Persoonlijke instellingen

Thema NL: Met de sik van Sneek naar Bolsward

Uit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Versie door Fred (overleg | bijdragen) op 9 okt 2017 om 15:19
Ga naar: navigatie, zoeken
Hoofdpagina  Categorie-index  Index  Menu
Vorige | Volgende

Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Wim Hoekema - Bewerkt door Fred Eikelboom


Inleiding

Al in 1976 kwam Roco met een schaal H0-model van de legendarische Sik, de rangeerlocomotor van de NS. Weliswaar niet exact op schaal, maar destijds een acceptabel model en tenminste iets typisch Nederlands! Later werd het model nog eens beter gedetailleerd en van een betere aandrijving voorzien. Nu is er geen modelspoorbaan, naar Nederlands voorbeeld, waar deze trouwe trekkracht niet wordt ingezet. Meestal wordt er dan met de Sik gerangeerd, maar wat tegenwoordig nog weinig hobbyïsten weten, is dat deze locomotoren vroeger goederenconvooien reden op tal van tramlijnen.

In Friesland waren het tussen 1948 en 1968 de vaste locjes op de lijnen Heerenveen — Lemmer en Sneek — Bolsward, waar eens de stoomtrams van de Nederlandse Tramweg Maatschappij puften. Deze laatste lijn werd veertig jaar geleden, in juni 1968, gesloten. En dat is reden voor een terugblik in dit artikel

De kleinschalige emplacementen en het bescheiden goederenvervoer op de ruim tien kilometer lange lijn en de Sikjes die daarbij naast- en over de openbare weg reden, nodigen uit voor een nabootsing in model. Zonder voorbeeld geen model, daarom eerst een stukje geschiedenis.

Bolsward 1959.jpg
Afbeelding: 01
Bolsward, 1959
Bron: Wim Hoekema
 

Aanleg langs de McAdamweg

De weg tussen de steden Sneek en Bolsward was aanvankelijk niet meer dan een zandweg, waarover karren en koetsen hobbelend de vele heuvels en kuilen moesten nemen. Vooral in regenachtige periodes was het reizen bijna onmogelijk. De reizigers konden ook per trekschuit of te voet reizen, maar dat duurde erg lang. In de negentiende eeuw groeide de vraag naar betere wegen. Dit kwam vooral door de opkomende industrialisatie en handel.

Een goede oplossing kwam van de Schotse herder Telford. Hij bootste de Romeinse manier van wegenaanleg na door eerst grote, dan kleinere en dan nog kleinere stenen op elkaar te leggen. Maar hij werd door een andere Schot overtroffen; John Loudon McAdam wist wegen nog goedkoper en simpeler aan te leggen, terwijl ze even effectief waren. Voordat McAdam zijn theorie over de aanleg van wegen naar buiten bracht in Engeland, haalde hij fortuin binnen in Amerika.

Vanaf zijn veertiende levensjaar tot zijn achtentwintigste leefde McAdam bij zijn oom en tante in de Verenigde Staten. Daar werkte hij bij zijn oom in het kantoor als handelaar. Zodra hij een aardig zakcentje had verdiend, ging McAdam weer in Schotland wonen. Daar zag hij de slechte toestand van de wegen op het door hem in Ayrshire gekochte landgoed, en hij begon te experimenteren.

McAdam vond dat een weg aan een paar minimale eisen moest voldoen: hij moest goedkoop zijn, simpel en hij moest droog blijven. De uitvinding van Telford was te duur en te ingewikkeld volgens McAdam. Na een tijdje experimenteren, ging bij hem het lampje branden: de weg moest iets opgehoogd worden, zodat het water goed langs de zijkant naar beneden weg kan stromen. Er moesten op het opgehoogde gedeelte, 10 inch (ongeveer 25 centimeter) dik, stenen gelegd worden van ongeveer gelijke grootte. Deze stenen moeten klein genoeg zijn om in de mond van een man te passen, maar mogen niet zo klein zijn dat men ze kan doorslikken.

Een andere manier om de grootte van de stenen te meten, die de werklui heel wat pijn bespaarde, is het gebruik van een ring waar de stenen door moeten kunnen. Deze middelen zijn er, omdat werklui soms sjoemelen met de grootte van de stenen. Als de stenen kleiner gehakt moeten worden, kost dat meer tijd en moeite. Volgens McAdam hoefde men verder helemaal niets aan de weg te doen. Het verkeer dat er overheen ging, zou de stenen in elkaar drukken zodat een stevige, effen weg ontstond. De bovenlaag bestond uit een laagje steenslag of porfier, dat met leem of klei in elkaar werd gedrukt. Dit idee bleek heel succesvol en de methode werd veel gebruikt. Men kon nu veel sneller reizen dan voorheen en het was nog goedkoop ook. Het idee werd snel overgenomen in de rest van Europa en in Amerika.

Bolsward sik 1968.jpg
Afbeelding: 02
Bolsward, 1968
Bron: Wim Hoekema
 

Ook de weg van Sneek naar Bolsward werd in 1844 op deze manier verhard. Dit werd verzorgd door een commissie, de in Sneek gevestigde 'Commissie van beheer over den MacAdam-weg Sneek — Bolsward'. De aanliggende gemeenten Bolsward, Sneek, Wonseradeel en Wymbritseradeel hadden een aandeel in de commissie. De investeringen zouden worden teruggewonnen door het heffen van tol (tolhuizen bij Ysbrechtum en Nijland, waarvan eerstgenoemde nog steeds bestaat) en het verpachten van de grasgewassen in de bermen. De term MacAdam-weg werd later verbasterd tot macadamweg. Tussen de NTM en de Commissie werd in 1881 een overeenkomst opgesteld, met daarin voorwaarden over de aanleg en exploitatie van een stoomtramlijn langs de weg.

Op 8 augustus 1882 werd door de Nederlandsche Tramweg Maatschappij (NTM) de lijn Sneek — Bolsward geopend. Sneek kreeg dus al een tramverbinding voor de spoorlijn Leeuwarden — Sneek een jaar later werd geopend. Het eerste trammaterieel werd dan ook via de weg en het water door de stad gezeuld naar het tramstation. Later in 1886 werd de tramlijn doorgetrokken naar Joure — Heerenveen en vanuit Bolsward via Arum naar Harlingen. Tussen Sneek en Bolsward werd de lijn aangelegd in de berm van de Macadamweg.

Op de lijn spanden de vierkante Henschel-tramlocjes (de 'stoofjes' in de volksmond) zich in voor goederen- en reizigerstrams. De lichte bovenbouw zorgde voor verschillende ontsporingen. Enige jaren na de opening werden dan ook zwaardere spoorstaven gelegd. Veel over de NTM-historie van de lijn kan de lezer vinden in het boek 'Friesland rond per tram' van Tiedema en Buikstra. Wij gaan ons richten op de doorvoer van spoorwegmaterieel en de naoorlogse exploitatie met de Sik.

De doorvoer van spoorwagens en de verbindingsbaan in Sneek

De gemeente Bolsward investeerde een, voor die tijd, enorm bedrag van ƒ 25.000,= in het aanpassen van de lijn voor de doorvoer van goederenwagens. Daarbij moet worden bedacht dat Bolsward, in tegenstelling tot de gemeenten Sneek en Wymbritseradeel volledig afhankelijk was van de tramlijn. Dit bedrag werd in de jaren 1910, 1911 en 1914 aan de NTM betaald, waarbij ook de Maatschappij Hollandia ƒ 1000,= bijdroeg en de Nederlandsche Kaas en Roomboterfabrieken ƒ 500,=. Het was nu mogelijk goederenwagens door te voeren vanuit Harlingen en Heerenveen. In Sneek bestond aanvankelijk geen aansluiting op de spoorlijn. Deze aansluiting werd in het begin van deze eeuw wenselijk geacht, omdat de NTM dan ook goederenwagens over haar lijn kon doorvoeren.

De gemeente Sneek zag die aansluiting aanvankelijk helemaal niet zitten, zij het meer uit verkeerstechnisch oogpunt. In 1923 begint een procedure 'onteigening ten algemeene nutte' en ontstaat er een verbindingsboog naar het NS-emplacement met een straal van 70 meter, tussen het NTM-tramstation en het NS-emplacement van Sneek. De aansluiting kruist de Bolswarderweg onder een hoek van 25 graden, evenals op een onoverzichtelijke manier de toegangsweg tot de Parkbuurt. 'Onverantwoord' zo sputterde de gemeente nog tegen.

De directeur gemeentewerken van Sneek schrijft op 17 september 1923 een rapport aan B&W, waarin hij aangeeft dat de aftakking een ernstige belemmering voor het gewone verkeer op de Bolswarderweg zal vormen en bovendien niet ongevaarlijk is. Hij is van mening dat het algemeen belang zich tegen de aanleg verzet, bovendien is er al een aansluiting naar het spoorstation via de Parkstraat. Laatstgenoemde aansluiting kende overigens geen wisselverbinding met de spoorwegen. Burgemeester en wethouders schaarden zich achter het advies van hun technisch ambtenaar en schreven op 20 september 1923 aan Gedeputeerde Staten dat de aanleg van de verbindingsbaan 'niet noodzakelijk' was. Gedeputeerde Staten stond echter op 24 oktober 1923 de aanleg toe.

In januari 1925 is de baan klaar. Nadat langs de tramlijn enkele binnen profiel staande bomen waren gekapt en de baan was verzwaard, ontstond er genoeg ruimte om de goederenwagens richting Bolsward te vervoeren. De NTM gebruikte hiervoor een aantal koppelwagens (waarvan nog een exemplaar bij de SHM in Hoorn te zien is), waarmee de goederenwagens achter de tram werden gehangen. De doorvoer van goederenwagens vertoonde een stijgende lijn waardoor er zelfs extra ritten werden gereden.

Vooral de melkfabrieken in Sneek en Bolsward waren grote verladers. 'Hollandia' in Bolsward kende een eigen emplacementje, en de KNM-melkfabriek aan de Harste in Sneek was met een kopspoortje op de lijn aangesloten. De tram en de zuivelfabrieken hadden in Friesland een hechte band, zo werden ook de Lijempf in Berlikum en de 'Hollandia' in Scharsterbrug door de tram bediend.

Sik 243 Blw.jpg
Afbeelding: 03
Bolsward, Sik 243
Bron: Wim Hoekema
 

Daarnaast werden wagens met kolen, kunstmest en landbouwproducten doorgevoerd. In 1938 werden bijvoorbeeld 900 goederenwagens via Sneek naar Bolsward doorgevoerd. Over de personendienst valt nog te melden dat er in 1927/1928 zelfs enige tijd een doorgaande tramtrein Bolsward — Sneek — Leeuwarden heeft gereden. Hiervoor gebruikte de NTM haar nieuwe motorwagens van de serie M1-M7. De Talent was dus zeker niet het eerste 'lightrail'-voertuig tussen Leeuwarden en Sneek!

Tussen 1928 en 1934 werd de motortram vervangen door een stoomtram, getrokken door een 'grote Henschel'. Deze deed 44 minuten over de 22 kilometer spoorlijn Sneek — Leeuwarden, waarbij dan wel zeven keer werd gestopt onderweg! De motortram naar Bolsward vertrok vele jaren vanaf spoor drie op het station, waar de passagiers via een houten vlondertje, gebouwd over de trekdraden van de beveiliging, in de tram konden stappen. De stoomtrams vertrokken meestal vanaf het 2e perron, omdat ze langer waren.

De spoorwegstaking vanaf 17 september 1944 zorgde er voor dat de negen trams per dag tussen Bolsward en Sneek ook niet meer reden. De lijn kwam echter vrijwel ongeschonden uit de oorlog (de Bolswarder Blauwpoortsbrug was wel opgeblazen) en op 22 mei 1945 reden er de eerste trams al weer tussen Bolsward (Bwd in telegraafafkorting) en Sneek (Sk). Tot aan de laatste dag van de personendienst (5 oktober 1947) reed de NTM nog twee keer daags tussen de beide steden, waarbij de motor- en stoomtrams in gemengd bedrijf reden. Het goederenvervoer (dat vooral voor de 'Hollandia' melkfabriek in Bolsward nog van groot belang was) zou door de NS worden voortgezet, weliswaar met dieseltractie.

De NS nam voor de exploitatie ook een aantal NTM-personeelsleden over. Tussen 1948 en 1959 werden de, door de NS overgenomen, goederentramlijnen voorzien van zwaardere spoorstaven NP46 en deze werden gelegd op houten en betonnen lokaaldwarsliggers. Bovendien kwam de baan nu volledig in een ballastbed van grind en zand te liggen. Het inhaalspoor bij Ysbrechtum en het NTM-emplacement in Sneek aan de Bolswarderweg vervielen hierbij ook.

De tractie voor de konvooien werd vanaf toen gevormd door een locomotor uit de serie 200/300, beter bekend als 'Sik'. Doordat in de lijn enkele zeer krappe bogen voorkwamen, ondermeer bij het dorp Ysbrechtum, was de lijn verboden gebied voor de 450'ers, de Hippels (NS 500/600) en de draaistellocomotieven serie 2200 en 2400. Wel heeft een Bakkie, serie 500, eenmalig een proefrit naar Bolsward ondernomen om het doorzakken van een bruggetje in het centrum te meten.

Per 1 oktober 1949 besloot de NS de exploitatie weer aan de NTM op te dragen, waarmee de toestand weer werd omgekeerd; de NS verzorgde nu het goederenvervoer in opdracht van de NTM. Zo reed de NTM-machinist Kunst weer de dagelijkse ritjes naar Bolsward Hollandia. Naarmate meer NTM-personeel gepensioneerd werd, verviel langzamerhand de noodzaak om de tramlijnen, waaronder Sneek — Bolsward, bij de NTM in eigendom te laten.

Op 24 december 1958 gaf de Minister van Verkeer & Waterstaat toestemming om de lijn Sneek — Bolsward weer aan de NS over te dragen. Vanaf die datum waren het voornamelijk locomotorbestuurder Mink Zijlstra en vier vaste rangeerders uit Sneek die de goederentrams reden. De Sikken (vooral de vaste Sneeker Sikken met de locnummers 249, 259 en 286) konden in Sneek niet meer in de halfronde locloods worden gestald. Deze loods was al jarenlang verhuurd aan een brandstoffenhandel en aan Calvé. Naast de loods werd daarom een golfplaten loodsje gebouwd waarin één Sik gestald kon worden. In de koude wintermaanden werden de locomotoren in dit loodsje warm gehouden met een potkachel, om bevriezing van het koelwater tegen te gaan.

Sik blw kleur.jpg
Afbeelding: 04
Bolsward
Bron: Wim Hoekema
 

Om deze stalling te bereiken moest de Sik zelfs nog gebruik maken van de oude (handbediende) draaischijf. Die draaischijf deed ook nog wel eens dienst als een 500/600-locje uit Leeuwarden moest worden gedraaid om eenzijdige slijtage van de wielflenzen tegen te gaan. Op de Sneker Sikken werd trouwens door het spoorpersoneel goed gepast. Regelmatig werden de Sikjes met wat olie en een dot poetskatoen tot op hoogglans gepoetst. Er waren meestal twee locomotoren in Sneek gestationeerd; eentje voor de tramdienst naar Bolsward en eentje voor het rangeerwerk op het goederenemplacement van Sneek. Welke Sik voor welke dienst ingezet zou gaan worden, werd onderling aangegeven met de termen 'Sneek-Sik' voor de rangeerloc en 'Súvel-Sik' voor de dienst naar Bolsward.

Het NTM-emplacement aan de Bolswarderweg in Sneek werd zoals vermeld in 1947 gesaneerd. Met de gemeente Sneek werd op 21 juni 1948 overleg gevoerd over een prijsbepaling voor het tramstation. Uiteindelijk zou het weer een openbaarvervoerfunctie krijgen als busgarage en remise. Het stationsgebouw annex locloods en de rijtuigloods zijn wegens vermeende bouwvalligheid eind 2001 tegen de vlakte gegaan. Na tot 1985 (evenals de in 1992 afgebroken Bolswarder loods) achtereenvolgens als busremise en machinefabriekje te hebben gediend, was er laatstelijk een kringloopwinkel gevestigd. Het oude NTM-station van Bolsward herbergt al vele jaren een garagebedrijf.

Met uitzondering van de passages door Sneek, Ysbrechtum, Nijland en Bolsward, waar stapvoets moest worden gereden, lag de lijn 'op vrije baan' in de berm van de oude Rijksweg Sneek — Bolsward. Hier kon de Sik nog wel wat snelheid maken, waarbij de gewonnen tijd dan werd gebruikt voor een extra lange koffiepauze bij 'Hollandia'.

Dat er ook wel eens te snel werd gereden, werd duidelijk toen een locomotor de al eerder genoemde krappe boog bij Ysbrechtum indook, het spoor bijster raakte en midden op de weg tot stilstand kwam. Deze boog leverde ook grote problemen op bij zware beladen trams vanuit Bolsward. De Sik kon dan met moeite 10 gesloten wagens door de boog wringen. Was de tram langer (regelmatig ongeveer 20 wagens) dan werden de resterende wagens op de lijn afgekoppeld, en moesten die in een tweede ritje worden opgehaald. De lieve dorpsjeugd koppelde dan wel eens stiekem de achterste wagen af, wat dan pas bij aankomst in Sneek werd opgemerkt, zodat er nog een ritje gemaakt moest worden.

Ook in Sneek had het locomotorpersoneel wel eens wat met de jeugd te stellen. Aan zijn lunchpauze toe zette een locomotorbestuurder de Sik met twee wagens bij de spoorweghaven op het goederenemplacement. Bij deze haven stond een hijskraantje, en u snapt het al, de jeugd maakte de haak van de kraan vast aan de laatste wagen. Toen de Sik na de pauze wegreed, rolde de hijskabel tot het einde toe af. Vervolgens een harde klap, het rangeerdeel stond stil en de twee wagens stonden naast het spoor. De kraan was zwaar verbogen en meteen rijp voor de sloop.

Hoewel de lijn alleen nog werd gebruikt voor goederenvervoer, is er toch nog een keer reizigersvervoer geweest. Op 27 mei 1959 reed de NS-directie per NS-directiemotorrijtuig NS20 'Kameel' naar Sneek. Van Sneek naar Bolsward reed men in het oude salonrijtuig van Koningin Emma, dat achter de reguliere goederentram werd gekoppeld. Voor de gelegenheid werd de Sik bestuurd door de NS-tractieopzichter uit Leeuwarden. Verder heeft de burgemeester van Bolsward rond 1967 nog eens een ritje per losse Sik door zijn stad gemaakt, om vanaf het stadhuis de verderop gelegen koffiebar 'De Sik' in stijl te openen

Blw 10081967.jpg
Afbeelding: 05
Bolsward, 10-08-1967
Bron: Wim Hoekema
 

Het goederenvervoer liep steeds verder terug, en in de jaren zestig werd nog maar één rit per dag naar Bolsward gereden. Naast de wagens voor de zuivelfabriek, werden nog kolen en kunstmest aangevoerd, voor de losplaats bij het oude tramstation. Ook Van Gend & Loos verzorgde het stukgoederenvervoer per spoor. Een zogenaamde 'Geelbander' (gesloten goederenwagen, speciaal voor het Van Gend & Loos-stukgoederenvervoer) verzorgde de dienst op Sneek en Leeuwarden. Toch liep het vervoer langzaam terug. Het sterk groeiende wegverkeer maakte bovendien de passage van de Bolswarder binnenstad steeds moeizamer (zie: afbeelding 05). Regelmatig was er overlast van, binnen profiel, geparkeerde auto's, waarbij het opsporen van de eigenaar een tijdrovende bezigheid kon zijn en soms was er wat blikschade.

Uiteindelijk gaf de Minister van Verkeer en Waterstaat in 1968 toestemming voor de sluiting van de lijn. Nadien werd begonnen met de afbraak van de 11 kilometer lange verbinding. Juist enkele jaren daarvoor waren de rails nog vernieuwd, waarbij de Sik, met lange rongenwagens vol spoorstaven, onderweg was op het lijntje. Het gemeentebestuur van Bolsward had juist bij de herbestrating van de Bolswarder Jongemastraat de rails weer netjes in het wegdek verlegd en nu kon de straat er weer uit om de trambaan op te breken. Bolsward was er niet blij mee…

Op 28 juni 1968 reed de laatste goederentram, onder zeer grote belangstelling, weg bij de Bolswarder 'Hollandiafabriek'. Met 13 bij Hollandia beladen wagens, vier lege wagens en een Dg (goederentreinbegeleidingswagen) voor de genodigden, was het noodzakelijk dat er twee Sikken voor de tram kwamen. Naast de Sneeker NS 259, kwam de NS 223 met de tractieopzichter speciaal uit Leeuwarden over. Voorzien van spandoeken, vlaggen en kransen, deed de tram drie kwartier over de slechts enkele honderden meters tussen de fabriek en het Bolswarder stadhuis, waar de nodige toespraken werden gehouden. Het gemeentebestuur hing de Bolswarder stadsvlag op de Sik. Deze vlag heeft nog jaren als herinnering in het station van Sneek gehangen.

'Hollandia' bevestigde een groot bord op de motorhuif van de locomotor, met een bedanktekst voor de trouwe groene Sikjes. De laatste wagen was voorzien van het opschrift; 'Dag vogels, dag bloemen, dag Sik', met een knipoog naar de toenmalige populaire Tv-serie 'Pipo de Clown'. Op straat stonden grote drommen mensen de tram toe te juichen en de bemanning van de tram kreeg, al rijdende en fluitende, taarten, flessen en sigaren aangeboden. Een waardig afscheid van een tram, die evenzeer bij Bolsward hoorde als het fraaie raadhuis.

Beschrijving van de lijn Sneek — Bolsward

Hoe werd de exploitatie in de laatste jaren door de NS uitgevoerd en hoe zag de lijn er toen uit?

Aanvankelijk werd er door de NS zelfs twee keer per dag naar Bolsward gereden. In latere jaren, toen het vervoer al wat terugliep, was één slagje op werkdagen voldoende.

1. SNEEK

Een goederentram naar Bolsward werd samengesteld op het goederenemplacement van Sneek, dat toen nog aardig uitgestrekt was. 's Ochtends kwamen de voor Bolsward bestemde wagens, met de buurtgoederentrein uit Leeuwarden, aan in Sneek. Daar toog de 'Sik' vervolgens aan het werk om de verschillende wagens in de goede volgorde te rangeren. Zodra het tijd was om te vertrekken werd het rangeersein en enkele wissels bediend door de treindienstleider in het stationsgebouw. De locomotor kon vervolgens met de goederentram via spoor 1 vertrekken.

Via een wisselverbinding aan het einde van het perron, werd dan afgebogen richting de oude locloods. Daar werd weer gestopt naast de kolenopslag van de firma Ligthart, om het stopontspoorblok nummer vier te ontgrendelen. Dit stopontspoorblok gaf toegang tot de tramlijn en voorkwam dat wagens ongecontroleerd op de hoofdlijn konden komen. De rangeerder had vanuit het stationskantoor al een sleutel meegenomen voor deze beveiligingsinrichting.

Na dit korte oponthoud werd de in 1923 aangelegde boog doorlopen tussen de nog steeds bestaande brandstoffenloods en de oude locloodsen, die inmiddels aan diverse kolenhandelaren, de SNV en de Coöperatieve Landbouw Vereniging en als depot aan Calvé waren verhuurd.

Sneek sik 253 27-03-1968(1).jpg
Afbeelding: 06
Sneek, Sik 253 op 27-03-1968 bij het Shell-benzinestation van Ozinga
Bron: Wim Hoekema
 

De rangeerder stond daarbij, meestal al met een rode vlag in de hand, klaar op de treeplank van de locomotor om het wegverkeer op de Bolswarderweg te kunnen waarschuwen voor de overstekende tram. Dit was wel nodig, omdat de tram vanuit een onoverzichtelijke hoek achter het Shell-benzinestation van Ozinga de weg op moest draaien (zie afbeelding 06). Met een mekkerende fluit (waaraan de locomotoren de bijnaam 'Sik' ontlenen) reed de tram vervolgens stapvoets de Bolswarderweg op.

Langs het Wilhelminapark (op de plek van het tegenwoordige fietspad), en langs het bejaardenhuis Thabor, ging het op de Harste aan. Eerst werd nog gestopt voor de wegovergang van de begin jaren zestig aangelegde Worp Tjaardastraat, waarna de KNM-melkfabriek werd bereikt, daar waar nu de nieuwbouw van Woningstichting Patrimonium staat. De zuivelfabriek van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij van zuivelfabrieken had bij kilometeraanduiding 0,796 (dus zeg maar op 800 meter van het beginpunt van de lijn, voor het Sneeker station), een spooraansluiting op de tramlijn.

Op het korte zijspoortje konden maar een paar wagens staan. Regelmatig werden hier wagens met steenkool afgeleverd voor de ketel van de melkfabriek. Omdat het wissel aan de Ysbrechtumer-zijde lag, moest de tram de wagens achterwaarts het fabrieksterrein opduwen. Het aansluitwissel had een voorkeursligging in de rechtdoor-stand, maar kende geen vergrendeling. Het was, bij terugkomst uit Bolsward, dan ook altijd opletten voor het treinpersoneel, of baldadige jeugd het wissel niet had omgegooid, zodat de tram het kopspoortje van de fabriek zou oprijden. Langs de Harste ging het in de rechter wegberm op Ysbrechtum aan.

2. YSBRECHTUM en NIJLAND

Bij binnenkomst van het dorp Ysbrechtum, toen nog behorend tot de gemeente Wymbritseradeel, op de weg Schoonoord lag de trambaan rechts van de heg, die vandaag de dag de middenberm van de rijweg vormt. De smallere weg lag destijds links van de heg. In het dorp ligt de trambaan weer in de bestrating en was het oppassen voor het gedrag van de medeweggebruikers. Rakelings langs de voortuintjes en de dorpswinkel kruipt de tram stapvoets door het dorp. Als maximum snelheid had de NS hier vijf km/u bepaald. Of dit gehaald werd was puur afhankelijk van de omstandigheden. Achter Ysbrechtum volgde bij het oude tolhuis een scherpe boog, waar aanvankelijk ook nog een passeerspoor lag. In de jaren zestig werd dit spoor al opgebroken.

Verder ging het, weer in de wegberm, langs Tjalhuizum in de richting van Nijland. Op de vrije baan kon nog wel eens wat verloren tijd worden ingehaald, al diende de locomotorbestuurder tijdig te remmen voor de krappe boog halverwege beide dorpen, waar de oude weg moest buigen voor de nieuwe rijksweg, die later tot snelweg A7 zou worden uitgebouwd. In Nijland deelde de tram de Tramstrjitte weer met het wegverkeer. Er was tot 1959 een losspoortje, waar een enkele keer eens een wagen met kolen werd uitgezet. De snelheid moest in het dorp tot maximaal 10 kilometer per uur worden teruggebracht. Na ook deze hindernis te hebben genomen werd, wederom in de wegberm, koers gezet naar Bolsward.

3. BOLSWARD

Bij binnenkomst in Bolsward was het weer oppassen voor de locomotorbestuurder en de rangeerder van de goederentram. Op het traject door de naoorlogse nieuwbouw werd, tot aan de oude zuivelschool, weer over de weg gereden tot aan het emplacement bij kilometer 11,1. De NTM-gebouwen hadden al lang een andere bestemming gekregen. Zo was en is het stationsgebouw eerst in gebruik bij Van Gend & Loos en later als Volkswagengarage De Jong en waren de voormalige rijtuigloods en de locloods als busremise bij de LAB in gebruik. De LAB (Leeuwarder Auto Bedrijf) had een kantoortje gebouwd aan de zijkant van het emplacement.

Op het emplacement begon het rangeerwerk. De stukgoedwagen werd langs de bescheiden losweg gezet en enkele kolenbakken, en later zelfs zelflossers, werden op het spoortje van de kolenhandel achter de busremise geplaatst. Wat overbleef, waren de gesloten wagens voor de zuivelfabriek 'Hollandia'. De zuivelfabriek was veruit de grootste klant op het lijntje en dus verantwoordelijk voor ongeveer 80% van het totale vervoer.

De fabriek staat aan de andere zijde van het centrum en dus was van de oude NTM-tramlijn richting Witmarsum het traject tot de zuivelfabriek blijven liggen. Lange goederentrams moesten met maximaal vijf kilometer per uur, kruipend door het smalle centrum van de oude stad. De rails lagen daar naast de gracht in straatspoor, waarbij het groefspoor menig fietser een onvrijwillige duik in de gracht heeft bezorgd.

Tot hotel De Wijnberg lag de lijn rechts van het midden van de straat. In de bocht naast het hotel stak de tramlijn over naar de linkerweghelft. Opmerkelijk genoeg was het aansluitwissel van de zuivelfabriek een straatspoor-wissel. Dit wissel was niet voorzien van een hand-wisselsteller, en daarom moest het trampersoneel het wissel, door met een koevoet te wrikken, omzetten. Vandaar dat een koevoet of een wisselijzer een vast onderdeel was van de inventaris van de Sikken op deze lijn. Ook een ketting lag steevast in de locomotor. Hiermee werden bij 'Hollandia' vaak zogenaamde 'trekkertjes' gemaakt. De Sik werd dan voor het wissel losgekoppeld van de wagens en vervolgens met de ketting weer aan de wagens verbonden.

Bolsward 1960.jpg
Afbeelding: 07
Bolsward, 1960
Bron: Wim Hoekema
 

Dan was het de kunst om de Sik snel te laten optrekken op het spoor dat binnen de poort lag. De rangeerder gooide snel het wissel om en maakte de ketting los, waarna de wagens dan vanzelf het buitenste spoor opreden. Soms mislukte deze, door de NS eigenlijk niet toegestane, methode en kreeg de Sik de wagens weer met een flinke dreun op de buffers. Ook het achterste wissel op het fabrieksterrein was een tweedehands straatspoor-wissel.

Na het einde van de dienst begon in 1969 de opbraak van de lijn. Gestart werd in maart bij de 'Hollandia' waar aannemer Koedijk uit Zwolle, een bulldozer inzette om de dwarsliggers te verwijderen. De afkomende materialen werden in opbreektrams, bestaande uit een Sik met een aantal open bakwagens, afgevoerd naar Sneek. De tram wiste zo letterlijk het spoor achter zich uit, al zou de opbraak nog tot het najaar van 1969 duren. Toen was de Sik definitief van dit tracé verdwenen.

Het emplacement Bolsward (zie: afbeelding 07) verdween, ten gunste van uitbreiding van het busstation en parkeerterrein. De vrijgekomen ruimte in de bermen kon worden benut voor de zo gewenste wegverbredingen en de aanleg van vrije fietspaden, zoals in Sneek en op de Harste. Op de fundamenten van het oude spoorbruggetje, achter Nijland bij Trije Dyken, werd rond 1991 een fietsbrug aangelegd, toen ook op het oude tracé tussen Nijland en Bolsward een fietspad werd aangelegd.

Uiteindelijk bleef alleen het oude tramstation van Bolsward bestaan. De loodsen in Bolsward verdwenen al in 1992, het oude Sneeker tramstation eind 2001. De mooiste herinnering aan de tramlijn kwam terug in januari 2005. Toen werd de, in de oude kleuren gerestaureerde, Sik 323 met een plaquette, waarop de geschiedenis van de tramlijn staat beschreven, teruggeplaatst naast het eveneens gerestaureerde stationsgebouw van Sneek, waar tegenwoordig het Nationaal Modelspoor Museum is gehuisvest.

In model

Met een schaal H0 Sik van Roco of van Werps Modelbouw, of zelfs in schaal 0, met het Philotrain-model, zijn delen van deze tramlijn en de exploitatie een fraai onderwerp voor een modelnabootsing. Het geheel is, qua ruimte, nooit na te bouwen, maar een aantal karakteristieke delen, op een aantal modules, geven een goede indruk. Een goederentreinbegeleidingswagen (Dg) reed normaliter niet mee, de rangeerder reed mee op de Sik.

De aftakking van het 'grote station' (Sneek), met de oversteek van de destijds al drukke Bolswarderweg en het zijspoortje bij de zuivelfabriek, vormen elementen die typisch voor het beginpunt van de lijn waren. Wie meer ruimte heeft, kan de oude locloodsen en de draaischijf nabouwen. Wat dan zeker niet mag ontbreken, is een golfplaten loodsje waarin de Sik werd gestald. De bruine Roco 2400 kan de aan- en afvoer van goederenwagens op het denkbeeldige traject Sneek — Leeuwarden verzorgen.

Als 'onderweg'-module kan de straatweg worden aangelegd, met in de rechterberm de tramlijn. Het emplacement Bolsward biedt de nodige rangeermogelijkheden. Een kolenbak of zelflosser naar de brandstoffenhandel, een gesloten wagen aan de losweg en de doorvoer van gesloten wagens van- en naar de zuivelfabriek, dwars door de smalle straten van het oude stadje. De Sikken werden voor deze ritten over straat, rond 1965 voorzien van een blauw zwaailicht op het cabinedak. Met de digitale aansturing laat zoiets zich goed in model weergeven.



Hoofdpagina  Categorie-index  Index  Menu
Vorige | Volgende
Contact met de redactie: Contact met de redactie 

Laatste wijziging: 9 okt 2017 16:18 (CEST)