Persoonlijke instellingen

Aansluiten duoleds op een seindecoder

Uit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken
Hoofdpagina  Categorie-index  Index  Menu
Vorige | Volgende

Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Fred Eikelboom


De duoled (tweekleuren-led) is prima geschikt om een sein mee te maken. Met één duoled kan bij toepassing van bijv. een DR425 seindecoder een sein met daarin maar één component gemaakt worden. Normaliter zouden twee of drie losse leds gebruikt moeten worden voor hetzelfde effect. Dit artikel beschrijft hoe een duoled aan te sluiten op een seindecoder.

In tekening 01 zijn de schema's weergegeven voor de "common anode"- (links) en de "common kathode" (rechts) versies. Omdat de gele draad, die normaliter het gele licht aanstuurt, hier niet aangesloten kan worden, is er alleen een keuze uit rood of groen licht.

Seindecoder-DR425-01.PNG Seinbeeld CK-01.GIF
Afbeelding: 01 Afbeelding: 02
De schema's voor "common anode"- en
"common kathode" aansturing
Het seinbeeld bij de verschillende aansturingen
 
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom Schema gemaakt door: Fred Eikelboom

De firma Conrad heeft "common anode" duoleds in het assortiment met een diameter van 3 mm. Deze zijn te gebruiken voor de rechter schakeling in schema 01 en schema 04. Het typenummer is L-115WEGW. Het bestelnummer is 180249 - 62.

Lukt het de seindecoder zo in te stellen dat bij adressering voor "geel", de rode en groene draad tegelijkertijd geactiveerd (lees: ingeschakeld) kunnen worden, dan kan de duoled zonder meer op deze wijze worden aangesloten. Lukt dat niet via de decoder, dan moet een "twee maal om"-relais toegepast worden, bijv. Conrad 1527254 - 8J. Dit is een relais dat op nominaal 12 volt werkt.

Toepassing van een relais

Wanneer de instelling niet mogelijk is via de decoder, maar het gele licht moet toch gebruikt kunnen worden (rood en groen samen geeft als mengkleur geel, zie schema 02), dan moet een relais toegepast worden. Het relais zorgt ervoor dat beide leds tegelijkertijd aangestuurd kunnen worden. Het zorgt er tevens voor dat (in de ruststand) de groene of de rode led afzonderlijk aangestuurd kunnen worden. Waar goed op gelet moeten worden, is dat de seindecoder voldoende stoom kan leveren, om zowel de duoled als het relais te voeden. Bij de DR425 mag een ingang/uitgang maximaal 100 mA leveren. Dus, uitgaande van een led-stroom van 10 mA blijft er nog 100 - 10 = 90 mA over voor het relais.

Common anode led met relais

Wanneer het relais in de rustpositie staat, zijn de kathodes van beide leds niet met elkaar verbonden en kan één van de leds, via de groene of rode draad, met de massa worden verbonden (zie schema 03). Het sein geeft dan, óf groen, óf rood licht.

Wanneer de gele draad door de seindecoder naar de massa geschakeld wordt, zal de relaisspoel spanning krijgen. Eén zijde van de relaisspoel is immers met de plus (+) verbonden. Het relais zal nu "omklappen" en daardoor worden de beide kathodes met elkaar verbonden. Omdat er nu stroom loopt via de blauwe draad, de beide leds en de "NO"-contacten naar de massa (de gele draad), zullen beide leds gaan branden. De duoled geeft nu geel (bij sommige typen duoleds lijkt het meer oranje) licht.

In de rode en gele draad dienen serieweerstanden opgenomen te worden, zie schema 01.

Seindecoder-DR425-CA-02.PNG Seindecoder-DR425-CK-03.PNG
Afbeelding: 03 Afbeelding: 04
Aansluitschema van het relais bij "common anode"-led   Aansluitschema van het relais bij "common kathode"-led
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom Schema gemaakt door: Fred Eikelboom

Common kathode met relais

Wanneer het relais in de rustpositie staat, zijn de anodes van beide leds niet met elkaar verbonden en kan via de groene of rode draad, één van de leds met de plus worden verbonden door de seindecoder (zie schema 04). Het sein geeft dan groen of rood licht.

Wanneer de gele draad door de seindecoder naar de plus (+) wordt geschakeld, zal de relaisspoel spanning krijgen, omdat één zijde van de relaisspoel met de massa verbonden is. Het relais zal nu "omklappen" en daardoor worden de beide anodes, via beide "NO"-contacten, met elkaar verbonden. Omdat er nu stroom loopt via de gele draad, de beide leds en de "NO"-contacten naar de massa (de blauwe draad), zullen beide leds gaan branden. De duoled geeft dan geel licht. In de rode en gele draad dienen serieweerstanden opgenomen te worden, zie schema 01.

Beide schakelingen zijn bijna identiek. De enige verschillen zijn de toepassing van een "common anode"- of "common kathode" led, de aansluiting van de blauwe draad op de plus (aansluiting A) of op de min (aansluiting C) en de positie van D1. Diode D1 (een 1N4148) zorgt er voor dat er geen inductiespanningspieken op de aansluitingen van de decoderprint kunnen komen te staan. Deze inductiespanningen ontstaan wanneer het relais afvalt (lees: terugkeert naar zijn rustpositie).


Meer informatie

Encyclopedie:



Hoofdpagina  Categorie-index  Index  Menu
Vorige | Volgende
Contact met de redactie: Contact met de redactie 

Laatste wijziging: 28 jan 2023 10:14 (CET)