Persoonlijke instellingen

Straatverlichting

Uit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Versie door Fred (overleg | bijdragen) op 9 nov 2017 om 17:55
Ga naar: navigatie, zoeken
Hoofdpagina  Categorie-index  Index  Menu
Vorige | Volgende

Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Ronald Koerts


Op een modelbaan hoort openbare verlichting, uw Preisers en modelauto's moeten ook in het donker iets kunnen zien. Daarvoor worden door veel fabrikanten lichtmasten/lantaarnpalen geleverd, maar u kunt ze ook zelf bouwen. U kunt er voor kiezen om uitsluitend een situatie bij daglicht weer te geven, met niet-werkende verlichting, maar tóch zult u lantaarnpalen willen aanbrengen, al-dan-niet werkend.

Soorten verlichting

- Openbare verlichting

Dit is alle verlichting voor het verlichten van wegen, straten, fietspaden en voetpaden in dorpen en steden. Buiten het dorp worden meestal alleen de gevaarlijke punten, zoals kruispunten en overwegen, verlicht door een enkele lichtmast/lantaarnpaal.

- Wegverlichting

Dit is alle straatverlichting voor het verlichten van wegen, fietspaden en voetpaden in de dorpen. Buiten het dorp worden meestal alleen de gevaarlijke punten, zoals kruispunten en overwegen, verlicht door een enkele lichtmast.

Brawa 5093 stads-verl.jpg
Afbeelding: 01
Voorbeeld van straatverlichting
Bron: Website Brawa

- Aanlichtverlichting (strijklicht of in het Engels: floodlight)

Bijzondere gebouwen als kerken, molens of gemeentehuizen worden soms ook in het licht gezet. Hierdoor worden deze gebouwen een mooi baken in het donker. Hiervoor worden meestal verstralers en spots gebruikt.

Brawa 5370 aanl-sch-werp.jpg
Afbeelding: 02
Voorbeeld aanlichtverlichting
Bron: Website Brawa

Zie voor meer informatie over het toepassen van leds het artikel: Minimale led voorschakelweerstand berekenen en het artikel Hoe sluit u leds aan. bij 'Meer informatie'.

Wisselspanning of gelijkspanning?

Bij lampjes maakt dat niets uit. Een lampje brandt zowel op wisselspanning als op gelijkspanning. Een led moet echter gevoed worden met gelijkspanning. Daarbij moet u goed oppassen dat u plus (anode) en min (kathode) niet verwisseld. Indien de led niet brandt, kan het goed zijn dat de aansluitingen zijn verwisseld en de led dus abusievelijk in de sperrichting is aangesloten. De kans is dan echter ook aanwezig dat de led inmiddels door te hoge tegenspanning reeds overleden is. Dus controleer, voordat u spanning op de leds zet, of alles correct aangesloten is. Vergeet bij gebruik van leds tevens de voorschakelweerstand of de stroombron niet!
Kijk elders in de encyclopedie voor het correct aansluiten van leds.

Welke spanning? (hoe hoog moet de spanning zijn?)

De meeste fabrikanten leveren lampjes voor 12 tot 16 volt. Zij verkopen meestal ook transformatoren die deze spanning leveren. U kunt lampjes met een lagere spanning wel aansluiten op zo'n trafo, maar dan in serie of met een extra weerstand, om de spanning te verlagen.
Bij leds is de brandspanning (drempelspanning) zo rond de twee á drie volt. Deze leds dienen altijd via een voorschakelweerstand (serieweerstand) aangesloten te worden. U kunt ook meerdere leds in serie zetten, en dan via één voorschakelweerstand op de voedingsspanning aansluiten. Hierbij moet u er op letten dat de totale brandspanning van de in serie geschakelde leds ongeveer ¾ van de voedingsspanning bedraagt. De rest van het verschil tussen de totale brandspanning en de voedingsspanning moet dan m.b.v. de voorschakelweerstand geregeld worden (eigenlijk: in de weerstand in warmte omgezet worden).

Heeft u een aparte transformator nodig?

Wanneer u een digitale baan hebt, zult u een extra transformator nodig hebben. Dit omdat de meeste digitale systemen geen aansluitingen voor lampjes hebben. Bij een analoge baan heeft de treintransformator vaak een aansluiting voor lampjes, meestal wisselspanning, wat dan aangegeven wordt met het symbool ~. Bij weinig lampjes kunt u deze gewoon aansluiten op de wisselspanningaansluiting van uw treintrafo. Bij gebruik van veel lampjes of leds moet u een extra transformator aansluiten. Dat is afhankelijk van het vermogen dat de bestaande transformator kan leveren.

Hoe aan te sluiten?

Het is natuurlijk heel simpel om de twee draadjes direct op de transformator aan te sluiten. Helaas gaan de lampjes dan meteen branden, en ze blijven branden totdat u de transformator uitzet. Met een schakelaar ertussen, kunt u de verlichting laten branden op het moment dat u dat zelf wilt. Veel modelspoorfabrikanten leveren schakelaars, maar u kunt ze ook kopen bij een elektronicawinkel en zelf inbouwen in een bedienings- en/of schakelpaneel. Zie ook de afbeeldingen 03 en 04 hieronder voor nadere uitleg.

Hoe moet u meerdere lampjes aansluiten?

Er zijn een aantal manieren om meerdere lampjes op een voeding aan te sluiten. Hieronder staan de twee belangrijkste aangegeven:

- Serieël aansluiten

Dit gaat eigenlijk net zoals bij de oude kerstboomverlichting. Alle lampjes zijn met elkaar doorverbonden. Het nadeel is, dat wanneer er één lampje of led defect is, de rest ook meteen uitgaat. Daarnaast moet u van tevoren berekenen hoeveel lampjes of leds achter elkaar aangesloten kunnen worden. Voor lampjes kunt u dat gemakkelijk doen met de formule: 'spanning van de transformator' gedeeld door 'spanning van één lampje' = 'maximaal aantal aan te sluiten lampjes'. Voor leds, zie het artikel Minimale led voorschakelweerstand berekenen bij 'Meer informatie'.

Aansl-lampjes-ser-rk.jpg
Afbeelding: 03
Aansluiten lampjes serieël
Tekening gemaakt door: Ronald Koerts

- Parallel aansluiten

Hierbij worden alle lampjes apart aangesloten op een 'centrale voedingsleiding' (CVL). Gaat één lampje kapot, dan blijft de rest branden. De spanning van de lampjes moet hetzelfde of hoger zijn dan die van de transformator, anders brandt het lampje door.

Aansl-lampjes-par-rk.jpg
Afbeelding: 04
Aansluiten lampjes parallel
Tekening gemaakt door: Ronald Koerts

Het grote nadeel van parallel aansluiten is, dat er veel meer stroom verbruikt wordt, dan noodzakelijk is. Door de verlichting in serie aan te sluiten, kun u meer verlichting op een trafo aansluiten én heeft u minder trafo's nodig. Dus serieschakeling is beter voor uw portemonnee.

De hoeveelheid licht

Op heel veel modelspoorbanen ziet u dat straten doorgaans (veel) te fel worden verlicht. Less is more... Anders krijgt u van die situaties dat de hele straat wordt verlicht door één straatlantaarn. In werkelijkheid ziet u rondom een straatlantaarn onder de lantaarn een heldere lichtcirkel, een stukje verderop is de straat maar heel weinig verlicht. Door te spelen met de waarde van weerstanden in het circuit, is het mogelijk de lichtopbrengst in te stellen.

Zelfbouw of kant-en-klaar kopen?

Het zelf bouwen van lantaarns is goed te doen, het kost alleen maar wat materiaal, geduld en tijd. Op het Internet zijn zeer veel bouwhandleidingen te vinden. De kosten voor het zelfbouwen zijn meestal lager dan het kopen van kant-en-klare lantaarns.

Er zijn tientallen leveranciers en fabrikanten die lantaarns en lichtmasten leveren.
Hieronder staan een aantal bekende leveranciers genoemd. Deze merken zijn in de meeste modelspoorwinkels, op beurzen en via het internet te verkrijgen.


Meer informatie

Encyclopedie:
Relevante informatie over modelbaanverlichting
Externe websites:
BRAWA
Busch
Märklin
Viessmann

Gerelateerde termen: Marklin, Maerklin, Mærklin



Hoofdpagina  Categorie-index  Index  Menu
Vorige | Volgende
Contact met de redactie: Contact met de redactie 

Laatste wijziging: 9 nov 2017 17:55 (CET)