Persoonlijke instellingen

Het maken van een stopsectie

Uit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Versie door Fred (overleg | bijdragen) op 17 sep 2017 om 14:18
Ga naar: navigatie, zoeken
Hoofdpagina  Categorie-index  Index  Menu
Vorige | Volgende

Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Fred Eikelboom


Spanningloos maken van de rails

De 'ouderwetse analoge manier' gaat er van uit dat een stuk spoorstaaf vóór het sein wordt geïsoleerd van de rest van het spoor, en met een schakelaar spanningloos gemaakt wordt, wanneer het sein op rood staat. Komt de trein in het blok vóór het sein, dus tussen de isolatielassen L1 en L2 en staat het sein op rood (het sein staat dan t.o. punt B), dan krijgt de loc/trein geen spanning meer en stopt. Hierdoor zal de verlichting van de loc, en van eventuele verlichte rijtuigen, meteen uitgaan. Langzaam afremmen en optrekken is er op deze manier niet bij.


Stopsectie-01.gif
Afbeelding: 01
De aansluiting van de stopsectie.
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom


Voor het maken van de stopsectie moet één spoorstaaf op twee plaatsen onderbroken worden (zie L1 en L2). De reden dat er twee isolaties gebruikt moeten worden, is dat de stopsectie anders nog spanning krijgt vanaf de andere kant (voor uitleg zie: 'Meer informatie').

Afstand A tussen de isolaties L1 en L2 dient zo groot te zijn dat, wanneer een loc/trein over isolatielas L1 gereden is, deze tijdig stopt voordat hij bij isolatielas L2 aangekomen is. Rijdt de loc/trein toch over las L2, dan zal hij bij punt B weer vrolijk doorrijden.

Daarom brengen we hier (desgewenst) kunststof isolatielassen aan. Controleer na het aanbrengen van de onderbrekingen met een testlampje over de linker en rechter spoorstaaf van de stopsectie of er geen contact is tussen de geïsoleerde spoorstaaf en de aansluitende spoorstaven. Het lampje mag nu niet gaan branden. Daarna soldeert u een draad (0,14 mm²) aan de geïsoleerde spoorstaaf. Vanaf de trafo komt ook een draad. Deze moet dezelfde polariteit hebben als de spoorstaaf rechts naast L2.
Beide draden soldeert of schroeft u aan een schakelaar S1 (bijv. een Fleischmann 6923 schakelkastje). Het handigst is dan een drukschakelaar, want bij een tuimelschakelaar is de kans heel groot dat u die vergeet terug te zetten en dan rijdt geheel onverwacht de loc/trein door. Op de aansluitende spoorstaven, dus op de punten x en y, soldeert u een draad. Hiermee is een goede aanvoer van spanning op de spoorstaaf links van L1 en rechts van L2 verzekerd (zie: tekening 01).


Tweede manier van aansluiten

Stopsectie-02.gif
Afbeelding: 02
De tweede manier van aansluiting van de stopsectie.
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom


In wezen identiek aan methode 1, maar met een iets andere aansluiting van de bedrading. Op de aansluitende spoorstaven, dus op de punten x en y, soldeert u een draad. Hiermee is een goede aanvoer van spanning op de spoorstaaf links van L1 en rechts van L2 verzekerd. Op deze draad sluit u ook schakelaar S1 aan (zie: tekening 02).

Wanneer nu een loc/trein in de stopsectie komt zal hij geen spanning meer krijgen en stoppen als schakelaar S1 in de onderbroken stand staat. Pas wanneer u schakelaar S1 omzet, zal deze weer gaan rijden. Bij gebruik van een drukknop voor S1, zult u deze zo lang moeten blijven indrukken totdat de loc/trein voorbij las L2 is.

Bepalen van de afstand tussen de isolatielassen. Dit kunt u het handigst doen door bijvoorbeeld een tweetal lucifersdoosjes te nemen. Kenmerk deze met een A en een B. Het eerste doosje (B), zet u neer op de plek waar de loc/trein weer door mag rijden, bijvoorbeeld naast (of net voor) een sein. Hier komt isolatielas L2.
Het tweede doosje (A) zet u, tegen de rijrichting in, ongeveer een treinlengte verderop naast het spoor neer. Nu laat u de trein, met het maximum aantal te verwachten wagens/rijtuigen aangekoppeld, op volle snelheid naar doosje A rijden.
Zodra de trein naast het doosje aangekomen is, draait u de rijregelaar opeens naar nul. De trein stopt nu en mag niet voorbij doosje B komen. Rijdt de trein te ver, dan verplaatst u doosje A vijf cm tegen de rijrichting in en test opnieuw. Op het moment dat de trein niet te ver rijdt c.q. op tijd stopt, weet u waar isolatielas L1 moet komen. Neem voor de zekerheid een aantal cm extra. Herhaal deze procedure voor al uw treinen.
Soms is een motortje van een vliegwiel voorzien. Dat heeft tot gevolg, dat het voertuig een langere uitloop heeft. De lengte van de stopsectie zal dan toenemen.


Let op! Ook rijtuigen met verlichting kunnen voor verrassingen zorgen. Als er aan de zijde waar de isolatielassen zitten, een elektrische verbinding bestaat tussen het voorste en achterste draaistel, zal de locomotief/het treinstel doorrijden totdat dit rijtuig isolatielas L1 gepasseerd is. Dit komt doordat de motor nog spanning krijgt via dit rijtuig. Is dit bij meerdere rijtuigen het geval, dan heeft u een erg lange stopsectie nodig.


Meerdere stopsecties

Indien u op de baan meerdere stopsecties gaat maken, dient u er voor te zorgen dat de isolatielassen altijd aan dezelfde kant van het spoor komen.
Dus wanneer de eerste geïsoleerde sectie in de rechterspoorstaaf zit, moeten ook alle andere geïsoleerde secties in de rechterspoorstaaf zitten!


Langzaam afremmen?

Het is mogelijk om met een elektronische schakeling ervoor te zorgen dat de trein langzaam afremt in de stopsectie. Nadeel is dan wel dat de stopsectie langer moet worden, omdat de loc/trein verder doorrijdt (zie rem/vertrekschakeling bij 'Meer informatie').

Drierail

Bij drierail isoleert u de middenrail en voorziet deze via een schakelaar van spanning (zie 'Meer informatie').


Meer informatie

Encyclopedie:
(Tweerail- of Drierail)
Beneluxspoor.net:
over een stopsectie.
over stopsectie en seinen.
Externe website:
Rem/vertrekschakeling.
Print voor rem/vertrekschakeling.
Uitleg spanningaanvoer stopsectie.




Hoofdpagina  Categorie-index  Index  Menu
Vorige | Volgende
Contact met de redactie: Contact met de redactie 


Laatste wijziging: 19 sep 2016 09:53 (UTC)