Persoonlijke instellingen

Treingestuurd rijden

Uit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Versie door Fred (overleg | bijdragen) op 25 dec 2014 om 16:42
Ga naar: navigatie, zoeken
Hoofdpagina  Categorie-index  Index  Menu
Vorige | Volgende

Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Fred Eikelboom


Treingestuurd

Bij digitale systemen staat er een constante spanning op de rails. De centrale zet, naast de constante spanning, een blokgolfvormig signaal op de rails. Het blokvormige signaal bevat gecodeerde informatie in de vorm van enen en nullen. In de locomotieven zijn decoders (minicomputers) ingebouwd die 'luisteren' naar het digitale signaal op de rails. De centrale geeft de decoder in de locomotief commando's zodat de loc 'weet' wat deze moet doen (optrekken, rijden, afremmen, stoppen, rijrichting wijzigen, lichten aan, enzovoort). Dit heet 'Treingestuurd rijden'.

Wanneer u met een treingestuurd systeem automatisch (computergestuurd) wilt rijden, moet u de baan in blokken verdelen en moet op de blokscheidingen één spoorstaaf onderbroken worden. Met terug/bezetmeldprinten wordt via de centrale aan de computer doorgegeven of een blok al-dan-niet bezet is.


Bezetmelders in de blokken

Bij een digitale baan wordt - wanneer we gebruik maken van stroomdetectie - de positie van een losse loc, treinstel of trein, gemeld d.m.v. bezetmeldingssecties, kortweg meldsecties genoemd. De mogelijke verdeling van de meldsecties over het blok staat in afbeelding 01 aangegeven:


850px
Afbeelding: 01
Diverse methoden voor blokken
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom


In het volgende onderdeel gaan we ervan uit dat u met het programma 'Koploper' werkt:

Zodra de loc op de inrijdsectie komt, krijgt de loc van 'Koploper' (via de centrale) de opdracht om af te remmen naar de gemiddelde snelheid, welke ingesteld is met CV6. Is de loc op de stopsectie aangekomen, dan remt de loc verder af totdat deze stilstaat.

De stopsectie dient dus voldoende lengte te hebben om de loc tijdig - dus vòòr het volgende blok - tot volledige stilstand te laten komen. Bij schaal H0 kunt u als vuistregel uitgaan van ongeveer 40 cm. Wanneer de loc tot stilstand gekomen is, mag deze niet over de blokscheiding (punt B) gereden zijn, want dan houdt hij het volgende blok bezet, en kan zelf dus niet verder rijden!

Indien het traject in twee richtingen bereden wordt, dient ook de inrijdsectie een lengte van 40 cm. te hebben. Punt A is de stopsectie van het voorgaande blok. Tussen de inrijdsectie en de stopsectie kan een ongedetecteerd stuk rails liggen. De lengte van die ongedetecteerde sectie wordt bepaald door de gewenste bloklengte, minus de lengte van de inrijd- en stopsectie.

Wanneer u ongedetecteerde secties wilt toepassen, kan bij éénrichtingsverkeer voor de inrijdsectie volstaan worden met een stukje rails van ongeveer 6 cm. In principe kan het zelfs met een stukje van één à twee cm lengte, maar dan wordt het aansolderen van een draadje aan de spoorstaaf bemoeilijkt. Er bestaat namelijk zeer grote kans dat de kunststof bielsen smelten.


Wel/geen wissels in de blokken

Bij het programma 'Koploper' wordt uitgegaan van de stelling 'geen wissels in een blok'. Het programma stuurt namelijk de treinen van blok naar blok, en bepaald aan de hand van het al-dan-niet vrij zijn van het blok achter een wissel de wisselstand. Bij het verdelen van de baan in blokken kunt u dus alle rails die tussen de wissels ligt verdelen in blokken, waarbij u er rekening mee houdt dat de hele trein in het blok past.
Het kan echter voorkomen dat er op de baan een blok tussen twee wissels te kort is, zodat de hele trein er niet in past. In dat geval geeft u in 'Koploper' aan dat er in dat blokt niet gestopt mag worden. Daarmee voorkomt u dat de trein de wissels bezet houdt.


Blokken aan elkaar leggen

Nu bekend is wat een blok is, hier een voorbeeld hoe u een aantal blokken aan elkaar legt. De stopsectie van een blok ligt tegen de inrijdsectie van het volgende blok. Ofwel, tussen de blokken komen geen ongedetecteerde secties. De inrijd- en stopsecties worden op de 16-voudige bezetmelder aangesloten, welke bijv. via een S88 datalink met de centrale verbonden is.


Meldsecties01.png
Afbeelding: 02
Bezetmelders in de blokken
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom


De rijrichtingpijlen geven de volgorde van de secties aan. De gedetecteerde secties kunnen dus zowel de functie van inrijdsectie, als van stopsectie vervullen. Dit wordt automatisch door Koploper geregeld.


Blokken op hellingen of in een klimspiraal

Wanneer u blokken op een helling of in een klimspiraal aan wilt brengen c.q. aangebracht heeft, dient u in het besturingsprogramma aan te geven dat de treinen in de blokken van het opgaande spoor niet mogen stoppen. Anders bestaat de kans dat een trein die op de helling c.q. in de klimspiraal gestopt is, niet meer van zijn plaats komt, en daarmee de rijweg van alle treinen die er achteraan komen blokkeert.


Aansluiten van de bezetmeldprint(en)

De bruine draad (J) van de centrale gaat naar de linkerspoorstaaf, welke over de gehele lengte niet onderbroken mag zijn (zie: afbeelding 02). Alleen bij het gebruik van meerdere boosters dienen beide spoorstaven ter plaatse van de scheiding onderbroken te zijn. De rode draad (K) van de centrale gaat naar de bezetmeldprinten. Daarvandaan gaat de bedrading naar de diverse secties in de rechterspoorstaaf.

De ongedetecteerde stukken dienen via een diodeschakeling op de centrale aangesloten te worden (zie: afbeelding 02). Dit om ervoor te zorgen dat er - op zowel de meldsecties als op de ongedetecteerde stukken - een even hoge spanning staat. Indien de spanning tussen de gedetecteerde en ongedetecteerde secties niet gelijk is, zal de bezetmelding niet betrouwbaar werken. Vergeet daarom ook niet om, op de juiste plaatsen in de onderbroken spoorstaaf, isolatielassen toe te passen.

Het aansluiten van de diodeschakeling op een extra ringleiding werkt het gemakkelijkst. U sluit dan alle ongedetecteerde stukken op die extra ringleiding aan (zie hierboven). Deze vereffeningschakeling (ook diodeschakeling genoemd) hoeft u maar één keer toe te passen, tenzij de kans bestaat dat er meerdere locs/treinstellen (waarvan het totale stroomverbruik meer is dan de diodeschakeling kan verwerken) tegelijkertijd op de ongedetecteerde secties rijden.

Wanneer de diodeschakeling vijf Ampère kan verwerken, kunt u bij een gemiddeld verbruik van 400 milliAmpère per loc, ongeveer 12 locs tegelijkertijd op de ongedetecteerde secties van stroom voorzien.

Let-op.jpg
  LET OP
Wanneer u meerdere boosters toepast, moet u per booster een diodeschakeling gebruiken!
De ongedetecteerde secties welke verbonden zijn met de ene booster mogen niet in verbinding staan met de ongedetecteerde secties van een andere booster.


Wel of geen ongedetecteerde secties?

Soms stelt iemand de vraag: 'waarom zou/moet er een ongedetecteerd stuk in de baan liggen?'

Er is geen voorschrift dat zegt of u wel of niet een ongedetecteerde sectie moet gebruiken. Het is een afweging die u maakt, en het hangt ook af van het gebruikte besturingsprogramma (de software). Wanneer u namelijk een ongedetecteerde sectie tussen de inrijdsectie en de stopsectie hebt liggen, wordt een eventueel losgeraakte wagen niet gedetecteerd. Wanneer u wilt dat een losgeraakte wagen of rijtuig gedetecteerd wordt, moet u dus één- of meerdere tussensecties gebruiken. Maar,.....dat kost een behoorlijke smak geld meer op een grotere baan, omdat u dan heel wat meer bezetmeldprinten aan moet schaffen. Vandaar dat de meesten het risico van een losgeraakte wagen of -rijtuig voor lief nemen en een ongedetecteerde sectie gebruiken per blok.

Het voordeel van het aanleggen van ongedetecteerde secties is, dat wanneer u later mocht besluiten om één- of meerdere ongedetecteerde secties alsnog op een bezetmelder aan te sluiten, u geen ingrepen in de rails hoeft te doen. Dan is het een kwestie van alléén wat bedrading onder de treintafel veranderen en, waar nodig, een extra bezetmeldprint plaatsen. Advies: meteen bij de aanleg van de baan ongedetecteerde secties maken/aanbrengen. Want achteraf de rails aanpassen, om er alsnog secties tussen te maken, is een behoorlijke klus.

Nogmaals: bovenstaande verhaal over ongedetecteerde secties geldt bij het gebruik van het programma 'Koploper'. Of andere treinbesturingsprogramma's hier mee overweg kunnen, is bij de redactie niet bekend.


Aangezien het niet mogelijk is om voor elke baan aan te geven hoe u in de praktijk de baan in blokken moet verdelen, verwijzen we u voor aanvullende informatie naar het BNLS-forum en/of het Koploperforum (zie: 'Meer informatie').



Meer informatie

Encyclopedie:
Meer over bezetmelders.
Sjabloon:Link extern
Beneluxspoor.net:
Sjabloon:Link extern
Externe website:




Hoofdpagina  Categorie-index  Index  Menu
Vorige | Volgende
Contact met de redactie: Contact met de redactie