorden - E#Elektrische stroom|stroom]] door het relais is 60 ma (0,06 A) en de voedingsspanning is 16 volt. Over T1 valt 0,7 volt. Blijft over een spanningsverschil van (16 - 12) - 0,7 = 3,3 V. Uit de wet van  ohm volgt dan de waarde met de formule R = U / I, oftewel R = 3,3 / 0,06 = 55Ω. Standaardwaarde volgens de E-reeks is 56Ω, dus die waarde wordt gebruikt. Bij een [[Woorden - S#Spoelspanning|spoelspanning]] van 5 volt en een voedingsspanning van 12 volt is dat (12 - 5) - 0,7 = 6,3 V. R = 6,3 / 0,06 = 105Ω. De eerstvolgende waarde in de E-reeks is 120Ω. Dus deze waarde wordt hier toegepast, of, met de multimeter uit een aantal 100Ω weerstanden, een exemplaar selecteren, dat minimaal 105Ω is).
Om nu veel meer vrijheid te hebben bij het kiezen van een relais, plaatsen we schakeltransistor T1 (zie afbeeldig E16.02.07-04). De basis van transistor T1 verbindt u via een weerstand van minimaal 82K met pin 2. De Emitter van T1 verbindt u met pin 1 (de massa), en op de Collector van T1 sluit u een relais aan. De andere zijde van het relais verbindt u met pin 1 (de plus). <u>Zolang nu de stroom door het relais niet hoger wordt dan 95 mA</u>, kunnen we hier vrijwel elk relais toepassen. U moet nu alleen nog rekening houden met de spoelspanning van het relais en de hoogte van de voedingsspanning. Wanneer we bijv. een 5 Volts relais hebben en dit willen gebruiken bij een 12 Volts voedingsspanning, dan moet er in serie met het relais een voorschakelweerstand opgenomen worden.<br /><br />De waarde van de voorschakelweerstand berekenen we als volgt: Stel, relaisspoelspanning is 12 V, stroom door relais is 60 mA (0,06 A) en de voedingsspanning is 16 Volt Over T1 valt 0,7 Volt We moeten hier een spanningsverschil van (16-12)-0,7=3,3 Volt wegwerken. Volgens meneer &Omega; berekenen we dan de waarde met de formule R=U/I. R = 3,3/0,06 = 55 &Omega;. Standaardwaarde volgens de E-reeks is 56R, dus die waarde passen we dan toe. Bij een relaisspoelspanning van 5 Volt en een voedingsspanning van 12 Volt, krijgen we: (12-5)-0,7 =6,3 Volt weg te werken. R = 6,3/0,06 = 105 &Omega;. Volgens de E-reeks hier een weerstand met een waarde van 120R toepassen, of (en dat trucje past de auteur nog wel eens toe) met de multimeter uit een aantal 100 &Omega; weerstanden een exemplaar selecteren dat minimaal 105 &Omega; is).
+
{| class="wikitable"
----
+
| {{TblAgKleur1|#E8E8E8;}} valign="center"| [[Bestand:Let-op.jpg|50px|center]]<small>&nbsp;&nbsp;'''LET OP'''</small>|| {{TblAgKleur1|#E8E8E8;}} valign="top"| Vergeet niet om [[Woorden - D#Diode|diode]] D2 te monteren. Deze dient om de [[Woorden - T#Transistor|transistor]] te beschermen tegen de hoge inductiespanningen, die optreden bij het afvallen (wegvallen) van het relais.
 +
|-
 +
|}
 
{{Afbeelding
 
{{Afbeelding
 
|Bestand= Collimatorlenzen_Conrad_187674.jpg
 
|Bestand= Collimatorlenzen_Conrad_187674.jpg
 
|Grootte= Klein
 
|Grootte= Klein
|Volgnummer= E16.02.07-05
+
|Volgnummer= 05
|Omschrijving= Collimatorlenzen voor het bundelen van de lichtstraal van LED's
+
|Omschrijving= Collimatorlenzen voor het beter bundelen van de lichtbundel van leds
 
|Bron= www.Conrad.nl
 
|Bron= www.Conrad.nl
 
}}
 
}}
 
 
==== De reikwijdte ====
 
==== De reikwijdte ====
Volgens diverse berichten op Internet is de maximaal toegestane afstand tussen de IR-Led en de IS471F een metertje of 11. Of dat ook zo is, heeft de auteur niet uitgegeprobeerd (in de testopstelling werd een afstand van 80 cm moeiteloos overbrugd). Maar voor de meeste toepassingen in 'modelspoor-land' zal de reikwijdte vast wel voldoen. Mocht dat toch niet zo zijn, dan zijn er speciale voorzetlenzen, zogenaamde collimatorlenzen (zie foto E16.02.07-05), te koop, waarmee de lichtstraal van de IR-Led beter gebundeld kan worden (zie ook de link bij 'Meerinformatie').
+
Met de infrarood-led SFH409 (15 milliwatt) is een afstand van ongeveer 30 cm te overbruggen. Met de infrarood-led LD274-1 (50 milliwatt) is deze afstand aanmerkelijk groter, daar de LD274-1 meer licht uitstraalt en een veel smallere bundel licht afgeeft. Volgens diverse berichten op internet is de maximale afstand tussen de infrarood-led (LD274-1) en de IS471F een meter of 11 (in de testopstelling werd een afstand van 80 cm moeiteloos overbrugd). Voor het geval dat met de infrarood-led LD274-1 niet voldoende afstand is te overbruggen, kan de infrarood-led LD274-3 (85 milliwatt) worden gebruikt. Deze geeft een nog sterkere lichtbundel af. Maar voor de meeste toepassingen in "modelspoor-land" zal de reikwijdte wel voldoen. Mocht dat toch niet zo zijn, dan zijn er speciale voorzetlenzen, zogenaamde collimatorlenzen (zie foto 05), te koop waarmee de lichtbundel van de infraroodled nog beter gebundeld kan worden (zie ook hieronder bij [[#Meer informatie|"Meer informatie"]]).
 
 
 
==== De werking van de schakeling ====
 
==== De werking van de schakeling ====
Wanneer de lichtstraal tussen de IR-LED SFH409 en het IC onderbroken wordt, zal het relais aantrekken. Hiermee kunt u een spanning doorgeven (via een relaiscontact) naar bijv. een bezetmeldprint, een motor, of wat u maar wilt. U zou zelfs het relais weg kunnen laten en de Collector van de transistor rechtstreeks op een andere schakeling aan kunnen sluiten, maar of dat goed gaat is niet altijd zeker. Daarom past de auteur altijd een relais toe, dan worden de diverse spanningen mooi gescheiden.
+
Wanneer de lichtbundel tussen de infraroodled (SFH409) en het [[Woorden - I#IC.|IC]] onderbroken wordt, zal het relais aantrekken. Hiermee kan een spanning worden doorgegeven (via een relaiscontact) naar bijv. een [[S88, S88N, XpressNet en LocoNet|S88]]-bezetmeldprint, een [[Woorden - E#Elektromotor|motor]], of wat dan ook. Het relais zou weggelaten kunnen worden en de collector van de [[Woorden - T#Transistor|transistor]] kan rechtstreeks op een andere schakeling worden aangesloten, maar of dat goed gaat is niet altijd zeker, daarom is het beter een [[Elektronica basis#Het relais|relais]] toe te passen, dan worden de diverse spanningen goed gescheiden.
 
 
 
==== Het IC ====
 
==== Het IC ====
Op &eacute;&eacute;n van de brede zijden van het IC bevindt zich een klein 'bobbeltje'. Vlak onder dit 'bobbeltje' bevindt zich het lichtgevoelige gedeelte van het IC. De IS471F stuurt de SFH409 aan met een gemoduleerd signaal. Hierdoor is de schakeling niet- of nauwelijks gevoelig voor sterk omgevingslicht. Dit waarborgt een storingvrije en betrouwbare werking. Het IC werkt binnen een ruim voedingsspanningsbereik; namelijk van 4,5 tot 16 Volt. U kunt het IC dus vrij vaak op een bestaande (lees: 'reeds aanwezige') voedingsspanning aansluiten.
+
Op één van de brede zijden van het IC bevindt zich een klein bobbeltje. Vlak onder dit bobbeltje bevindt zich het lichtgevoelige gedeelte van het [[Woorden - I#IC.|IC]]. De IS471F stuurt de SFH409 aan met een gemoduleerd signaal. Hierdoor is de schakeling niet- of nauwelijks gevoelig voor sterk omgevingslicht. Dit waarborgt een storingvrije en betrouwbare werking. Het IC werkt binnen een ruim [[Woorden - V#Voeding|voeding]]sspanningsbereik; namelijk van 4,5 tot 16 volt. Het IC kan dus vrij vaak op een bestaande (lees: reeds aanwezige) voedingsspanning worden aangesloten. Een [[Woorden - S#Serieweerstand|serieweerstand]] voor de IR led zit al in het IC.
 
 
 
==== Ontstoring ====
 
==== Ontstoring ====
C1 en C2 dienen om eventuele stoorpulsen te onderdrukken. Deze stoorpulsen kunnen er voor zorgen dat het IC begint te 'klapperen', of onbetrouwbaar werkt. <u>Deze ontstoorcondensatoren dienen dan ook altijd aanwezig te zijn</u> in de schakeling. Voor C1 kunt u eventueel een 0,47 &#181;F/35 Volt TantaalElco gebruiken. Deze neemt veel minder ruimte in beslag, &eacute;n ontstoort stukken beter dan een gewone elektrolytische condensator (Elco).
+
C1 en C2 dienen om eventuele stoorpulsen te onderdrukken. Deze stoorpulsen kunnen er voor zorgen dat het [[Woorden - I#IC.|IC]] begint te klapperen, of onbetrouwbaar werkt. Deze ontstoorcondensatoren dienen dan ook altijd aanwezig te zijn in de schakeling. Voor C1 kan eventueel een 0,47 &mu;F/35 volt [[Woorden - T#Tantaal-elco|tantalium-elco]] worden gebruikt. Deze neemt veel minder ruimte in beslag en ontstoort stukken beter dan een gewone [[Elektronica basis#De elektrolytische condensator (afgekort: elco)|elektrolytische condensator]] (=elco).
----
+
{{Afbeelding 2 naast elkaar
 
+
|Bestand= Lichtsluis_opstelling-01.gif
==== Detectie m.b.v. bezetmelders ====
+
|Bestand2= Lichtsluis_opstelling-02.gif
 +
|Grootte= 530px
 +
|Grootte2= 280px
 +
|Volgnummer= 06
 +
|Volgnummer2= 07
 +
|Omschrijving= Opstelling voor grote rijkwijdte.
 +
|Omschrijving2= Opstelling (met spiegel) voor kleinere rijkwijdte.
 +
|Type= Tekening
 +
|Type2= Tekening
 +
|Maker= Fred Eikelboom 
 +
|Maker2= Fred Eikelboom
 +
}}
 +
==== Opstelling ====
 +
De [[Woorden - L#Lichtluis|lichtsluis]] kan op twee manieren opgesteld worden: gescheiden, bijv. aan weerszijden van het spoor voor grotere afstanden (zie afbeelding 06), of voor kleine afstanden de infraroodled naast het IC en het licht van de infraroodled met behulp van een spiegel reflecteren (zie afbeelding 07). In het laatste geval dient het IC aan de zijde waar de infraroodled zich bevindt, afgeschermd worden, zodat het IC geen direct licht opvangt van de led. Het beste kan dan een kapje worden gemaakt van niet-lichtdoorlatend materiaal, dat alleen aan de voorzijde open is, met daarin een tussenschotje.
 +
=== Detectie m.b.v. bezetmelders ===
 
{{Afbeelding
 
{{Afbeelding
|Bestand= Overwegdetector02.gif
+
|Bestand= Overwegdetector02a.gif
 
|Grootte= 650px
 
|Grootte= 650px
|Volgnummer= E16.02.07-06
+
|Volgnummer= 08
 
|Omschrijving= Detectie d.m.v. meldsecties
 
|Omschrijving= Detectie d.m.v. meldsecties
 
|Type= Tekening
 
|Type= Tekening
 
|Maker= Fred Eikelboom
 
|Maker= Fred Eikelboom
 
}}
 
}}
Inplaats van lichtsluizen, kunnen we ook gebruikmaken van detectie m.b.v. meldsecties. We isoleren een stuk rails en sluiten daar een detectieschakeling op aan. We passen nu bezetmelders toe die werken op het principe van stroomdetectie, zoals de zelfbouwdetector (zie tekening E16.02.07-06 en de foto's E16.02.07-07 en E16.02.07-08).
+
In de plaats van lichtsluizen is ook gebruik te maken van detectie m.b.v. meldsecties. Door het isoleren van een stuk rails en daar een detectieschakeling op aan te sluiten en door [[S88, S88N, XpressNet en LocoNet|S88]]-bezetmelders toe te passen die werken op het principe van [[Woorden - E#Elektrische stroom|stroom]]detectie, zoals de zelfbouwdetector (zie tekening 09 en de foto's 10 en 11).
 
{{Afbeelding 3 naast elkaar
 
{{Afbeelding 3 naast elkaar
 
|Bestand= DHZ_Detectorschema01.gif
 
|Bestand= DHZ_Detectorschema01.gif
|Grootte= Klein
+
|Bestand2= Detector01.gif
|Volgnummer= E16.02.07-07
+
|Bestand3= Detector02.gif
 +
|Grootte= 245px
 +
|Grootte2= 260px
 +
|Grootte3= 300px
 +
|Volgnummer= 09
 +
|Volgnummer2= 10
 +
|Volgnummer3= 11
 
|Omschrijving= Het schema van de zelfbouwdetector
 
|Omschrijving= Het schema van de zelfbouwdetector
|Type=Tekening
+
|Omschrijving2= Eén condensator is geplaatst aan de onderzijde van het printje
 +
|Omschrijving3= Het prototype van de zelfbouwdetector
 +
|Type= Schema
 
|Maker= Fred Eikelboom
 
|Maker= Fred Eikelboom
|Bestand2= Detector01.gif
 
|Grootte2= Klein
 
|Volgnummer2= E16.02.07-08
 
|Omschrijving2= E&eacute;n condensator is geplaatst aan de onderzijde van het printje &nbsp;&nbsp;
 
 
|Maker2= Fred Eikelboom
 
|Maker2= Fred Eikelboom
|Bestand3= Detector02.gif
 
|Grootte3= Klein
 
|Volgnummer3= E16.02.07-09
 
|Omschrijving3= Het prototype van de zelfbouwdetector
 
 
|Maker3= Fred Eikelboom
 
|Maker3= Fred Eikelboom
 +
|Tussenruimte= 5px
 +
|Tussenruimte2= 6px
 
}}
 
}}
Die detectieschakeling kan dan weer via een relais onze overwegbeveiliging aansturen. <font color="Red">Let op!</font color> De lengte van het spoor tussen de punten A en B dient altijd groter te zijn dan onze langste trein. Ook dient er in de laatste wagen c.q. het laatste rijtuig een stroomgebruiker aanwezig te zijn. Die stroomgebruiker kan bestaan uit een LED of simpel een weerstandje van 10K. Ook kan, inplaats van een weerstandje, gebruik worden gemaakt van weerstandslak. Simpel een beetje weerstandslak op de plaats aanbrengen waar de isolatiering in het wiel zit. Door de weerstandlak contact te laten maken met het wiel en de as heeft dit hetzelfde effect als een weerstandje. Wel is het zaak om met een multimeter te controleren of de weerstandswaarde tussen de as en het wiel ongeveer de juiste waarde heeft. Is de waarde te laag, dan stroomt er 'kostbare' stroom nodeloos weg.
+
Die detectieschakeling kan dan weer via een relais de overwegbeveiliging aansturen. <b>Let op!</b> De lengte van het spoor tussen de punten A en B dient altijd groter te zijn dan de langste trein. Ook dient er in de laatste wagen c.q. het laatste rijtuig een [[Woorden - E#Elektrische stroom|stroom]]gebruiker aanwezig te zijn. Die stroomgebruiker kan bestaan uit een led of simpel een [[Elektronica basis#De weerstand|weerstand]] van 10k. Ook kan, in plaats van een weerstand, gebruik worden gemaakt van weerstandslak, aan te brengen op de plaats waar de isolatiering in het wiel zit. Door de weerstandlak contact te laten maken met het wiel en de as heeft dit hetzelfde effect als een weerstand. Wel is het zaak om met een multimeter te controleren of de weerstandswaarde tussen de as en het wiel de juiste minimale waarde heeft. Is de waarde te laag, dan stroomt er "kostbare" stroom nodeloos weg.
 
 
Het verdient overigens aanbeveling om altijd twee wagens (of rijtuigen) achter aan de trein te laten meerijden die voorzien zijn van een stroomgebruiker. Dit omdat een loc vrij zwaar is en daarom goed contact maakt met de spoorstaven, maar het getrokken materieel een stuk lichter is. Daardoor bestaat de kans dat er, indien u maar &eacute;&eacute;n voertuig gebruikt, een korte onderbreking in het stroomverbruik is. Dit zou dan weer ongewenste effecten kunnen hebben, zoals bijv. het voortijdige openen van onze modeloverwegbomen.
 
  
De beide condensatoren van 10 nF/50 V in afbeelding E16.02.07-04, dienen voor het onderdrukken van stoorpulsen. Die stoorpulsen kunnen afkomstig zijn uit het lichtnet, en/of veroorzaakt worden door bijv. het (uit)schakelen van wisselspoelen e.d. Diode D1 in afbeelding E16.02.07-03 is een zogenaamde 'blusdiode'. Het doel van deze diode is om de tegen-EMK-impuls te onderdrukken, die ontstaat bij het uitschakelen van de stroom door de relaisspoel. Door deze tegen-EMK-impuls onstaat een vrij hoge spanning, en die kan de transistor laten doorslaan, waardoor deze defect raakt. Daarom moet u <u>in gelijkspanningsschakelingen altijd een blusdiode toepassen bij relais die verbonden zijn met een transistor, of een andere elektronische halfgeleidercomponent</u>. <font color="Red">Let op!</font color> De kathode van de blusdiode moet ''altijd aan de +zijde van de relaisspoel'' komen.
+
Het verdient overigens aanbeveling om altijd twee wagens (of rijtuigen) achter aan de trein te laten meerijden die voorzien zijn van een [[Woorden - E#Elektrische stroom|stroom]]gebruiker. Dit omdat een loc vrij zwaar is en daarom goed contact maakt met de spoorstaven, maar het getrokken materieel een stuk lichter is. Daardoor bestaat de kans dat er bij gebruik van maar één voertuig een korte onderbreking in het stroomverbruik is. Dit zou dan weer ongewenste effecten kunnen hebben, zoals bijv. het voortijdige openen van overwegbomen.
  
De transistor in afbeelding E16.02.07-04 is een BC547C. De weerstand heeft hier een waarde van 22K. Dat is een richtwaarde. De waarde hangt mede af van de gevoeligheid van de detectorschakeling en de gevoeligheid van het toegepaste relais. Er is namelijk een verschil aanwezig tussen de diverse typen relais. Het ene 12 V-relais trekt bijv. bij 9,2 Volt aan en een ander type trekt bijv. bij 8,9 Volt aan. Om uzelf veel soldeer- en testwerk te besparen, kunt u inplaats van de 22K weerstand, een serieschakeling toepassen van een 2K2 weerstand en een 25K instelpot. Dan kunt u de schakeling heel snel op de juiste gevoeligheid instellen.
+
De beide condensatoren van 10 nF/50 volt in afbeelding 09, dienen voor het onderdrukken van stoorpulsen. Die stoorpulsen kunnen afkomstig zijn uit het lichtnet en/of veroorzaakt worden door bijv. het (uit)schakelen van wisselspoelen e.d. [[Woorden - D#Diode|diode]] D1 in afbeelding 08 is een zogenaamde [[Woorden - B#Blusdiode|"blusdiode"]]. Het doel van deze diode is om de tegen-EMK-[[Woorden - P#Puls|puls]] te onderdrukken die ontstaat bij het uitschakelen van de [[Woorden - E#Elektrische stroom|stroom]] door de relaisspoel. Door deze tegen-EMK-puls onstaat een zeer hoge spanning waardoor de [[Woorden - T#Transistor|transistor]] defect raakt. Daarom moet in gelijkspanningsschakelingen altijd een blusdiode worden toegepast bij relais die verbonden zijn met een transistor, of een andere elektronische halfgeleidercomponent. <b>Let op!</b> De [[Woorden - K#Kathode|kathode]] (ring) van de blusdiode moet altijd aan de <big>+</big>zijde van het [[Elektronica basis#Het relais|relais]] komen (diode in sperrichting).
  
=== Zelfbouw diode-set ===
+
De [[Woorden - T#Transistor|transistor]] in afbeelding 08 is een BC547C. De [[Elektronica basis#De weerstand|weerstand]] heeft hier een waarde van 22k. Dit is een richtwaarde. De waarde hangt namelijk mede af van de gevoeligheid van de detectorschakeling en de gevoeligheid van het toegepaste relais. Er zijn altijd verschillen tussen de diverse typen relais. Het ene 12 V relais trekt bijv. bij 9,2 volt aan en een ander type trekt bijv. bij 8,9 volt aan. Om veel soldeer- en testwerk te besparen, kan in plaats van de 22k weerstand, een [[Woorden - S#Serieschakeling|serie]]schakeling worden toegepast van een 2200&Omega; weerstand en een 25K instelpotentiometer. Dan is de schakeling heel snel op de juiste gevoeligheid in te stellen.
Normaliter steekt u de draden van de diodes en de weerstand door de gaatjes in de print en moet u op 10 plaatsen aan de (stroken)print solderen. Daar het de voorkeur verdient om zo weinig mogelijk aan gaatjesprint/strokenprint te solderen, (omdat de kans aanwezig is dat u tijdens het solderen per ongeluk een paar printsporen met elkaar verbindt), is de bijgaande oplossing bedacht.<br />Doordat er door deze constructiemethode nog maar twee draden zijn, is er aan de onderzijde van de strokenprint een stuk minder te solderen.
+
=== Zelfbouw diodeschakeling ===
 +
Normaliter gaan de draden van de [[Diodeschakeling|diodeschakeling]] door de gaatjes in de print en moet op tien plaatsen aan de (stroken)print gesoldeerd worden. Daar het de voorkeur verdient om zo weinig mogelijk aan gaatjesprint/strokenprint te solderen (omdat de kans aanwezig is dat tijdens het solderen per ongeluk sluiting tussen printsporen ontstaat), is de bijgaande oplossing bedacht. Doordat er door deze constructiemethode nog maar twee draden zijn, is er aan de onderzijde van de strokenprint een stuk minder te solderen.
 
{{Afbeelding
 
{{Afbeelding
 
|Bestand= Diodeset maken.gif
 
|Bestand= Diodeset maken.gif
|Grootte= Gemiddeld
+
|Grootte= Zeer groot
|Volgnummer= E16.02.07-10
+
|Volgnummer= 12
|Omschrijving= Het maken van de zelfbouw diode-set
+
|Omschrijving= Het maken van de zelfbouw [[diodeschakeling]]
 
|Type= Tekening
 
|Type= Tekening
 
|Maker= Fred Eikelboom
 
|Maker= Fred Eikelboom
 
}}
 
}}
<font color="Red">Let op! </font color>Bij het ene diodepaar moeten de ringen op de diodes beiden ''naar links'' wijzen, en bij het andere diodepaar moeten de ringen op de diodes beiden ''naar rechts'' wijzen (zie D, afbeelding E16.02.07-10). U gaat als volgt te werk:<br />Draad van de diodes inkorten tot ongeveer 6 mm lengte en aan elkaar solderen (zie A, afbeelding E16.02.07-10). Herhaal deze handeling bij de andere twee diodes. Neem een platbektang met dunne, halfronde punten (zogenaamde [[E13.01 - Het gereedschap van de modelspoorder#Tangen|telefoontang]]), en houdt de draad zo dicht mogelijk bij het bolletje (de behuizing) vast. Buig nu, zo dicht mogelijk bij het bolletje, de draad haaks om (zie B, afbeelding E16.02.07-10). Herhaal deze handeling bij de andere diode. Het andere diodepaar behandelt u op dezelfde wijze, maar nu moeten de draden iets verder van de bolletjes af omgebogen worden (zie C, afbeelding E16.02.07-10). De bedoeling is, dat de draden over het eerder gemaakte diodepaar heen vallen (zie D, afbeelding E16.02.07-10). Nu neemt u de 4K7-weerstand en legt deze op de diodes. Daarna draait u de aansluitdraden van de weerstand om de draden van de diodes (zie E, afbeelding E16.02.07-10), en soldeert u het geheel aan elkaar. Voor de duidelijkheid staat de weerstand hier onder de diodes getekend, op foto E16.02.07-09 ziet u de weerstand achter de diodes.
+
<b>Let op!</b> Bij het ene diodepaar moeten de ringen op de [[Woorden - D#Diode|diode]]s beiden "naar links" wijzen en bij het andere diodepaar moeten de ringen op de diodes beiden "naar rechts" wijzen (zie "D" in afbeelding 12). De werkwijze is als volgt:
  
 +
De aansluitdraden van de diodes inkorten tot ongeveer 6 mm lengte en aan elkaar solderen (zie "A" in afbeelding 12). Herhaal deze handeling bij de andere twee diodes. Neem een platbektang met dunne, halfronde punten (zogenaamde [[Het gereedschap van de modelspoorder#Tangen|telefoontang]]) en houd de draad zo dicht mogelijk bij het bolletje (de behuizing) vast. Buig nu, zo dicht mogelijk bij het bolletje, de draad haaks om (zie "B" in afbeelding 12). Herhaal deze handeling bij de andere [[Woorden - D#Diode|diode]]. Het andere diodepaar wordt op dezelfde wijze behandeld, maar nu moeten de draden iets verder van de bolletjes af omgebogen worden (zie "C" in afbeelding 12). De bedoeling is dat de draden over het eerder gemaakte diodepaar heen vallen (zie "D" in afbeelding 12). Nu komt de 4700&Omega; weerstand op de diodes. Daarna worden de aansluitdraden van de weerstand om de draden van de diodes gedraaid (zie "E" in afbeelding 12) en het geheel wordt aan elkaar gesoldeerd. Voor de duidelijkheid staat de [[Elektronica basis#De weerstand|weerstand]] hier onder de diodes getekend, op foto 11 zit de weerstand achter de diodes.
 
=== De werking van het geheel ===
 
=== De werking van het geheel ===
==== De functie van de diodes in de diodeset ====
+
==== De functie van de diodes in de diodeschakeling ====
Bij een diode hebben we te maken met de zogenaamde 'stapspanning'. Dit is het spanningsverschil dat over de diode staat, wanneer deze in geleiding is. De stapspanning is echter afhankelijk van het type diode &eacute;n de hoogte van de stroom die er doorheen vloeit (de stroomsterkte). De stapspanning vari&euml;ert dan ook tussen ongeveer 0,2 V en 0,75 V, afhankelijk van het type diode &eacute;n de stroomsterkte. In de diodeset staan, per tak, twee diodes in serie, waardoor er een voldoende hoge spanning over de diodes ontstaat, om een achterliggende schakeling (zoals bijv. een S88-print) aan te sturen. Daar hier gebruik gemaakt wordt van twee antiparallel geschakelde takken, zal die stapspanning in beide richtingen van de (wissel)stroom over de diodeset aanwezig zijn.
+
Een [[Woorden - D#Diode|diode]] heeft een zogenaamde drempelspanning. Dit is de spanning over een geleidende diode. De [[Woorden - D#Drempelspanning|drempelspanning]] is echter afhankelijk van het type diode en de hoogte van de [[Woorden - E#Elektrische stroom|stroom]] die er doorheen vloeit (de stroomsterkte). De drempelspanning variëert dan ook tussen ongeveer 0,2 en 0,75 volt, afhankelijk van het type diode en de stroomsterkte. In de diodeschakeling staan, per tak, twee diodes in [[Woorden - S#Serieschakeling|serie]], waardoor er een voldoende hoge spanning over de diodes ontstaat om een achterliggende schakeling (zoals bijv. een [[S88, S88N, XpressNet en LocoNet|S88]]-print) aan te sturen. Daar hier gebruik gemaakt wordt van twee antiparallel geschakelde takken, zal die drempelspanning in beide richtingen van de stroom over de diodes aanwezig zijn.
 
+
==== De functie van de weerstand in de diodeschakeling ====
==== De functie van de weerstand in de diodeset ====
+
De [[Elektronica basis#De weerstand|weerstand]] tussen de [[Woorden - D#Diode|diode]]s in de afbeeldingen 11 en 12 is voor het instellen van de gevoeligheid van de PC817. Bij een hogere waarde reageert de PC817 iets eerder en bij een lagere waarde zal deze iets later reageren.<br />
De weerstand tussen de diodes in de afbeeldingen E16.02.07-07 en E16.02.07-10 heeft een dubbele functie.
+
De weerstand zal, omdat hij niet "richtinggevoelig" is, in beide richtingen van de [[Woorden - E#Elektrische stroom|stroom]] zijn werk doen.
* Dient voor het instellen van de gevoeligheid van de PC817. Bij een hogere waarde reageert de PC817 iets eerder, en bij een lagere waarde zal deze iets later reageren.
 
* Geeft een stukje van het digitale signaal (=de digitale informatie) door, dat door de stapspanning die over de beide in serie geschakelde diodes staat 'wegvalt'.
 
 
 
De weerstand zal omdat hij niet 'richtinggevoelig' is, in beide richtingen van de (wissel)stroom zijn werk doen en geeft dan ook in beide richtingen van de wisselstroom het digitale signaal door, en dat 50 keer per seconde (de frequentie van de netspanning is 50 Herz).<br /><font color="Red">Let op! </font color>Bij toepassing van een diodeset voor detectiedoeleinden bij 'Analoog', kan de weerstand vervallen, omdat deze dan geen enkele functie heeft.
 
----
 
 
=== Detectie met schakelrails ===
 
=== Detectie met schakelrails ===
 
 
{{Afbeelding 2 naast elkaar  
 
{{Afbeelding 2 naast elkaar  
 
|Bestand= Schakelrails_Conrad_403614.jpg
 
|Bestand= Schakelrails_Conrad_403614.jpg
 
|Bestand2= Schakelrails_Conrad_244851.jpg
 
|Bestand2= Schakelrails_Conrad_244851.jpg
|Grootte= 275px
+
|Grootte= 195px
|Grootte2= 275px
+
|Grootte2= 325px
|Volgnummer= E16.02.07-11
+
|Volgnummer= 13
|Volgnummer2= E16.02.07-12
+
|Volgnummer2= 14
 
|Omschrijving= Tillig schakelrails
 
|Omschrijving= Tillig schakelrails
 
|Omschrijving2= Roco Geoline schakelrails
 
|Omschrijving2= Roco Geoline schakelrails
 
|Bron= {{Bron conrad}}
 
|Bron= {{Bron conrad}}
 
|Bron2= {{Bron conrad}}
 
|Bron2= {{Bron conrad}}
 +
|Tussenruimte= 10px
 
}}
 
}}
 
 
{{Afbeelding 2 naast elkaar  
 
{{Afbeelding 2 naast elkaar  
 
|Bestand= Schakelrails_Conrad_214585.jpg
 
|Bestand= Schakelrails_Conrad_214585.jpg
Regel 167: Regel 168:
 
|Grootte= 275px  
 
|Grootte= 275px  
 
|Grootte2= 275px  
 
|Grootte2= 275px  
|Volgnummer= E16.02.07-13
+
|Volgnummer= 15
|Volgnummer2= E16.02.07-14
+
|Volgnummer2= 16
 
|Omschrijving= Fleischmann Profirail schakelrails  
 
|Omschrijving= Fleischmann Profirail schakelrails  
|Omschrijving2= M&auml;rklin schakelrails
+
|Omschrijving2= Märklin schakelrails
 
|Bron= {{Bron conrad}}
 
|Bron= {{Bron conrad}}
 
|Bron2= {{Bron conrad}}
 
|Bron2= {{Bron conrad}}
 +
|Tussenruimte= 11px
 
}}
 
}}
Voor het detecteren van naderend materieel kunt u ook gebruik maken van schakelrails. Dit zijn korte stukken rails, waarin een schakelaar gebouwd is, meestal een Reed-contact. U plaatst v&ograve;&ograve;r- en na de overweg een schakelrails in het spoor. Wanneer materieel over de schakelaar rijdt, zal de schakelaar in de schakelrails gesloten worden, en zo een signaal geven aan onze overwegbeveiliging.
+
Voor het detecteren van naderend materieel kan ook schakelrails worden gebruikt. Dit zijn korte stukken rails waarin een schakelaar gebouwd is, meestal een reedschakelaar. Vóór- en na de overweg komt een schakelrails in het spoor. Wanneer materieel over de schakelaar rijdt, zal de schakelaar in de schakelrails gesloten worden en zo een signaal geven aan de overwegbeveiliging.
----
+
=== Detectie met reedcontacten ===
 
 
=== Detectie met Reedcontacten ===
 
 
{{Afbeelding
 
{{Afbeelding
 
|Bestand= Digitaal800px-Reed_switch.jpg
 
|Bestand= Digitaal800px-Reed_switch.jpg
 
|Grootte= 200px
 
|Grootte= 200px
|Volgnummer= E16.02.07-15
+
|Volgnummer= 17
|Omschrijving= Reed-contact
+
|Omschrijving= Reedcontact
|Bron= Andr&eacute; Karwath en [http://nl.wikipedia.org/wiki/Bestand:Reed_switch_(aka).jpg Wikipedia]
+
|Bron= André Karwath en [http://nl.wikipedia.org/wiki/Bestand:Reed_switch_(aka).jpg Wikipedia] [[Bestand:CCimage.jpg|15px|link=http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl]]
 
}}
 
}}
Een Reed-contact is een zogenaamde pulscontact. Dit schakelaartje wordt geactiveerd door een magnetisch veld. Door een Reed-contact tussen de spoorstaven te plaatsen, zal wanneer een loc, trein of treinstel voorbij rijdt, welke voorzien is van een kleine magneet, het Reed-contact kortstondig een pulsje afgeven. Het Reed-contact is een klein schakelaartje in een, met gas gevuld, glazen buisje (zie foto E16.02.07-15 hierboven).  
+
Een reedcontact of reedschakelaar is een zogenaamd pulscontact. Dit schakelaartje wordt geactiveerd door een magnetisch veld. Door een reedcontact tussen de spoorstaven te plaatsen zal, wanneer een loc, trein of treinstel die voorzien is van een magneetje over het reedcontact rijdt, het reedcontact kortstondig een spanningpulsje afgeven. Het contact zit in een met inert gas gevuld glazen buisje (zie foto 17 hierboven). Het beste is om een reedcontact haaks op de spoorstaven te monteren, anders schakelt het reedcontact twee keer achter elkaar.
 
{{Linkssectie begin
 
{{Linkssectie begin
 
|Box= AlleenInfo
 
|Box= AlleenInfo
 
}}
 
}}
 
{{Linkssectie tussenkop
 
{{Linkssectie tussenkop
|Koptekst= Voorzetlenzen voor LED's
+
|Koptekst= Encyclopedie
 +
}}
 +
{{Link intern
 +
|Link= Bedrading aan spoorstaaf solderen
 +
|Linknaam= Bedrading aan spoorstaaf solderen
 +
}}
 +
{{Link intern
 +
|Link= Detectie van goederenwagens/rijtuigen
 +
|Linknaam= Detectie van goederenwagens/rijtuigen
 +
}}
 +
{{Link intern
 +
|Link= Elektronica basis
 +
|Linknaam= Elektronica basis
 +
|ExtraInfo= Meer over relais.
 
}}
 
}}
{{Link conrad}}
+
{{Link intern
{{Link extern
+
|Link= Terugmelding en/of bezetmelding
|Link= http://www.conrad-electronic.nl/tt/?tt=920_0_87491_&r=http%3A%2F%2Fwww2.conrad.nl%2Fgoto.php%3Fartikel%3D187674
+
|Linknaam= Terugmelding
|Omschrijving = Meer over Collimatorlenzen op de website van Conrad
 
 
}}
 
}}
 +
{{Link intern
 +
|Link= Wat is een led
 +
|Linknaam= Wat is een led
 +
}}
 +
{{Linkssectie scheiding}}
 
{{Linkssectie tussenkop
 
{{Linkssectie tussenkop
|Koptekst= Encyclopedie
+
|Koptekst= Externe websites:
 +
}}
 +
{{Link Conrad-Meerkeuze
 +
|Volgnr= 1
 +
|ExtraInfo= Webshop.
 +
}}
 +
{{Link Conrad-Meerkeuze
 +
|Volgnr= 41 <!-- conrad -->
 +
|ExtraInfo= Meer over collimatorlenzen (voorzetlenzen).
 
}}
 
}}
{{Link intern
+
{{Link NL-Wikipedia-Meerkeuze
|Link= E10.05 - Terugmelding
+
|Volgnr= 4
|Linknaam= Informatie over terugmelding
+
|ExtraInfo= Overzicht E-reeksen.
 
}}
 
}}
 
{{Linkssectie einde}}
 
{{Linkssectie einde}}
 
{{Voettekst
 
{{Voettekst
|Vorige= E16.02.06 - Stootjuk met schakelaar
+
|Vorige= Stootjuk met schakelaar
|Volgende= E16.02.08 - Knipperlichtschakelingen
+
|Volgende= Servo-aansturing
}}
+
|VorigeMenu= Elektronica analoog
 +
}} {| width= "100%"
 +
|- valign= "top"
 +
! scope= "row" width="70%" |
 +
| <small>Laatste wijziging: 23 jan 2024 10:38 (CET)</small>
 +
|}
 
[[Categorie: Alles|D]]
 
[[Categorie: Alles|D]]
[[Categorie: Artikel|D]]
+
[[Categorie: Artikel|Detectieschakelingen]]
 +
[[Categorie: Bedrading|D]]
 +
[[Categorie: Bezetmelding/Terugmelding|D]]
 
[[Categorie: Detectie|D]]
 
[[Categorie: Detectie|D]]
 
[[Categorie: Elektronica|D]]
 
[[Categorie: Elektronica|D]]
 +
[[Categorie: Elektronica analoog|D]]
 +
[[Categorie: Led|D]]
 
[[Categorie: Praktijk|D]]
 
[[Categorie: Praktijk|D]]
 +
[[Categorie: S88|D]]
 
[[Categorie: Spoorwegbouw|D]]
 
[[Categorie: Spoorwegbouw|D]]
 
[[Categorie: Scenery|D]]
 
[[Categorie: Scenery|D]]
 
[[Categorie: Technieken|D]]
 
[[Categorie: Technieken|D]]
 
[[Categorie: Fred Eikelboom|D]]
 
[[Categorie: Fred Eikelboom|D]]

Huidige versie van 23 jan 2024 om 11:38

Hoofdpagina  Categorie-index  Index  Menu
Vorige | Volgende

Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Fred Eikelboom


Voor het detecteren van treinen op een modelspoorbaan kan gebruik gemaakt worden van detectieschakelingen, opgebouwd rond lichtgevoelige cellen (optische sensoren), stroomdetectie of sensoren die gevoelig zijn voor magnetisme, zoals het reedcontact en Hall sensoren.

Dit artikel geeft een uitleg over het toepassen van een aantal van die sensoren.

Optische sensoren

Aandachtspunten

Bij het aansturen van de regelelektronica voor een overweg dient rekening te worden gehouden met voldoende afstand van de sensoren tot de overweg. Ook de positie van de sensoren is belangrijk. Er moet rekening worden gehouden met de snelheid van de treinen. Wanneer een optische sensor te dicht bij een overweg wordt geplaatst, bestaat het risico dat op het moment dat een trein passeert de slagbomen nog niet volledig gesloten zijn. Het is dus zaak om ervoor te zorgen dat de optische sensoren zich op dusdanige afstand van de overweg bevinden dat ook met de trein op topsnelheid de slagbomen geheel gesloten zijn, kort voordat de trein de overweg passeert. Ook wanneer de optische sensoren "de verkeerde kant op kijken" zullen de slagbomen te laat gesloten worden.

Theorie en praktijk
Overweg lichtsluis01.gif Overweg lichtsluis02.gif
Afbeelding: 01 Afbeelding: 02
Lichtsluizen foutief opgesteld Lichtsluizen goed opgesteld
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom

Tekening 01 hierboven geeft weer dat de sensoren dwars op de rails "kijken". Pas wanneer de trein die vanaf punt A bij punt B aankomt, zullen de bomen in beweging komen. Hetzelfde geldt wanneer de trein vanaf punt A bij punt C aankomt. Gevolg is dat de trein al op de overweg rijdt terwijl de bomen nog niet volledig gesloten zijn. Er moet dus voor gezorgd worden dat de trein eerder "gezien" wordt. Dat is te doen door de sensoren verder van de overweg te plaatsen en ook door er voor te zorgen dat de sensoren "in de richting van de trein kijken" zoals in tekening 02 aangegeven is. De trein komende vanaf punt A zal nu eerder door het "blikveld" van de sensor bij punt B of C rijden en daardoor zullen de bomen eerder dicht gaan.

Wanneer er naast het getekende spoor nog een ander spoor ligt (niet zijnde een parallelspoor), zou het kunnen dat de treinen op dat andere spoor ook door de sensoren gezien worden. Dan moeten we de hoek en de positie van de sensoren zodanig kiezen, dat die andere trein niet "stoort" op de werking van onze overweg. Willen we echter dat de sensoren beide sporen "in de gaten houden", dan moeten we er voor zorgdragen dat beide sporen goed door de sensoren gezien worden. Dat vereist soms enig experimenteren met de opstelling. Een overweging zou hierbij kunnen zijn, om de reflectie-optische sensoren in de treintafel te verzinken, en deze schuin- of recht naar boven te laten "kijken". Het hangt echter van de situatie op onze baan af, welke opstelling het beste is.

Typen optische sensoren

Er bestaan twee hoofdsoorten: optische sensoren die werken d.m.v. reflectie en optische sensoren die "aangestraald" worden door een led of infrarood-led.

  • Bij de eerste zit in de behuizing van de sensor een ontvanger (een lichtgevoelige diode of transistor) en tevens een "zender" die een zichtbare of onzichtbare (infrarood)lichtbundel uitstraalt. Bij weerkaatsing van de lichtbundel zal de sensor actief worden. Er zijn echter ook sensoren die bij het wegvallen van de weerkaatsing actief worden. En ook bestaan er sensoren waarbij dit gedrag ingesteld kan worden, zodat gekozen kan worden tussen "actief", of "niet actief" bij weerkaatsing van de lichtbundel;
  • De tweede soort heeft een aparte ontvanger (een lichtgevoelige diode of -transistor in de sensor) en een zender (een led, of een infrarood-led, die licht uitstraalt). De zender en de ontvanger bevinden zich op enige afstand van elkaar. Wanneer nu een loc of een trein tussen de zender en de ontvanger komt, zal de sensor actief worden.

Detectie d.m.v lichtsluis met IC

Voor signalering van naderende treinen bij overwegen, kan een lichtsluis gebouwd worden en de lichtsluis kan met een S88-bezetmeldprint worden verbonden. Hierboven werden lichtsluizen toegepast voor het bewaken van een overweg. Een ander voorbeeld van toepassing van een lichtsluis is het in de gaten houden bij meerdere sporen, zoals bijv. parallel lopende sporen in een schaduwstation, samen met het programma "Koploper" en één lichtsluis de treinenloop.

Een ideaal IC voor het maken van een lichtsluis is de IS471F, deze is verkrijgbaar met rechte aansluitdraden (IS471FE) of met gebogen aansluitdraden (IS471FS). Het IC maakt gebruik van een gemoduleerd signaal en is daardoor vrijwel ongevoelig voor omgevingslicht. Tevens is het IC voorzien van een interne spanningsregelaar, waardoor een zeer betrouwbare werking gegarandeerd is.

IS471F-01.gif IS471F-02.gif
Afbeelding: 03 Afbeelding: 04
Testschema van de fabrikant Zelfbouw lichtsluis
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom

Op de tekening in afbeelding 03 staat het originele schema van Sharp. Hierin is R1 de belasting. Dit kan bijvoorbeeld een relais zijn. De minimale waarde voor R1 is 280Ω. Dit i.v.m. de maximale stroom die via pen 2 mag lopen. Als op bijv. de pennen 1 en 2 een relais aangesloten wordt dan mag dit relais dus geen kleinere spoelweerstand hebben dan 280Ω.

Toepassing van een relais

Om nu veel meer vrijheid te hebben bij het kiezen van een relais kan schakeltransistor T1 (zie afbeelding 04) gebruikt worden. De basis van transistor T1 wordt via een weerstand van minimaal 82k verbonden met pin 2. De emitter van T1 komt aan pin 1 (de massa) en op de collector van T1 komt het relais. De andere zijde van het relais komt aan pin 1 (de plus). Zolang nu de stroom door het relais niet hoger wordt dan 95 ma, is hier vrijwel elk type relais toe te passen, rekening houdend met de spoelspanning van het relais en de hoogte van de voedingsspanning. Voor een 5 V relais bij een 12 V voedingsspanning moet in serie met het relais een serieweerstand opgenomen worden.

De waarde van de serieweerstand wordt als volgt berekend: stel; de relaisspanning is 12 volt, de stroom door het relais is 60 ma (0,06 A) en de voedingsspanning is 16 volt. Over T1 valt 0,7 volt. Blijft over een spanningsverschil van (16 - 12) - 0,7 = 3,3 V. Uit de wet van ohm volgt dan de waarde met de formule R = U / I, oftewel R = 3,3 / 0,06 = 55Ω. Standaardwaarde volgens de E-reeks is 56Ω, dus die waarde wordt gebruikt. Bij een spoelspanning van 5 volt en een voedingsspanning van 12 volt is dat (12 - 5) - 0,7 = 6,3 V. R = 6,3 / 0,06 = 105Ω. De eerstvolgende waarde in de E-reeks is 120Ω. Dus deze waarde wordt hier toegepast, of, met de multimeter uit een aantal 100Ω weerstanden, een exemplaar selecteren, dat minimaal 105Ω is).

Let-op.jpg
  LET OP
Vergeet niet om diode D2 te monteren. Deze dient om de transistor te beschermen tegen de hoge inductiespanningen, die optreden bij het afvallen (wegvallen) van het relais.
Collimatorlenzen Conrad 187674.jpg
Afbeelding: 05
Collimatorlenzen voor het beter bundelen van de lichtbundel van leds
Bron: www.Conrad.nl

De reikwijdte

Met de infrarood-led SFH409 (15 milliwatt) is een afstand van ongeveer 30 cm te overbruggen. Met de infrarood-led LD274-1 (50 milliwatt) is deze afstand aanmerkelijk groter, daar de LD274-1 meer licht uitstraalt en een veel smallere bundel licht afgeeft. Volgens diverse berichten op internet is de maximale afstand tussen de infrarood-led (LD274-1) en de IS471F een meter of 11 (in de testopstelling werd een afstand van 80 cm moeiteloos overbrugd). Voor het geval dat met de infrarood-led LD274-1 niet voldoende afstand is te overbruggen, kan de infrarood-led LD274-3 (85 milliwatt) worden gebruikt. Deze geeft een nog sterkere lichtbundel af. Maar voor de meeste toepassingen in "modelspoor-land" zal de reikwijdte wel voldoen. Mocht dat toch niet zo zijn, dan zijn er speciale voorzetlenzen, zogenaamde collimatorlenzen (zie foto 05), te koop waarmee de lichtbundel van de infraroodled nog beter gebundeld kan worden (zie ook hieronder bij "Meer informatie").

De werking van de schakeling

Wanneer de lichtbundel tussen de infraroodled (SFH409) en het IC onderbroken wordt, zal het relais aantrekken. Hiermee kan een spanning worden doorgegeven (via een relaiscontact) naar bijv. een S88-bezetmeldprint, een motor, of wat dan ook. Het relais zou weggelaten kunnen worden en de collector van de transistor kan rechtstreeks op een andere schakeling worden aangesloten, maar of dat goed gaat is niet altijd zeker, daarom is het beter een relais toe te passen, dan worden de diverse spanningen goed gescheiden.

Het IC

Op één van de brede zijden van het IC bevindt zich een klein bobbeltje. Vlak onder dit bobbeltje bevindt zich het lichtgevoelige gedeelte van het IC. De IS471F stuurt de SFH409 aan met een gemoduleerd signaal. Hierdoor is de schakeling niet- of nauwelijks gevoelig voor sterk omgevingslicht. Dit waarborgt een storingvrije en betrouwbare werking. Het IC werkt binnen een ruim voedingsspanningsbereik; namelijk van 4,5 tot 16 volt. Het IC kan dus vrij vaak op een bestaande (lees: reeds aanwezige) voedingsspanning worden aangesloten. Een serieweerstand voor de IR led zit al in het IC.

Ontstoring

C1 en C2 dienen om eventuele stoorpulsen te onderdrukken. Deze stoorpulsen kunnen er voor zorgen dat het IC begint te klapperen, of onbetrouwbaar werkt. Deze ontstoorcondensatoren dienen dan ook altijd aanwezig te zijn in de schakeling. Voor C1 kan eventueel een 0,47 μF/35 volt tantalium-elco worden gebruikt. Deze neemt veel minder ruimte in beslag en ontstoort stukken beter dan een gewone elektrolytische condensator (=elco).

Lichtsluis opstelling-01.gif Lichtsluis opstelling-02.gif
Afbeelding: 06 Afbeelding: 07
Opstelling voor grote rijkwijdte. Opstelling (met spiegel) voor kleinere rijkwijdte.
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom

Opstelling

De lichtsluis kan op twee manieren opgesteld worden: gescheiden, bijv. aan weerszijden van het spoor voor grotere afstanden (zie afbeelding 06), of voor kleine afstanden de infraroodled naast het IC en het licht van de infraroodled met behulp van een spiegel reflecteren (zie afbeelding 07). In het laatste geval dient het IC aan de zijde waar de infraroodled zich bevindt, afgeschermd worden, zodat het IC geen direct licht opvangt van de led. Het beste kan dan een kapje worden gemaakt van niet-lichtdoorlatend materiaal, dat alleen aan de voorzijde open is, met daarin een tussenschotje.

Detectie m.b.v. bezetmelders

Overwegdetector02a.gif
Afbeelding: 08
Detectie d.m.v. meldsecties
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom

In de plaats van lichtsluizen is ook gebruik te maken van detectie m.b.v. meldsecties. Door het isoleren van een stuk rails en daar een detectieschakeling op aan te sluiten en door S88-bezetmelders toe te passen die werken op het principe van stroomdetectie, zoals de zelfbouwdetector (zie tekening 09 en de foto's 10 en 11).

DHZ Detectorschema01.gif Detector01.gif Detector02.gif
Afbeelding: 09 Afbeelding: 10 Afbeelding: 11
Het schema van de zelfbouwdetector Eén condensator is geplaatst aan de onderzijde van het printje Het prototype van de zelfbouwdetector
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom Foto gemaakt door: Fred Eikelboom Foto gemaakt door: Fred Eikelboom

Die detectieschakeling kan dan weer via een relais de overwegbeveiliging aansturen. Let op! De lengte van het spoor tussen de punten A en B dient altijd groter te zijn dan de langste trein. Ook dient er in de laatste wagen c.q. het laatste rijtuig een stroomgebruiker aanwezig te zijn. Die stroomgebruiker kan bestaan uit een led of simpel een weerstand van 10k. Ook kan, in plaats van een weerstand, gebruik worden gemaakt van weerstandslak, aan te brengen op de plaats waar de isolatiering in het wiel zit. Door de weerstandlak contact te laten maken met het wiel en de as heeft dit hetzelfde effect als een weerstand. Wel is het zaak om met een multimeter te controleren of de weerstandswaarde tussen de as en het wiel de juiste minimale waarde heeft. Is de waarde te laag, dan stroomt er "kostbare" stroom nodeloos weg.

Het verdient overigens aanbeveling om altijd twee wagens (of rijtuigen) achter aan de trein te laten meerijden die voorzien zijn van een stroomgebruiker. Dit omdat een loc vrij zwaar is en daarom goed contact maakt met de spoorstaven, maar het getrokken materieel een stuk lichter is. Daardoor bestaat de kans dat er bij gebruik van maar één voertuig een korte onderbreking in het stroomverbruik is. Dit zou dan weer ongewenste effecten kunnen hebben, zoals bijv. het voortijdige openen van overwegbomen.

De beide condensatoren van 10 nF/50 volt in afbeelding 09, dienen voor het onderdrukken van stoorpulsen. Die stoorpulsen kunnen afkomstig zijn uit het lichtnet en/of veroorzaakt worden door bijv. het (uit)schakelen van wisselspoelen e.d. diode D1 in afbeelding 08 is een zogenaamde "blusdiode". Het doel van deze diode is om de tegen-EMK-puls te onderdrukken die ontstaat bij het uitschakelen van de stroom door de relaisspoel. Door deze tegen-EMK-puls onstaat een zeer hoge spanning waardoor de transistor defect raakt. Daarom moet in gelijkspanningsschakelingen altijd een blusdiode worden toegepast bij relais die verbonden zijn met een transistor, of een andere elektronische halfgeleidercomponent. Let op! De kathode (ring) van de blusdiode moet altijd aan de +zijde van het relais komen (diode in sperrichting).

De transistor in afbeelding 08 is een BC547C. De weerstand heeft hier een waarde van 22k. Dit is een richtwaarde. De waarde hangt namelijk mede af van de gevoeligheid van de detectorschakeling en de gevoeligheid van het toegepaste relais. Er zijn altijd verschillen tussen de diverse typen relais. Het ene 12 V relais trekt bijv. bij 9,2 volt aan en een ander type trekt bijv. bij 8,9 volt aan. Om veel soldeer- en testwerk te besparen, kan in plaats van de 22k weerstand, een serieschakeling worden toegepast van een 2200Ω weerstand en een 25K instelpotentiometer. Dan is de schakeling heel snel op de juiste gevoeligheid in te stellen.

Zelfbouw diodeschakeling

Normaliter gaan de draden van de diodeschakeling door de gaatjes in de print en moet op tien plaatsen aan de (stroken)print gesoldeerd worden. Daar het de voorkeur verdient om zo weinig mogelijk aan gaatjesprint/strokenprint te solderen (omdat de kans aanwezig is dat tijdens het solderen per ongeluk sluiting tussen printsporen ontstaat), is de bijgaande oplossing bedacht. Doordat er door deze constructiemethode nog maar twee draden zijn, is er aan de onderzijde van de strokenprint een stuk minder te solderen.

Diodeset maken.gif
Afbeelding: 12
Het maken van de zelfbouw diodeschakeling
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom

Let op! Bij het ene diodepaar moeten de ringen op de diodes beiden "naar links" wijzen en bij het andere diodepaar moeten de ringen op de diodes beiden "naar rechts" wijzen (zie "D" in afbeelding 12). De werkwijze is als volgt:

De aansluitdraden van de diodes inkorten tot ongeveer 6 mm lengte en aan elkaar solderen (zie "A" in afbeelding 12). Herhaal deze handeling bij de andere twee diodes. Neem een platbektang met dunne, halfronde punten (zogenaamde telefoontang) en houd de draad zo dicht mogelijk bij het bolletje (de behuizing) vast. Buig nu, zo dicht mogelijk bij het bolletje, de draad haaks om (zie "B" in afbeelding 12). Herhaal deze handeling bij de andere diode. Het andere diodepaar wordt op dezelfde wijze behandeld, maar nu moeten de draden iets verder van de bolletjes af omgebogen worden (zie "C" in afbeelding 12). De bedoeling is dat de draden over het eerder gemaakte diodepaar heen vallen (zie "D" in afbeelding 12). Nu komt de 4700Ω weerstand op de diodes. Daarna worden de aansluitdraden van de weerstand om de draden van de diodes gedraaid (zie "E" in afbeelding 12) en het geheel wordt aan elkaar gesoldeerd. Voor de duidelijkheid staat de weerstand hier onder de diodes getekend, op foto 11 zit de weerstand achter de diodes.

De werking van het geheel

De functie van de diodes in de diodeschakeling

Een diode heeft een zogenaamde drempelspanning. Dit is de spanning over een geleidende diode. De drempelspanning is echter afhankelijk van het type diode en de hoogte van de stroom die er doorheen vloeit (de stroomsterkte). De drempelspanning variëert dan ook tussen ongeveer 0,2 en 0,75 volt, afhankelijk van het type diode en de stroomsterkte. In de diodeschakeling staan, per tak, twee diodes in serie, waardoor er een voldoende hoge spanning over de diodes ontstaat om een achterliggende schakeling (zoals bijv. een S88-print) aan te sturen. Daar hier gebruik gemaakt wordt van twee antiparallel geschakelde takken, zal die drempelspanning in beide richtingen van de stroom over de diodes aanwezig zijn.

De functie van de weerstand in de diodeschakeling

De weerstand tussen de diodes in de afbeeldingen 11 en 12 is voor het instellen van de gevoeligheid van de PC817. Bij een hogere waarde reageert de PC817 iets eerder en bij een lagere waarde zal deze iets later reageren.
De weerstand zal, omdat hij niet "richtinggevoelig" is, in beide richtingen van de stroom zijn werk doen.

Detectie met schakelrails

Schakelrails Conrad 403614.jpg Schakelrails Conrad 244851.jpg
Afbeelding: 13 Afbeelding: 14
Tillig schakelrails Roco Geoline schakelrails
Bron: Conrad.nl Bron: Conrad.nl
Schakelrails Conrad 214585.jpg Schakelrails Conrad 213913.jpg
Afbeelding: 15 Afbeelding: 16
Fleischmann Profirail schakelrails Märklin schakelrails
Bron: Conrad.nl Bron: Conrad.nl

Voor het detecteren van naderend materieel kan ook schakelrails worden gebruikt. Dit zijn korte stukken rails waarin een schakelaar gebouwd is, meestal een reedschakelaar. Vóór- en na de overweg komt een schakelrails in het spoor. Wanneer materieel over de schakelaar rijdt, zal de schakelaar in de schakelrails gesloten worden en zo een signaal geven aan de overwegbeveiliging.

Detectie met reedcontacten

Digitaal800px-Reed switch.jpg
Afbeelding: 17
Reedcontact
Bron: André Karwath en Wikipedia CCimage.jpg

Een reedcontact of reedschakelaar is een zogenaamd pulscontact. Dit schakelaartje wordt geactiveerd door een magnetisch veld. Door een reedcontact tussen de spoorstaven te plaatsen zal, wanneer een loc, trein of treinstel die voorzien is van een magneetje over het reedcontact rijdt, het reedcontact kortstondig een spanningpulsje afgeven. Het contact zit in een met inert gas gevuld glazen buisje (zie foto 17 hierboven). Het beste is om een reedcontact haaks op de spoorstaven te monteren, anders schakelt het reedcontact twee keer achter elkaar.


Meer informatie

Encyclopedie
Meer over relais.
Externe websites:
Webshop.
Meer over collimatorlenzen (voorzetlenzen).
Overzicht E-reeksen.



Hoofdpagina  Categorie-index  Index  Menu
Vorige | Volgende
Contact met de redactie: Contact met de redactie 

Laatste wijziging: 23 jan 2024 10:38 (CET)