Persoonlijke instellingen

Treingestuurd rijden

Uit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Versie door Dick (overleg | bijdragen) op 12 mrt 2013 om 16:26 (Aansluiten van de bezetmeldprint(en))
Ga naar: navigatie, zoeken
Hoofdpagina  Categorie-index  Index
Vorige | Volgende

Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Fred Eikelboom


Treingestuurd

Bij digitale systemen staat er een constante spanning op de rails. De centrale zet, naast de constante spanning, een blokgolfvormig signaal op de rails. Het blokvormige signaal bevat gecodeerde informatie in de vorm van enen en nullen. In de locomotieven zijn decoders (minicomputers) ingebouwd die 'luisteren' naar het digitale signaal op de rails. De centrale geeft de decoder in de locomotief commando's zodat de loc 'weet' wat deze moet doen (optrekken, rijden, afremmen, stoppen, rijrichting wijzigen, lichten aan, enzovoort). Dit heet 'Treingestuurd rijden'.

Wanneer u met een treingestuurd systeem automatisch (computergestuurd) wilt rijden, moet u de baan in blokken verdelen en moet op de blokscheidingen één spoorstaaf onderbroken worden. Met terug/bezetmeldkaarten wordt via de centrale aan de computer doorgegeven of een blok al-dan-niet bezet is.


Bezetmelders in de blokken

Bij een digitale baan wordt - wanneer we gebruik maken van stroomdetectie - de positie van een losse loc, treinstel of trein, gemeld d.m.v. bezetmeldingssecties, kortweg meldsecties genoemd. De mogelijke verdeling van de meldsecties over het blok staat in afbeelding 01 aangegeven:


950px
Afbeelding: 01
Diverse methoden voor blokken
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom


In het volgende onderdeel gaan we ervan uit dat u met het programma 'Koploper' werkt:

Zodra de loc op de inrijdsectie komt, krijgt de loc van 'Koploper' (via de centrale) de opdracht om af te remmen naar de gemiddelde snelheid, welke ingesteld is met CV6. Is de loc op de stopsectie aangekomen, dan remt de loc verder af totdat deze stilstaat.

De stopsectie dient dus voldoende lengte te hebben om de loc tijdig - dus vòòr het volgende blok - tot volledige stilstand te laten komen. Bij schaal H0 kunt u als vuistregel uitgaan van ongeveer 40 cm. Wanneer de loc tot stilstand gekomen is, mag deze niet over de blokscheiding (punt B) gereden zijn, want dan houdt hij het volgende blok bezet, en kan zelf dus niet verder rijden!

Indien het traject in twee richtingen bereden wordt, dient ook de inrijdsectie een lengte van 40 cm. te hebben. Punt A is de stopsectie van het voorgaande blok. Tussen de inrijdsectie en de stopsectie kan een ongedetecteerd stuk rails liggen. De lengte van die ongedetecteerde sectie wordt bepaald door de gewenste bloklengte, minus de lengte van de inrijd- en stopsectie.

Wanneer u ongedetecteerde secties wilt toepassen, kan bij éénrichtingsverkeer voor de inrijdsectie volstaan worden met een stukje rails van ongeveer 6 cm. In principe kan het zelfs met een stukje van één à twee cm. lengte, maar dan wordt het aansolderen van een draadje aan de spoorstaaf bemoeilijkd. Er bestaat namelijk zeer grote kans dat de kunststof bielsen smelten.

Blokken aan elkaar leggen

Nu bekend is wat een blok is, hier een voorbeeld hoe u een aantal blokken aan elkaar legt. De stopsectie van een blok ligt tegen de inrijdsectie van het volgende blok. Ofwel, tussen de blokken komen geen ongedetecteerde secties. De inrijd- en stopsecties worden op de 16-voudige bezetmelder aangesloten, welke bijv. via een S88 datalink met de centrale verbonden is.


Meldsecties01.png
Afbeelding: 02
Bezetmelders in de blokken
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom


De rijrichtingpijlen geven de volgorde van de secties aan. De gedetecteerde secties kunnen dus zowel de functie van inrijdsectie, als van stopsectie vervullen. Dit wordt automatisch door Koploper geregeld.

Aansluiten van de bezetmeldprint(en)

De bruine draad (J) van de centrale gaat naar de linkerspoorstaaf, welke over de gehele lengte niet onderbroken mag zijn (zie: afbeelding 02). Alleen bij het gebruik van meerdere boosters dienen beide spoorstaven ter plaatse van de scheiding onderbroken te zijn. De rode draad (K) van de centrale gaat naar de bezetmeldprinten. Daarvandaan gaat de bedrading naar de diverse secties in de rechterspoorstaaf.

De ongedetecteerde stukken dienen via een diodeschakeling op de centrale aangesloten te worden. Dit om ervoor te zorgen dat er - op zowel de meldsecties als op de ongedetecteerde stukken - een even hoge spanning staat. Indien de spanning tussen de gedetecteerde en ongedetecteerde secties niet gelijk is, zal de bezetmelding niet betrouwbaar werken. Vergeet daarom ook niet om, op de juiste plaatsen in de onderbroken spoorstaaf, isolatielassen toe te passen.

Het aansluiten van de diodeschakeling op een extra ringleiding werkt het gemakkelijkst. U sluit dan alle ongedetecteerde stukken op die extra ringleiding aan (zie hierboven). Deze vereffeningschakeling hoeft u maar één keer toe te passen, tenzij de kans bestaat dat er meerdere locs/treinstellen (waarvan het totale stroomverbruik meer is dan de diodeschakeling kan verwerken) tegelijkertijd op de ongedetecteerde secties rijden.

Wanneer de diodeschakeling vijf Ampère kan verwerken, kunt u bij een gemiddeld verbruik van 400 mA per loc, ongeveer 12 locs tegelijkertijd op de ongedetecteerde secties van stroom voorzien.

Let-op.jpg
  LET OP
Wanneer u meerdere boosters toepast, moet u per booster een diodeschakeling gebruiken!!
De ongedetecteerde secties welke verbonden zijn met de ene booster mogen niet in verbinding staan met de ongedetecteerde secties van een andere booster.

Wel of geen ongedetecteerde secties?

Soms stelt iemand de vraag: 'waarom zou/moet er een ongedetecteerd stuk in de baan liggen?'

Er is geen voorschrift dat zegt of u wel of niet een ongedetecteerde sectie moet gebruiken. Het is een afweging die u maakt, en het hangt ook af van het gebruikte besturingsprogramma (de software). Wanneer u namelijk een ongedetecteerde sectie tussen de inrijdsectie en de stopsectie hebt liggen, wordt een eventueel losgeraakte wagen niet gedetecteerd. Wanneer u wilt dat een losgeraakte wagen of rijtuig gedetecteerd wordt, moet u dus één- of meerdere tussensecties gebruiken. Maar,.....dat kost een behoorlijke smak geld meer op een grotere baan, omdat u dan heel wat meer bezetmeldprinten aan moet schaffen. Vandaar dat de meesten het risico van een losgeraakte wagen of -rijtuig voor lief nemen en een ongedetecteerde sectie gebruiken per blok.

Het voordeel van het aanleggen van ongedetecteerde secties is, dat wanneer u later mocht besluiten om één- of meerdere ongedetecteerde secties alsnog op een bezetmelder aan te sluiten, u geen ingrepen in de rails hoeft te doen. Dan is het een kwestie van alléén wat bedrading onder de treintafel veranderen en, waar nodig, een extra bezetmeldprint plaatsen. Advies: meteen bij de aanleg van de baan ongedetecteerde secties maken/aanbrengen. Want achteraf de rails aanpassen, om er alsnog secties tussen te maken, is een behoorlijke klus.

Nogmaals: bovenstaande verhaal over ongedetecteerde secties geldt bij het gebruik van het programma 'Koploper'. Of andere treinbesturingsprogramma's hier mee overweg kunnen, is bij de redactie niet bekend.



Meer informatie

Encyclopedie:
Meer over bezetmelders




Hoofdpagina  Categorie-index  Index  Menu
Vorige | Volgende
Contact met de redactie: Contact met de redactie