ArmseinenUit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteurs: Hans van de Burgt en Huib Maaskant
Klassieke beveiligingIn artikel E08.01.01 is uitgelegd hoe en waarom beveiliging op de spoorbaan noodzakelijk is. Dit werd uitgelegd aan de hand van de plaatsing van lichtseinen. Maar in de vorige eeuw is er een lange periode geweest dat er (nog) geen lichtseinen waren. Het was de tijd van de armseinen. GeschiedenisVanaf het ontstaan van de spoorwegen in Nederland was er behoefte om het verkeer daarop op een bepaalde wijze te kunnen regelen.
De wet had betrekking op de hoofdspoorwegen, waarop een max. snelheid gold van 100 km/uur. Voor de lokaalspoorwegen gold echter de zogenaamde 'Locaalspoor- en Tramwegwet' (van 9 Juli 1900), waarin vastgelegd was dat de maximum snelheid 75 km/uur bedroeg.
Blokstelsels werden voor het eerst ingevoerd omstreeks 1880. Voor de bediening ervan werden in die tijd bloktoestellen van Siemens en Halske gebruikt. Later zijn hieruit de Nederlandse modellen ontwikkeld. De Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij (HIJSM of HSM) volgde haar eigen weg. Dat betekende dat in 1920, toen de SS en de HSM moesten samenwerken om te komen tot de Nederlandsche Spoorwegen, er qua techniek twee verschillende systemen van beveiliging waren ontstaan. In dit samenwerkingsverband werd voor het seinwezen gekozen voor de techniek volgens die van de HSM. Dit systeem was eenvoudiger en beter toepasbaar dan die van de SS . Vanaf 1949 verschijnen de lichtseinen in Nederland. Zie artikel E08.01.04 - Lichtseinen met enkele lamp of met meerdere lampen NS Armseinen
We onderscheiden de volgende soorten armseinen: - VoorseinenDeze stonden op 500 meter voor de hoofdseinen, om aan te geven welk sein verwacht werd. Als het hoofdsein op onveilig stond (arm horizontaal), gaf het voorsein aan dat er langzaam gereden moest worden (arm omlaag). Stond het hoofsein op veilig (arm omhoog), dan stond ook het voorsein op veilig (arm omhoog). Zoals op de bovenstaande tekening te zien is, had het uiteinde van de arm van het voorsein een rechthoekige vorm. - HoofdseinenDe hoofdseinen - te herkennen aan het 'spiegel-ei' aan het einde van de arm - werden onderverdeeld in een aantal functionele toepassingen:
- Bordessein
Soms werden seinen gecombineerd op een zogenaamd bordes. In bovenstaande tekening is goed te zien dat bij zo'n bordessein verschillende hoogtes gehanteerd konden worden voor de seinen. De hoog geplaatste seinen golden voor de hoofdsporen (met de eventuele toevoeging van de snelheidsborden), de laaggeplaatste seinen golden voor de overige sporen. Op de bordessen konden allerlei combinaties voorkomen, zoals in rechter tekening twee hoofdseinen. In de linkertekening staan twee vertakkingsseinen, die hieronder besproken worden. - Richting- of vertakkingseinen
Deze dienden om op stations en/of rangeerterreinen en raccordementen aan te geven, in welke richting de wissels waren ingesteld. Deze seinen zijn te herkennen aan de zwaluwstaart op het einde van de seinvleugel. Om aan te geven met welke snelheid een spoor bereden mocht worden, werden soms ruitvormige snelheidsborden toegevoegd met de tekst 75, 60 of 45. Ook hier werd met hoge seinen aangegeven welke de hoofdsporen zijn. - RangeerseinenDe betekenis van iedere seinpaal was vastgelegd in het Sein Reglement en hangt af van de kleur, vorm, de opstelling van het spoor en de plaats in het seinbeeld. Zo had ook de kleur van de paal een bijzondere betekenis. Op diverse stations werden hoofd- en voorseinen geplaatst die golden voor trein- en voor rangeerbewegingen. De seinpalen werden dan voorzien van rode en witte vlakken. Seinen met zwarte en witte vlakken waren alleen geldig voor treinbewegingen en mochten voor rangeerbewegingen voorbij gereden worden. Het voert te ver om alle typen rangeerseinen in deze encyclopedie te behandelen. Zie hiervoor de uitvoerige informatie op de website van Gerard van de Weerd.
Meer informatieHieronder vinden we een overzicht van links naar andere websites over dit onderwerp:
|