Persoonlijke instellingen

Railsystemen

Uit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Versie door Fred (overleg | bijdragen) op 24 feb 2010 om 19:40
Ga naar: navigatie, zoeken
E04.01 - Modelbaan normen (NEM/MOROP en NMRA) - Vorige | Volgende - E04.03 - Ontwerpprogramma's

Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Peter Korsten


Modeltreinen krijgen hun spanning, die ze doet rijden, via de rails. Bij elektriciteit zijn er altijd twee polen en bij modeltreinen zijn dat de spoorstaven. Twee polen, twee spoorstaven: dit is het tweerailsysteem. Alle schalen gebruiken het tweerailsysteem, maar in de schaal H0 is er een alternatief: het drierailsysteem. Dit artikel bespreekt de kenmerken en verschillen van beide systemen in de schaal H0.

Tweerail en drierail.

Hoewel er gesproken wordt over het 'drierailsysteem', is deze term niet helemaal correct. In feite gaat het om twee railstaven met puntcontacten in het midden. Waar bij tweerail de twee railstaven elektrisch gescheiden zijn, zijn de rails bij drierail elektrisch verbonden en vormen de puntcontacten de andere pool.

Het tweerailsysteem.

E04.02-01
Foto: Wikimedia Commons
Tweerailbaan naar Amerikaans voorbeeld

Het tweerailsysteem is het wijdverbreidste systeem. Bij dit systeem staan de twee polen op de twee rails en wordt de stroom via de wielen opgenomen. Deze wielen zijn elektrisch van elkaar gescheiden en men spreekt dan over geïsoleerde assen.

Vrijwel alle fabrikanten richten zich voornamelijk op dit systeem en het heeft daardoor de grootste verscheidenheid aan zowel rails als materieel. Door het ontbreken van de puntcontacten ogen de rails ook het meest natuurlijk.

Daartegenover staat dat het systeem enkele beperkingen met zich meebrengt. Het aanleggen van een keerlus of een keerdriehoek, waarbij een trein weer op hetzelfde spoor terechtkomt, maar dan in tegengestelde richting, is niet zonder meer mogelijk. Hier is een elektronische schakeling voor nodig, omdat er anders kortsluiting ontstaat. Men kan ook simpelweg besluiten om geen keerlus aan te leggen, aangezien het in het echt ook nauwelijks voorkomt.

Ook is aanwezigheidsdetectie van rijtuigen en wagens, die normaal gesproken geen stroom verbruiken, niet zo gemakkelijk. Dat zou kunnen door middel van het aanbrengen van een weerstand tussen de wielen, of door het gebruik van weerstandslak, welke aangebracht wordt over de wielisolatiebus(sen). Die aanwezigsheidsdetectie wordt nog wat ingewikkelder wanneer er een digitaal systeem wordt gebruikt.

Tenslotte is dit systeem gevoeliger voor vervuiling. De rails moeten in ieder geval schoongehouden worden, maar bij tweerail leiden vuile rails sneller tot haperend rijden dan bij drierail.

Het drierailsysteem.

E04.02-02
Foto: Wikimedia Commons
Rails van Märklin waar de puntcontacten zichtbaar zijn

Het drierailsysteem is weliswaar populair, maar niet zo wijdverbreid als het tweerailsysteem.
Bij dit systeem wordt de stroom afgenomen via de wielen en via een zogenaamde middensleper, die contact maakt met de puntcontacten. De puntcontacten zijn kleine metalen stripjes die in het midden van de rails vanuit de bielzen uitsteken. (de benaming “puntcontacten” wordt ook wel afgekort tot “puco’s”).

E04.02-03
Foto: Wikimedia Commons
Modelbaan met Märklin-rails

De drijvende kracht achter dit systeem is de fabrikant Märklin. Märklin produceert uitsluitend drierailmodellen en -rails, maar een aantal modellen wordt voor het tweerailsysteem onder de merknaam Trix (voorheen: Hamo) uitgebracht. Märklin is ook de enige fabrikant van rails voor het drierailsysteem. Aan de andere kant brengen vrijwel alle tweerailfabrikanten een aantal van hun modellen voor het drierailsysteem uit. Maar het aanbod van materieel is kleiner dan voor het tweerailsysteem, iets dat vooral tot uiting komt bij kleinseries en kits, modellen die men zelf moet bouwen.

Aangezien Märklin als enige de rails voor drierail verkoopt is de keuze ook relatief beperkt. (Weliswaar is het mogelijk om zelf zulke rails te bouwen, maar dat wordt zelden gedaan en is zo lastig dat het buiten het bestek van dit artikel valt). De bielzen zijn vrij hoog en de bogen zijn doorgaans aan de krappe kant. Die krappe bogen betekenen weer dat lang materieel niet altijd door deze bogen kan. De fabrikanten vonden de oplossing voor dit probleem door hun modellen in de lengte in te korten door voor de lengte bijvoorbeeld schaal 1:100 toe te passen, waarbij de breedte en hoogte 1:87 bleven. Modellen werden hierdoor in feite te kort; een standaardrijtuig dat 303 mm lang behoorde te zijn, werd slechts 264 mm lang. Aangezien de laatste jaren steeds meer materieel met een correcte lengte op de markt komt, is dat iets om rekening mee te houden.

Samen met de puntcontacten betekent bovenstaande dat, indien een hoog realiteitsgehalte een doel is, het drierailsysteem niet de beste keus is.

Bij wissels en kruisingen moet de middensleper over de rails (die immers een tegengestelde polariteit hebben) heen getild worden. De puntcontacten zijn daar hoger en bij lichte modellen kan dit er toe leiden dat de locomotief blijft steken.

Daartegenover staat dat keerlussen en -driehoeken zonder enig probleem gebouwd kunnen worden, dat aanwezigheidsdetectie van alle materieel kinderlijk eenvoudig is (ook bij digitaal rijden) en dat het systeem minder gevoelig is voor vuile rails dan tweerail.

Trix Express.

E04.02-04
Foto: Wikimedia Commons
Trix Express-rails; de derde rail is duidelijk zichtbaar.

Er bestaat trouwens nog een systeem dat daadwerkelijk drie spoorstaven heeft, namelijk Trix Express. Dit is een oud systeem, dat niet uitwisselbaar is met wat normaal gesproken onder 'drierail' wordt verstaan. Mocht er een partij rails of -materieel van dit oude systeem worden aangeboden, let er dan op dat dit niet voor een drierailbaan gebruikt kan worden.

Ombouwen.

Modellen die geen stroom verbruiken, zoals vrijwel alle goederenwagens, kunnen zonder meer omgebouwd worden van het ene systeem naar het andere. Dit gebeurt door de assen om te wisselen en vaak is een winkelier bereid dit te doen. De niet-geïsoleerde assen van het drierailsysteem zullen op een tweerailbaan tot kortsluiting leiden en hoewel het omgekeerde niet het geval is, is het beter om toch niet-geïsoleerde assen in een tweerailmodel te plaatsen, omdat tweerail-assen een fractie breder zijn en dat dit tot ontsporingen kan leiden. Bovendien werkt detectie op een drierailbaan niet met geïsoleerde assen.

Voor modellen die wél stroom gebruiken, maar geen motor hebben, ligt het er een beetje aan. Als het rijtuigen zijn die stroom afnemen voor binnenverlichting, kan het eenvoudig zijn. Als er een functiedecoder in zit om het licht of andere functies op afstand aan en uit te zetten, wordt het al wat ingewikkelder. Dan moet er een middensleper geplaatst of juist verwijderd worden en waarschijnlijk moet er ook een andere decoder in. Dat loopt al snel in de papieren en dan dringt de vraag zich op of het wel de moeite waard is en of het niet eenvoudiger is om een model voor het juiste systeem te kopen en het oude model te verkopen.

Bij door een motor aangedreven railvoertuigen zoals locomotieven en treinstellen wordt het nog iets ingewikkelder. Het kan wel en het is doorgaans gemakkelijker om een tweerailmodel om te bouwen naar drierail dan andersom. Bovendien zijn er bijzonder weinig modellen die alleen in drierailuitvoering te koop zijn. Maar ook hier moet worden nagegaan of het niet eenvoudiger is om een nieuw model voor het juiste systeem te kopen.

Gelijkstroom en wisselstroom?

Vaak worden de termen gelijkstroom en wisselstroom gebruikt, daar waar er eigenlijk over respectievelijk tweerail en drierail gesproken zou moeten worden. Dit is een verschil van oudsher, toen tweerailmodellen op gelijkstroom liepen en drierailmodellen op wisselstroom.

Niets houdt echter iemand tegen om wisselstroom op een tweerailbaan te gebruiken of gelijkstroom op een drierailbaan. Bovendien worden veel banen tegenwoordig digitaal bereden, waarbij zowel de tweerail- als de drierailbanen een vorm van 'digitale stroom' gebruiken.

Echter, de termen 'gelijkstroom' en 'wisselstroom' zijn zo ingeburgerd, dat ze hier vermeld worden om onduidelijkheid te voorkomen.

Welk systeem is het beste?

Die vraag is onmogelijk te beantwoorden, omdat het ligt aan welke prioriteiten je stelt. Beide systemen hebben zo hun voor- en nadelen; ze hebben ook hun aanhangers, waarbij vooral drierailrijders aan het merk Märklin hechten. De vraag 'maar wat moet ik nou kiezen?' leidt dan ook meestal tot verhitte discussies, overigens zonder een duidelijke conclusie.

De keuze wordt meestal toevallig gemaakt: men koopt een startset, of krijgt er één cadeau en houdt aan dat systeem vast. Dus als de startset van Märklin is, is er een goede kans dat men aan het drierailsysteem blijft vasthouden; is de startset echter van Roco, Piko of Fleischmann, dan zal men eerder bij tweerail blijven.
Vandaar dat het belangrijk is om, vooraleer men met de hobby begint, eens goed na te gaan waar men de prioriteiten legt. Want later overstappen op een ander systeem zal hoe dan ook veel kosten met zich meebrengen.


E04.01 - Modelbaan normen (NEM/MOROP en NMRA) - Vorige | Volgende - E04.03 - Ontwerpprogramma's