ArmseinenUit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteurs: Hans van de Burgt en Huib Maaskant
Klassieke beveiliging
Bovenstaand schilderij geeft een wachtpost weer in de omgeving van Haarlem, omstreeks 1848. Een spoorwegwachter geeft met een witte vlag het sein veilig. De wachters communiceerden met elkaar via semaforen (optische telegraaf). Pas later werden seinpalen toegepast die voor de machinisten waren bestemd. Naar een olieverfschilderij van Wouterus Verschuur. In het artikel Beveiliging op het spoor is uitgelegd hoe en waarom beveiliging op de spoorbaan noodzakelijk is. Dit werd uitgelegd aan de hand van de plaatsing van lichtseinen. Maar in de vorige eeuw is er een lange periode geweest dat er (nog) geen lichtseinen waren. Het was de tijd van de armseinen. GeschiedenisVanaf het ontstaan van de spoorwegen in Nederland was er behoefte om het verkeer daarop, op een bepaalde wijze te kunnen regelen.
De wet had betrekking op de hoofdspoorwegen, waarop een maximum snelheid gold van 100 km/uur. Voor de lokaalspoorwegen gold echter de zogenaamde "Locaalspoor- en Tramwegwet" (van 9 Juli 1900), waarin vastgelegd was dat de maximum snelheid 75 km/uur bedroeg.
Op het bekende project "De Lage Zij" van Huib Maaskant is voor een deel gebruik gemaakt van de klassieke beveiliging. Blokstelsels werden voor het eerst ingevoerd omstreeks 1880. Voor de bediening ervan werden in die tijd bloktoestellen van Siemens en Halske gebruikt. Later zijn hieruit de Nederlandse modellen ontwikkeld. De Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij (HIJSM of HSM) volgde haar eigen weg. Dat betekende dat in 1920, toen de SS en de HSM moesten samenwerken om te komen tot de Nederlandsche Spoorwegen (NS), er qua techniek twee verschillende systemen van beveiliging waren ontstaan. In dit samenwerkingsverband werd, voor het seinwezen, gekozen voor de techniek van de HSM. Dit systeem was eenvoudiger en beter toepasbaar dan dat van de SS. Het was zeker niet zo dat abrupt afscheid werd genomen van de armseinen, ten faveure van de lichtseinen. Gedurende vele jaren werden beide typen seinen vrolijk naast elkaar gebruikt. Met name in tijdperk III, kwamen armseinen en lichtseinen tegelijkertijd voor. Al moet gezegd worden dat de lichtseinen al snel de hoofdrol gingen spelen op de belangrijkste routes in het land. Op talloze rangeerterreinen en raccordementen kon het armsein zich echter nog lange tijd handhaven. NS Armseinen
Het klassieke Nederlandse seinstelsel is redelijk complex. Gerard van de Weerd beschrijft het op zijn site tot in het detail. Voor de modelspoorbaan kunnen we ons vaak redden met de eenvoudige armseinen met een enkele mast. Indien gewenst, kunnen we ook een bordessein plaatsen (zie verderop in dit artikel). De tekening hierboven geeft de seinen weer, met de maten voor schaal H0. We onderscheiden de volgende soorten armseinen: - VoorseinenDeze stonden op 500 meter voor de hoofdseinen, om aan te geven welk sein verwacht kon worden. Wanneer het hoofdsein op onveilig stond (arm horizontaal), gaf het voorsein aan dat er langzaam gereden moest worden (arm omlaag). Stond het hoofsein op veilig (arm omhoog), dan stond ook het voorsein op veilig (arm omhoog). Zoals op de bovenstaande tekening te zien is, had het uiteinde van de arm van het voorsein een rechthoekige vorm (zie: tekening 02). - HoofdseinenDe hoofdseinen werden onderverdeeld in een aantal functionele toepassingen:
De meeste hoofdseinpalen waren te herkennen aan het "spiegel-ei" aan het einde van de arm. Om aan te geven dat achter het sein een splitsing van het spoor was, hadden vertakkingsseinpalen een zwaluwstaartvormig uiteinde.
Op bovenstaande foto staan twee even hoge hoofdseinen als uitrijsein. Uiteraard staan aan de andere zijde van het station ook twee identieke uitrijseinen. Deze situatie past bij de lage snelheid (45 km/uur) van het baanvak. De inrit van het station wordt aan beide zijden beveiligd met een vertakkingssein met voorsein. Een vertakkingssein hoort voorafgegaan te worden door een voorsein met twee armen. Dit sein is niet te koop en is heel lastig in model na te maken. In plaats daarvan kunnen we kiezen voor een normaal voorsein. - Richting- of vertakkingsseinen
Een vertakkingshoofdsein beveiligde een splitsing, dus waar een spoor zich via wissels splitste in meerdere sporen. De richting- of vertakkingshoofdseinen waren te herkennen aan hun zwaluwstaartvormig uiteinde. De vertakkingen werden doorgaans met vrij grote snelheid bereden. Het was daarom wenselijk dat de machinist tijdig wist, op welk stationsspoor een trein zou binnenkomen of welke richting hij zou volgen bij een vertakking op de vrije baan. Een vertakkingshoofdsein werd voorafgegaan door een vertakkingsvoorsein. In tegenstelling tot een normaal voorsein was dit sein voorzien van twee armen. Met een arm loodrecht omhoog en de andere in een hoek van 45° omlaag mocht het sein langzaam gepasseerd worden. De bovenste arm in een hoek van 45° omhoog en de andere in een hoek van 45° omlaag gold voor een waarschuwing. Het sein stond op veilig als de bovenste arm loodrecht omhoog stond en de andere in een hoek van 45° omhoog. Bij sein veilig moest de trein haar snelheid verminderen tot ten hoogste 45 km/uur. - Bordessein
Omdat stations- en rangeeremplacementen tamelijk complex waren, was er niet altijd plaats om voor ieder sein een aparte seinpaal te gebruiken. In dat geval werden seinen gecombineerd op een zogenaamd bordes. In bovenstaande tekening is goed te zien dat bij zo een bordessein verschillende hoogtes gehanteerd konden worden voor de seinen. De hoog geplaatste seinen golden voor de hoofdsporen (met de eventuele toevoeging van de snelheidsborden), de laaggeplaatste seinen golden voor de overige sporen. - SeinbrugWas er zelfs geen ruimte voor bordesseinen dan kon men gebruik maken van een seinbrug. Deze seinbruggen overspanden meerdere sporen en werden altijd opgebouwd uit een vakwerkconstructie. Het plaatsen van seinen op een seinbrug had als voordeel dat de seinpalen beter boven het desbetreffende spoor geplaatst konden worden. Midden op emplacementen was dit echter niet altijd goed mogelijk. Men moest immers rekening houden met het vrije ruimteprofiel van de treinen.
Om duidelijk aan te geven dat een aantal seinen onderdeel vormden van een vertakkingsseinbeeld, plaatste men er een soort metalen wit geschilderde "accolade" onder. - Toepassing bordesseinenIn onderstaande tekening kunnen we zien hoe de bordesseinen werden toegepast op stations, rangeerterreinen of raccordementen. De hoogte van de seinpalen gaf aan met welke snelheid een spoor bereden mocht worden. Een lage seinpaal betekende altijd max. 45 km. per uur. Hoog betekende dat de max. snelheid voor de hoofdsporen mocht worden aangehouden, tenzij deze met een ruitvormige snelheidsbord ingeperkt werd. (75, 60 of 45 km. per uur). Als deze snelheidsborden aan de hoofdseinpaal bevestigd waren, gold de snelheid voor alle vertakkingssporen, maar als de borden bevestigd waren aan de palen op het bordes, gold het maximum alleen voor dat specifieke spoor.
- RangeerseinenDe betekenis van iedere seinpaal was vastgelegd in het Sein Reglement en deze hangt af van de kleur, de vorm, de opstelling van het spoor en de plaats in het seinbeeld. Zo had ook de kleur van de paal een bijzondere betekenis. Op diverse stations werden hoofd- en voorseinen geplaatst, die golden voor trein- en voor rangeerbewegingen. De seinpalen werden dan voorzien van rode en witte vlakken. Seinen met zwarte en witte vlakken waren alleen geldig voor treinbewegingen en mochten voor rangeerbewegingen voorbij gereden worden. Het voert te ver om alle typen rangeerseinen in deze encyclopedie te behandelen. Zie hiervoor de uitvoerige informatie op de website van Gerard van de Weerd.
Bediening van de seinenVoor het bedienen van de seinen werden mechanische verbindingen gebruikt die bestonden uit trekdraden, kettingen en wielen. Op het perron of in een seinhuis bevonden zich de "bloktoestellen" waarmee de seinen op veilig of onveilig gesteld konden worden.
De seinen werden doorgaans bediend vanuit "Post T". Als voorbeeld nemen we de "centrale" van Diepenveen. Deze had in de jaren vijftig drie toestellen. Een handeltoestel buiten voor de inrijseinen, de overweg en de wissels. Een toestel voor de blok- en enkelspoorvensters welke mechanisch gekoppeld waren aan de twee uitrijseinen. Deze uitrijseinen werden zonder tussenkomst van een linialenkast bediend door een Semafoorwinder; een krukinrichting met twee slingers. De Semafoorwinder was nog een overblijfsel uit de tijd dat Diepenveen maar twee seinen had en er een eenvoudiger blokstelsel aanwezig was. Naast de blokkast met Semafoorwinder hing nog een blokkast met de voorbijgangsvensters. Deze vensters waren elektrisch gekopppeld aan de inrijsenen.
Het trekdradensysteem van de armseinen was aangelegd volgens het Failsafe-principe; wanneer een steldraad brak, "viel" het sein terug in de stand "STOP". Meer informatie
|