Persoonlijke instellingen

Diodeschakeling: verschil tussen versies

Uit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken
k
k
Regel 4: Regel 4:
 
|VorigeMenu= Elektronica digitaal
 
|VorigeMenu= Elektronica digitaal
 
|Auteur= Ronald Koerts
 
|Auteur= Ronald Koerts
 +
|Bewerking= Fred Eikelboom
 
}}
 
}}
 
=== Inleiding ===
 
=== Inleiding ===
Regel 9: Regel 10:
  
  
=== Wanneer de diodeschakeling gebruiken? ===
+
=== Wanneer moet u de diodeschakeling gebruiken? ===
Deze schakeling moet u toepassen wanneer u digitaal rijdt en bezetmelders gebruikt op basis van stroomdetectie, voor de terugmelding aan de centrale en/of computer. Daarnaast zijn er 'ongedetecteerde stukken' in uw modelbaan.
+
Deze schakeling moet u toepassen wanneer u digitaal rijdt en bezetmelders gebruikt op basis van stroomdetectie, voor de terugmelding aan de centrale en/of computer. Daarnaast zijn er 'ongedetecteerde stukken' in uw modelbaan. Bij massadetectie (zoals bij Drierail toegepast wordt) is de diodeschakeling niet nodig.
  
  
Regel 18: Regel 19:
  
 
=== Waarom worden ongedetecteerde stukken (ongedetecteerde secties) gebruikt? ===
 
=== Waarom worden ongedetecteerde stukken (ongedetecteerde secties) gebruikt? ===
Een bezetmelder kost geld, of u deze nu zelf bouwt of kant-en-klaar gebouwd koopt. Er kunnen maar een beperkt aantal railstukken op een bezetmelder worden aangesloten, maximaal acht of 16 railstukken. Hoe meer railstukken u heeft, hoe meer bezetmelders u nodig heeft, dus hoe duurder uw modelbaan wordt. Sommige treinbesturingssoftware heeft de mogelijkheid om ook goed te werken als niet alle railstukken van de modeltreinbaan (denk bijvoorbeeld aan wisselstraten) op een bezetmelder aangesloten zijn. Dat bespaart kostbare aansluitingen op een bezetmelder. Maar dan moet u wel de diodeschakeling gebruiken om detectieproblemen te voorkomen. Er mag namelijk geen verschil in spanning aanwezig zijn, tussen de gedetecteerde en de ongedetecteerd secties.
+
Een bezetmelder kost geld, of u deze nu zelf bouwt of kant-en-klaar gebouwd koopt. Er kunnen maar een beperkt aantal railstukken op een bezetmelder worden aangesloten, maximaal acht of 16 railstukken. Hoe meer railstukken u heeft, hoe meer bezetmelders u nodig heeft, dus hoe duurder uw modelbaan wordt. Diverse treinbesturingsprogramma's (computersoftware) hebben de mogelijkheid om ook goed te werken wanneer niet alle railstukken van de modeltreinbaan (denk bijvoorbeeld aan wisselstraten en niet gedetecteerde secties) op een bezetmelder aangesloten zijn. Dat bespaart kostbare aansluitingen op een bezetmelder. Maar dan moet u wel de diodeschakeling gebruiken om detectieproblemen te voorkomen. Er mag namelijk geen verschil in spanning aanwezig zijn, tussen de gedetecteerde- en de ongedetecteerd secties. Om nu te zorgen dat er geen spanningsverschil is tussen de gedetecteerde- en de ongedetecteerde secties, gebruiken we een aantal antiparallel geschakelde diodes (zie afbeelding 01). Hierover treed een spanningsverschil op van ongeveer 1,4 volt, evenveel als over de diodes in de detectieschakeling. 
  
  
 
=== Het schema ===
 
=== Het schema ===
De diodeschakeling is vrij gemakkelijk na te bouwen. Het enige wat u nodig heeft, zijn een aantal diodes (1N5408 of BYV28-200), een weerstand van 4k7 (4700 Ω) en een stukje experimenteerprintplaat. De meeste bezetmelders hebben een spanningsval (drempelspanning over de diodes in doorlaatrichting) van 1,4 Volt. Daardoor staat op een baanstuk dat niet is aangesloten op een bezetmelder, een hogere spanning ten opzichte van de aansluitende ongedetecteerde sectie. Dit verschil kun u met twee diodes (die in serie staan) vereffenen. Doordat 'digitale spanning' een soort blokspanning is, waarvan de polariteit wisselt, dient u twee maal twee diodes (antiparallel geschakeld) te gebruiken (zie: afbeelding 01). De weerstand is optioneel. Hiermee wordt de 'gevoeligheid' van de detectie ingesteld. Hoe lager de weerstandswaarde, hoe minder gevoelig de schakeling werkt. Het advies is dan ook, om deze er tussen te zetten.
+
De diodeschakeling is vrij gemakkelijk na te bouwen. Het enige wat u nodig heeft, zijn een aantal diodes (1N5408 of BYV28-200), een weerstand van 4k7 (4700 Ω) 1/2 watt en een stukje experimenteerprintplaat (zie afbeelding 04). De meeste bezetmelders hebben een spanningsval (drempelspanning over de diodes in doorlaatrichting) van 1,4 Volt. Daardoor staat op een baanstuk dat niet is aangesloten op een bezetmelder, een hogere spanning ten opzichte van de aansluitende ongedetecteerde sectie. Dit spanningsverschil kun u met twee diodes (die in serie staan) vereffenen. Doordat 'digitale spanning' een soort blokspanning is, waarvan de polariteit wisselt, dient u twee maal twee diodes (antiparallel geschakeld) te gebruiken (zie: afbeelding 01). De weerstand is optioneel. Hiermee wordt de 'gevoeligheid' van de detectie ingesteld. Hoe lager de weerstandswaarde, hoe minder gevoelig de schakeling werkt. Het advies is dan ook, om deze er tussen te zetten.
 
{{Afbeelding
 
{{Afbeelding
 
|Bestand= E10.05.01-01.jpg
 
|Bestand= E10.05.01-01.jpg
Regel 34: Regel 35:
  
 
==== Meerdere ongedetecteerde baanstukken op één diodeschakeling ====
 
==== Meerdere ongedetecteerde baanstukken op één diodeschakeling ====
U kunt natuurlijk voor ieder ongedetecteerd baanstuk een diodeschakeling bouwen en plaatsen, maar dat is niet meteen nodig. Met één diodeschakeling bij de centrale of de versterker c.q. booster en een extra draad bij de centrale voedingsleiding (CVL of ringleiding) kunt u alle ongedetecteerde baanstukken (secties) voeden. Dan ziet het geheel er uit als in het onderstaande schema. Houdt dan wel rekening met de totaal afgenomen stroom, zoals hieronder beschreven is.
+
U kunt natuurlijk voor ieder ongedetecteerd baanstuk een diodeschakeling bouwen en plaatsen, maar dat is niet meteen nodig. Met één diodeschakeling bij de centrale of de versterker c.q. booster en een extra draad bij de centrale voedingsleiding (CVL of ringleiding) kunt u alle ongedetecteerde baanstukken (secties) voeden. Dan ziet het geheel er uit als in het onderstaande schema. Houdt dan wel rekening met de totaal afgenomen stroom welke door de diodeschakeling kan gaan lopen, zoals hieronder beschreven is.
 
{{Afbeelding
 
{{Afbeelding
 
|Bestand= E10.05.01-02.jpg
 
|Bestand= E10.05.01-02.jpg
Regel 45: Regel 46:
  
 
De diodeschakeling in tekening 01 is geschikt voor meerdere ongedetecteerde secties (baanstukken) die gelijktijdig bereden worden. U moet echter wel rekening houden met het totaal van de stroomsterkte, van het aantal ongedetecteerde secties wat gelijktijdig bereden kan worden. Wanneer de stroomsterkte te hoog wordt voor &eacute;&eacute;n diodeschakeling, moet u meerdere diodeschakeling gebruiken, en daar de overige ongedetecteerde secties op aansluiten, enz.<br />
 
De diodeschakeling in tekening 01 is geschikt voor meerdere ongedetecteerde secties (baanstukken) die gelijktijdig bereden worden. U moet echter wel rekening houden met het totaal van de stroomsterkte, van het aantal ongedetecteerde secties wat gelijktijdig bereden kan worden. Wanneer de stroomsterkte te hoog wordt voor &eacute;&eacute;n diodeschakeling, moet u meerdere diodeschakeling gebruiken, en daar de overige ongedetecteerde secties op aansluiten, enz.<br />
De diodes moeten geschikt voor minimaal drie Amp&egrave;re). De 1N5408 kan max. drie Amp&egrave;re aan, de BYV28-200 kan 3,5 Amp&egrave;re aan). Nog beter is het toepassen van een kant-en-klare gelijkrichtbrug, die geschikt is voor meer Amp&egrave;res, bijv. het type B40C5000 (zie: afbeelding 03). Deze zijn verkrijgbaar bij de elektronicawinkel. Door het doorverbinden van de plus en de min van de bruggelijkrichter onstaat hetzelfde schema als wat u in afbeelding 01 ziet.
+
De diodes moeten geschikt voor minimaal drie amp&egrave;re). De 1N5408 kan max. drie amp&egrave;re aan, de BYV28-200 kan 3,5 amp&egrave;re aan). Nog beter is het toepassen van een kant-en-klare gelijkrichtbrug, die geschikt is voor meer amp&egrave;res, bijv. het type B40C5000 (zie: afbeelding 03). Deze zijn verkrijgbaar bij de elektronicawinkel. Door het doorverbinden van de plus en de min van de bruggelijkrichter onstaat hetzelfde schema als wat u in afbeelding 01 ziet.
 
{{Afbeelding 2 naast elkaar
 
{{Afbeelding 2 naast elkaar
|Bestand= Brugceltruuk.gif
+
|Bestand= Brugceltruuk01.gif
|Bestand2= Ringdiodes.gif
+
|Bestand2= Diodeschakeling02.gif
 
|Grootte= 300px
 
|Grootte= 300px
 
|Grootte= 300px
 
|Grootte= 300px
Regel 54: Regel 55:
 
|Volgnummer2= 04
 
|Volgnummer2= 04
 
|Omschrijving= Doorverbinden van de bruggelijkrichter
 
|Omschrijving= Doorverbinden van de bruggelijkrichter
|Omschrijving2= Aansluiten van de bruggelijkrichter
+
|Omschrijving2= Diodeschakeling op stukje strokenprint
 
|Maker= Fred Eikelboom
 
|Maker= Fred Eikelboom
 
|Maker2= Fred Eikelboom
 
|Maker2= Fred Eikelboom
 
|Type= Tekening
 
|Type= Tekening
 
|Type2= Tekening
 
|Type2= Tekening
 +
|Tussenruimte= 15px
 
}}
 
}}
  
  
De aansluiting van de bruggelijkrichter op de centrale en de ongedetecteerde stukken doen we zoals in tekening 04 aangegeven is.<br />
+
De schakeling uit afbeelding 01 kunt u heel gemakkelijk op een stukje strokenprint opbouwen (zie afbeelding 04). Vergeet daarbij de onderbreking niet in de middelste printbaan.
(DS betekent Diodeschakeling).
+
 
 +
{{Afbeelding
 +
|Bestand= Diodeschakeling03.gif
 +
|Grootte= normaal
 +
|Volgnummer= 05
 +
|Omschrijving= Aansluiten van de diodeschakeling
 +
|Maker= Fred Eikelboom
 +
|Type= Tekening}}
 +
 
 +
De aansluiting van de diodeschakeling op de centrale (of versterker) en de CVL (ringleiding) naar de ongedetecteerde secties doet u zoals in tekening 05 aangegeven is. Omdat de diodeschakeling symmetrisch van opbouw is (zie afbeelding 01), maakt het niet uit hoe u deze aansluit.
 +
 
  
 
{{Linkssectie begin
 
{{Linkssectie begin
Regel 119: Regel 131:
 
[[Categorie: Technieken|D]]
 
[[Categorie: Technieken|D]]
 
[[Categorie: Ronald Koerts|D]]
 
[[Categorie: Ronald Koerts|D]]
 +
[[Categorie: Fred Eikelboom|D]]

Versie van 28 dec 2013 om 15:53

Hoofdpagina  Categorie-index  Index  Menu
Vorige | Volgende

Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Ronald Koerts - Bewerkt door Fred Eikelboom


Inleiding

Deze schakeling staat genoemd in veel handleidingen van bezetmelders. De diodeschakeling is een hulpschakelingen om problemen met bezetmelding op basis van stroomdetectie te voorkomen. De schakeling zorgt ervoor dat de spanning van gedetecteerde stukken en niet gedetecteerde stukken gelijk gemaakt wordt.


Wanneer moet u de diodeschakeling gebruiken?

Deze schakeling moet u toepassen wanneer u digitaal rijdt en bezetmelders gebruikt op basis van stroomdetectie, voor de terugmelding aan de centrale en/of computer. Daarnaast zijn er 'ongedetecteerde stukken' in uw modelbaan. Bij massadetectie (zoals bij Drierail toegepast wordt) is de diodeschakeling niet nodig.


Wat zijn ongedetecteerde stukken?

Dit zijn stukken rails in de modelbaan die niet zijn aangesloten op een bezetmelder. Deze zijn dus rechtstreeks met de centrale verbonden.


Waarom worden ongedetecteerde stukken (ongedetecteerde secties) gebruikt?

Een bezetmelder kost geld, of u deze nu zelf bouwt of kant-en-klaar gebouwd koopt. Er kunnen maar een beperkt aantal railstukken op een bezetmelder worden aangesloten, maximaal acht of 16 railstukken. Hoe meer railstukken u heeft, hoe meer bezetmelders u nodig heeft, dus hoe duurder uw modelbaan wordt. Diverse treinbesturingsprogramma's (computersoftware) hebben de mogelijkheid om ook goed te werken wanneer niet alle railstukken van de modeltreinbaan (denk bijvoorbeeld aan wisselstraten en niet gedetecteerde secties) op een bezetmelder aangesloten zijn. Dat bespaart kostbare aansluitingen op een bezetmelder. Maar dan moet u wel de diodeschakeling gebruiken om detectieproblemen te voorkomen. Er mag namelijk geen verschil in spanning aanwezig zijn, tussen de gedetecteerde- en de ongedetecteerd secties. Om nu te zorgen dat er geen spanningsverschil is tussen de gedetecteerde- en de ongedetecteerde secties, gebruiken we een aantal antiparallel geschakelde diodes (zie afbeelding 01). Hierover treed een spanningsverschil op van ongeveer 1,4 volt, evenveel als over de diodes in de detectieschakeling.


Het schema

De diodeschakeling is vrij gemakkelijk na te bouwen. Het enige wat u nodig heeft, zijn een aantal diodes (1N5408 of BYV28-200), een weerstand van 4k7 (4700 Ω) 1/2 watt en een stukje experimenteerprintplaat (zie afbeelding 04). De meeste bezetmelders hebben een spanningsval (drempelspanning over de diodes in doorlaatrichting) van 1,4 Volt. Daardoor staat op een baanstuk dat niet is aangesloten op een bezetmelder, een hogere spanning ten opzichte van de aansluitende ongedetecteerde sectie. Dit spanningsverschil kun u met twee diodes (die in serie staan) vereffenen. Doordat 'digitale spanning' een soort blokspanning is, waarvan de polariteit wisselt, dient u twee maal twee diodes (antiparallel geschakeld) te gebruiken (zie: afbeelding 01). De weerstand is optioneel. Hiermee wordt de 'gevoeligheid' van de detectie ingesteld. Hoe lager de weerstandswaarde, hoe minder gevoelig de schakeling werkt. Het advies is dan ook, om deze er tussen te zetten.

E10.05.01-01.jpg
Afbeelding: 01
Schema diodeschakeling
Schema gemaakt door: Ronald Koerts


Meerdere ongedetecteerde baanstukken op één diodeschakeling

U kunt natuurlijk voor ieder ongedetecteerd baanstuk een diodeschakeling bouwen en plaatsen, maar dat is niet meteen nodig. Met één diodeschakeling bij de centrale of de versterker c.q. booster en een extra draad bij de centrale voedingsleiding (CVL of ringleiding) kunt u alle ongedetecteerde baanstukken (secties) voeden. Dan ziet het geheel er uit als in het onderstaande schema. Houdt dan wel rekening met de totaal afgenomen stroom welke door de diodeschakeling kan gaan lopen, zoals hieronder beschreven is.

E10.05.01-02.jpg
Afbeelding: 02
Schema diodeschakeling, inclusief bezetmelders en rails
Schema gemaakt door: Ronald Koerts


De diodeschakeling in tekening 01 is geschikt voor meerdere ongedetecteerde secties (baanstukken) die gelijktijdig bereden worden. U moet echter wel rekening houden met het totaal van de stroomsterkte, van het aantal ongedetecteerde secties wat gelijktijdig bereden kan worden. Wanneer de stroomsterkte te hoog wordt voor één diodeschakeling, moet u meerdere diodeschakeling gebruiken, en daar de overige ongedetecteerde secties op aansluiten, enz.
De diodes moeten geschikt voor minimaal drie ampère). De 1N5408 kan max. drie ampère aan, de BYV28-200 kan 3,5 ampère aan). Nog beter is het toepassen van een kant-en-klare gelijkrichtbrug, die geschikt is voor meer ampères, bijv. het type B40C5000 (zie: afbeelding 03). Deze zijn verkrijgbaar bij de elektronicawinkel. Door het doorverbinden van de plus en de min van de bruggelijkrichter onstaat hetzelfde schema als wat u in afbeelding 01 ziet.

Brugceltruuk01.gif Diodeschakeling02.gif
Afbeelding: 03 Afbeelding: 04
Doorverbinden van de bruggelijkrichter Diodeschakeling op stukje strokenprint
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom


De schakeling uit afbeelding 01 kunt u heel gemakkelijk op een stukje strokenprint opbouwen (zie afbeelding 04). Vergeet daarbij de onderbreking niet in de middelste printbaan.


normaal
Afbeelding: 05
Aansluiten van de diodeschakeling
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom


De aansluiting van de diodeschakeling op de centrale (of versterker) en de CVL (ringleiding) naar de ongedetecteerde secties doet u zoals in tekening 05 aangegeven is. Omdat de diodeschakeling symmetrisch van opbouw is (zie afbeelding 01), maakt het niet uit hoe u deze aansluit.



Meer informatie

Encyclopedie
Sjabloon:Link externSjabloon:Link extern
Externe websites:




Hoofdpagina  Categorie-index  Index  Menu
Vorige | Volgende
Contact met de redactie: Contact met de redactie