Persoonlijke instellingen

Hellingen/klimspiralen: verschil tussen versies

Uit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken
k
Regel 3: Regel 3:
 
<small>Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Hans van de Burgt</small></small>
 
<small>Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Hans van de Burgt</small></small>
 
----
 
----
 
 
 
>>>> In bewerking door Fred. 25-2. 17:24 uur. <<<<
 
 
 
 
 
 
Het aanleggen van hellingen en klimspiralen op een modelspoorbaan wordt doorgaans als moeilijk ervaren.
 
Het aanleggen van hellingen en klimspiralen op een modelspoorbaan wordt doorgaans als moeilijk ervaren.
 
<br />
 
<br />

Versie van 25 feb 2010 om 17:59

E04.04 - Onderbouwconstructies - Vorige | Volgende - E04.06 - Coulissen en verdwijnpunten

Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Hans van de Burgt


Het aanleggen van hellingen en klimspiralen op een modelspoorbaan wordt doorgaans als moeilijk ervaren.
In deze rubriek bespreken we een aantal methoden en technieken die borg staan voor een ongestoorde treinenloop.

Hellingen

Er is zowel in het grootbedrijf, als in het modelbedrijf een grens aan de trekkracht van de locomotieven. In Nederland is de steilste helling 1:60 (spreek uit als: "één op 60"), dat wil zeggen dat op iedere 60 meter de spoorbaan 1 meter stijgt. Deze stijging geldt dan nog alléén voor rechte baanvakken. In het buitenland komen hellingen voor van maximaal 1:40. Als u dergelijke verhoudingen op uw modelspoorbaan zou toepassen, dan resulteert dat in enorme lange hellingtrajecten. Bij een helling van 1:40 zou u om 10 cm te stijgen een lengte nodig hebben van wel 4 meter op een recht baanvak. Bij bogen met een normale radius van 75 en 90 cm heeft u een baanlengte nodig van ruim 6 meter.

Het is dus duidelijk dat dergelijke maten in de modelbaanpraktijk niet mogelijk zijn, of niet te verwezenlijken zijn, door ruimtegebrek. Voor uw modelbaan moet er dus een andere oplossing gevonden worden.

We gaan er van uit dat ook op een relatief kleine modelbaan met een oppervlak van 2 x 1 meter de sporen elkaar onderling moeten kunnen kruisen. Zie onderstaande basisvorm.

Ovaal28no.gif
E04.05-01

Moderne modelspoorlocomotieven hebben tegenwoordig een trekkracht die voldoende is om hellingen te overbruggen van 1:30 of zelfs 1:20. Als we dat nu gaan omrekenen komen we tot meer aanvaardbare maten. Om 1 cm te stijgen moeten dan 20 of 30 cm in rechte lijn gelegen centimeters worden afgelegd.

Op de plaats van de kruising moet u een vrije ruimte overhouden die voldoende is om uw locomotieven een vrije passage te geven. In rubriek E04.01 - Modelbaan normen (NEM/MOROP en NMRA) kunt u de juiste maten terugvinden.

Voor modelbanen is de afstand BS (bovenzijde spoor) en de rijdraad vastgelegd in NEM 201. Hierin is vastgesteld dat deze bij een schaal van 1:87(H0) een afstand moet hebben van 69 mm.
Dat betekent dat u uit kunt gaan van een doorgang van minimaal 7 cm en maximaal 10 cm vrije hoogte. Bij een helling van 1:30 en een vrije doorgang van 8 cm vraagt dat dus een recht baangedeelte van 240 cm; bij een stijging van 1:20 wordt dat 160 cm. Bij een helling van 1:20 en een vrije doorgang van 10 cm vraagt dat een recht baangedeelte van 300 cm; bij een stijging van 1:20 wordt dat 220 cm.

We spreken nu steeds over een rechte baan, maar u mag de hellingen natuurlijk ook toepassen in bogen. De locomotief of het trekvoertuig heeft daar echter al extra weerstand te overwinnen door de wrijving tussen de wielen/wielflenzen en de spoorstaven. In de bogen moet u niet meer stijgen dan 1:30 of 1:40. Wel hangt e.e.a. af van de locomotieven die u gebruikt of het aantal wagens dat wordt getrokken.

Bestand:Helling018dc.gif
E04.05-02

De helling moet vloeiend verlopen anders zullen uw locomotieven blijven steken. Vooral bij langere stoomlocomotieven, moet men erop letten dat er geen scherpe knikken bij het begin of einde van de hellingen voorkomen, want anders worden de middelste wielen van de loc opgetild, verliezen ze het contact met de rails en ontsporen of krijgen geen stroom meer toegevoerd en dan blijft de loc staan. Zie onderstaande afbeelding (figuur A. en B).

Helling024iw.jpg
E04.05-03
Tekening: www.nedrail1435.nl
Te scherpe hellinghoek


Polystyrol Hardschuim HD300

Styroporschuim.jpg
E04.05-04
Foto: Styrocut – Düsseldorf (D)
Polystyrol Hardschuim HD300 - DOW Chemical Company


De eenvoudigste manier om een helling te maken, is gebruik te maken van Polystyrol Hardschuim HD300, ook wel “Styropor” of “blauwe Roofmate” genoemd. Het betreft een lichtblauw gekleurd schuim met een vrij harde structuur, enigszins te vergelijken met piepschuim, maar met een veel vastere structuur. Genoemd materiaal is verkrijgbaar via bouwmarkten of via Harolds Grafik te Rotterdam. Zie voor meer informatie: http://www.harolds.nl
Ook in hoofdstuk E12.01 over lijmen staat informatie over deze kunststof.
Styroporhelling.gif
E04.05-05

De hellingen kunnen worden opgebouwd door genoemd materiaal op elkaar te stapelen (ook in de bogen). Polystyrol Hardschuim HD300 laat zich gemakkelijk versnijden met behulp van een styroporsnijder of thermozaag.

Thermozaag.jpg
E04.05-06
Foto: Mieke de Boer
Harolds Thermozaag B


Klimspiralen

Wanneer we de helling in een boog steeds opnieuw herhalen spreken we van een klimspiraal. De regels zoals hierboven uitgelegd, gelden uiteraard ook voor deze spiralen.

Hieronder bespreken we een tweetal klimspiralen welke u kunt aanleggen op een uiterst klein oppervak. Beide zijn gebaseerd op het Basis Plus Systeem van Modellplan GbR uit Göppingen/ Duitsland.

Spiraal016lu.jpg
E04.05-07

Het eerste type klimspiraal wordt gevormd door twee- of meerdere halfcirkelvormige delen multiplex met een dikte van 12 mm. De multiplexdelen zijn voorzien van twee bevestigingsogen. Hierdoor worden draadeinden gestoken.

Met ringen en moeren wordt de minimale hoogte van 7 cm ingesteld. De halfcirkelvormige delen kunnen onderling verbonden worden met metalen klemprofielen. De spiraaldelen zijn afgestemd op de meest gangbare H0-boogstralen. U kunt ze gebruiken voor zowel enkel- als dubbelsporige trajecten en met- of zonder bovenleiding. Bij gebruik van een bovenleiding, kunt u gebruik maken van normale masten en rijdraden. Maar als u gebruik maakt van een niet-functionele bovenleiding, adviseren wij u gebruik te maken van vangbeugels.

Spiraal029cj.gif
E04.05-08

Spiraal034xv.jpg
E04.05-09

Spiraal045vf.jpg
E04.05-10

Doorrijhoogten/stijgingspercentages:

7 cm = 3,6 % Stijging binnenbaan en 3,0 % buitenbaan
10 cm = 5,0 % Stijging binnenbaan en 4,0 % buitenbaan

Baanlengte = Spoordiameter x 3,14

De binnenbaan heeft dus een lengte van 2260 mm. ( 2 x 360 mm x 3,14);
De buitenbaan heeft een lengte van 2747,5 mm.

Spiraal051ml.gif
E04.05-11

Het tweede type klimspiraal wordt gevormd door twee- of meerdere halfcirkelvormige delen multiplex met een dikte van 12 mm . Maar deze zijn in het midden verlengd met 188,3 mm. zodat er een stuk rechte rails tussen de halfcirkelvormige delen zit. Hierdoor ontstaat een wat ruimere klimspiraal. De multiplex delen zijn nu voorzien van drie bevestigingsogen waardoor de draadeinden gestoken kunnen worden. Zoals hierboven kunt u met ringen en moeren de minimale hoogte van 7 cm instellen. De halfcirkelvormige delen worden onderling verbonden met metalen klemprofielen.

Doorrijhoogten/stijgingspercentages:

7 cm = 2,7 % stijging binnenbaan en 2,4 % buitenbaan
10 cm = 3,7 % stijging binnenbaan en 3,2 % buitenbaan

Baanlengte = Spoordiameter x 3,14 + (4 x 188,3 mm)

De binnenbaan heeft dus een lengte van 3013,2 mm. ( 2 x 360 mm x 3,14) + (753,2 mm);
De buitenbaan heeft een lengte van 3500,7 mm.

Spiraal068ft.jpg
E04.05-12


Meer informatie:

Kijk voor meer informatie over het maken van hellingen en spiralen:


E04.04 - Onderbouwconstructies - Vorige | Volgende - E04.06 - Coulissen en verdwijnpunten