Persoonlijke instellingen

Front en sluitseinen: verschil tussen versies

Uit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken
k
k
Regel 123: Regel 123:
 
}}
 
}}
 
{{Link intern
 
{{Link intern
|Link= Locomotief en treinstelverlichting (front- en sluitseinen)
+
|Link= Locomotief en treinstelverlichting
|Linknaam= Locomotief en treinstelverlichting (front- en sluitseinen)
+
|Linknaam= Locomotief en treinstelverlichting
 
}}
 
}}
 
{{Link intern
 
{{Link intern

Versie van 22 nov 2017 om 18:09

Hoofdpagina  Categorie-index  Index  Menu
Vorige | Volgende

Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Fred Eikelboom


Frontsein

Lantaarn of bord (wit) vóór op de trein, waarmee aangegeven wordt dat de betreffende kant de voorkant is. Vergelijkbaar met de koplamp van een auto.
Tot 1963 was het tweepuntssein in gebruik; twee lampen aan de voorzijde.

NS 3779 met tweepuntssein-01.png
Afbeelding: 01
NS 3779 met tweepuntssein
Bron: Eelco Storm

In vroeger tijden (het stoomtijdperk) reed het materieel overdag zonder verlichting. Men ontstak 'savonds olielantaarns (zie: foto's 01 en 04). Op foto 01 is de NS 3779 te zien met het tweepuntssein.
Later, toen de diesel-electrische en de elektrische tractie op de rails kwamen, ging de NS over op elektrische verlichting. De lampen straalden geel licht uit.


L-sein

Op 18 maart '63 werd het L-sein ingevoerd (zie: tekening 07, kolom B). Nu vertoonde het rechter sluitseinlicht, d.m.v. een kleurenwisselaar, wit licht.
Het frontsein vertoonde nu, wanneer u voor de loc/trein stond en naar de kop van de loc/trein keek, de vorm van een 'L'.

NS 1222 Rotterdam CS-01.jpg
Afbeelding: 02
NS 1222 met tweepuntssein
Bron: Eelco Storm


Omgekeerde L-sein

Daar de machinisten massaal klaagden over het feit dat het bovenste witte licht 'savonds het zicht op de seinen verminderde en ook klaagden over hinderlijk licht dat in de cabine doordrong, werd al na enkele maanden, namelijk op op 20 mei 1963, het omgekeerde L-sein ingevoerd. Het frontsein vertoonde nu de vorm van een 'omgekeerde L' (zie: tekening 07, kolom C). Halverwege de jaren '70 werd het derde frontsein landelijk ingevoerd (nadat het eerst vanaf 1959 alleen op de grensoverschrijdende baanvakken toegepast werd). Nu hoefden de machinisten geen glaasjes meer te verdraaien bij het omkeren van de rijrichting.

A-sein

Op 18 maart 1963 werd het A-sein ingevoerd (zie: tekening 07, kolom D, G en H). De A-seinen en de voorgangers, L-sein en omgekeerd L-sein, werden al in 1959 ingevoerd, omdat een drie-pits sein in Duitsland toen verplicht werd gesteld door de DB. De locs uit de 2200- en 2400-serie, met name de 2201 tot en met 2225 en de 2441, de 2448 en de 2458, die de grens overgingen (grensoverschrijdend verkeer genaamd), werden als eersten van het A-sein voorzien. Eerst waren de grensoverschrijdende locs uitgerust met een hoog A-sein (zie: tekening 06, kolom G), later werd de middelste lamp verplaatst en veranderde het seinbeeld in een laag A-sein (zie: tekening 06, kolom H). Na 1963 werd het hele materieelpark met het A-sein uitgerust.

NS 415 Rotterdam CS-01.jpg
Afbeelding: 03
NS 415 met twee rode sluitseinen boven de ramen
Bron: Eelco Storm


Sluitsein

Een sluitsein bestaat in Nederland normaal uit één of twee rode lichten op gelijke hoogte.
Goederentreinen mogen, inplaats van sluitlichten, ook uitsluitend sluitborden voeren. Bij locomotieven, treinstellen en rijtuigen zijn de sluitseinen vaak vast gemonteerd en meestal zijn er ook houders aanwezig om sluitborden of lichten te bevestigen. Goederenwagens hebben vaak alleen houders voor de sluitseinen. Een sluitsein (rood) is het sein (lantaarn of bord) dat het einde van een trein aangeeft (zie: foto's 03, 04, 06 en tekening 05). Het is te vergelijken met het achterlicht van een auto.


Het verleden

In het stoomtijdperk voerde het materieel overdag geen verlichting. 's Avonds ontstak men olielantaarns (zie: foto 04).

NS3740-met-rode-sluitseinkap.jpg
Afbeelding: 04
NS 3740 met  rode kap over de frontlamp (midden-voor), dit diende als sluitsein
Bron: Eelco Storm



Vroeger was het nodig om regelmatig te controleren of een trein nog compleet was. Deze controle werd uitgevoerd door het personeel op stations en in seinhuizen, alsmede blokwachters. De controle gebeurde door middel van het sluitsein. Zolang de laatste wagen sluitseinen heeft, is de trein nog compleet. Als de sluitseinen er niet zijn, heeft de trein dus mogelijk onderweg één of meer wagens verloren en kan een volgende trein dus niet zomaar vertrekken. Het personeel was getraind om naar de achterkant van een passerende trein te kijken en te controleren of het sluitsein nog aanwezig is.


Het heden

Tegenwoordig is het veel minder vaak nodig om te controleren of een trein nog compleet is. De beveiliging detecteert de losse wagens (of rijtuigen) en de verkeersleiding zet dan de seinen onmiddellijk 'op rood', ook van het eventuele tegenspoor, omdat er personeel op het spoor moet gaan lopen (o.a. monteurs voor reparatie v.d.luchtslang) en ook de 'Onderzoeksraad voor veiligheid' ter plaatse komt. Verder zijn de meeste treinen tegenwoordig uitgerust met een doorlopende remleiding, die een noodremming veroorzaakt, indien de leiding lek raakt of onderbroken wordt.

Sluitsein aan rijtuig-01.jpg
Afbeelding: 06
Sluitseinen aan rijtuig
Bron: Wikipedia CCimage.jpg


Sluitseinen werden, voor de algemene invoering van automatische overwegen in Nederland, ook wel gebruikt om signalen te geven aan de overwegwachters. Bepaalde combinaties van lichten kondigden dan aan dat na die trein een buitengewone trein zou volgen, dat wil zeggen een trein die niet in de dienstregeling stond. Ook de buitengewone trein zelf voerde dan een afwijkend sluitsein.

Sluitbord-01.png
Afbeelding: 05
Sluitbord aan wagen
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom



Sluitseinen hebben tegenwoordig voornamelijk een veiligheidsfunctie. Een reizigerstrein mag niet vertrekken zonder ten minste één brandend sluitsein. Een trein kan dan wel vertrekken, mits er een extra lamp wordt geplaatst. Het is in het belang van de spoorwerkers en ander treinpersoneel, dat zich op- en tussen de sporen bevindt, om te kunnen constateren of een trein van ze af, of juist naar ze toe rijdt. Bij rangeerbewegingen kan het echter mogelijk zijn dat de voorkant van een rangeerdeel een sluitsein voert, namelijk bij geduwd rangeren, want dan komt het voor dat de loc achterop rijdt (en de trein achteruit).


Gevaarsein

Bij gevaar, zoals na een aanrijding of ontsporing, moet de machinist het gevaarsein
onsteken. Dit bestaat uit minimaal twee rode lampen en één, twee of drie witte lampen. Het betekent voor andere machinisten hetzelfde als een rood sein: 'stopopdracht'.


Rangeersein

Tijdens het rangeren dient het materieel, aan beide zijden van het railvoertuig, voorzien te zijn van één witte of gele lamp.



Op tekening 07 zijn diverse seinbeelden getekend, zoals die in de loop der tijd bij NS in gebruik waren.

Seinbeelden.png
Afbeelding: 07
Seinbeelden
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom



Meer informatie

Encyclopedie:
Beneluxspoor.net:
Gele of witte fronseinen.
Externe websites:
Marc Ronald Pieters.
Nico Spilt.
Literatuur:
Spoorwegwet (regeling spoorverkeer).
Informatie over seinen. (bijlage 4, art. 24)




Hoofdpagina  Categorie-index  Index  Menu
Vorige | Volgende
Contact met de redactie: Contact met de redactie