Persoonlijke instellingen

Woorden - K: verschil tussen versies

Uit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken
k
k
Regel 258: Regel 258:
 
{{Trefwoord
 
{{Trefwoord
 
|Trefwoord= Kleine Dakota
 
|Trefwoord= Kleine Dakota
|Omschrijving= NS 4300 (2e serie) Ook wel kleine [[Woorden -J#Jeep|Jeep]] genoemd.
+
|Omschrijving= NS 4300 (2e serie) Ook wel kleine [[Woorden - J#Jeep|Jeep]] genoemd.
 
}}
 
}}
 
{{Trefwoord
 
{{Trefwoord

Versie van 30 jan 2018 om 15:57

Hoofdpagina  Categorie-index  Index  Menu
Vorige | Volgende

Onder redactie van: BeneluxSpoor.net


Verklaring         Zoeken op deze pagina: CTRL + F.

Woord of afkorting.

Koprijtuig van een treinstel. De kleine letter 'k' wordt bij het weergeven op de rijtuigen altijd als laatste vermeld. Bijv: mBDk, BDk.

k.

Keukencompartiment aanwezig. Komt bijvoorbeeld voor in BKD bij de Plan-W rijtuigen.

K.

Vulling voor de lagerpot van wagens, bestaande uit katoen, wol en paardehaar, bestemd voor het vasthouden van de smeerolie voor het lager. (1)

KWP-vulling

(België) Perron. Naast perron wordt in België dit kaai gebezigd. Een perron en een kade lijken inderdaad op elkaar. de trein aan de kaai zetten.

Kaai

Spoor met een spoorwijdte van 1067 mm. (3,5 Engelse Voet) Meer over Kaapspoor. (3)

Kaapspoor

Bijnaam voor de regulateur, die met zijn beide handvaten aan de uiteinden en de knik in het midden een duidelijke gelijkenis met een kaasmes vertoond. (1)

Kaasmes

1. (Elektrotechniek). Een kabel is een samenstel van twee of meer geïsoleerde elektrische leidingen (draden), met een gezamenlijke mantel. 2. (Werktuigbouw) Een kabel is een samenstel van meerdere stalen draden (bijvoorbeeld de kabel van een hijskraan).

Kabel

Spoorbaan met een hoog hellingpercentage, waarbij de voertuigen door middel van een kabel voort worden bewogen. Meer over Kabelspoor. (3)

Kabelspoor

De vuurkist met het vuur erin. Het vuur. een dunne kachel: een dunne laag brandende kolen op het rooster. een goede kachel, een slechte kachel: een goed respectievelijk slecht brandend vuur. een blanke kachel met een goede ligging: een schoon vuur met goed verspreide kolen. er een kachel inzetten: zorgen voor een flink vuur voor het begin van een rit met een zware trein. een lekker kacheltje: een flink vuur van grote stukken steenkool en daardoor lekker los liggend, een uitgespreid over een goed doorgebrand ondervuur. Weersgesteldheid (vee, weinig wind) en tonnage van de te trekken trein bepaalde de grootte van dit kacheltje. Het kacheltje werd zo’n 15 à 20 minuten voor het vertrek van de trein opgebouwd. kachel opzetten: vuur aanleggen. zie ook blank en vuur. (1)

Kachel

Kalibreren is het vergelijken van een systeem of apparaat met behulp van een standaard lijst met gegevens om de eigenschappen vast te stellen. Het af- of instellen om het in overeenstemming te brengen met de specificatie wordt justeren genoemd. (3)

Kalibreren

Bijnaam van het diesel-electrische directierijtuig van de NS 20, dat aan beide zijden verhoogde bestuurderscabines heeft, die als bulten boven het dak uitspringen, net als bij een kameel de bulten bovenop de rug. Zie ook: Dromedaris. (1)

Kameel

Machinistenhuis. de kamer moet schoon en stofvrij blijven: het machinistenhuis moet goed schoongehouden worden. Zie ook kamer en suite (1)

Kamer

Bijnaam van de bijnaam van de locomotieven van de serie NS 3100 en 3200, waarbij het machinistenhuis van de tender gescheiden werd door twee ijzeren deuren, zoals bij twee kamers en suite. (1)

Kamer en Suite

(België): Zijn haar gaan kammen: met het pookijzer in het vuur gaan, om dit bij te werken. net als bij het kammen trek je dan als het ware 'klitten' slakken uit elkaar. (1)

Kammen

Kan met smeerolie om het drijfwerk mee te smeren. Men onderscheidt de 'gewone' kan en de lange kan, een kan met een lange tuit waarmee moeilijk bereikbare delen gesmeerd worden. (1)

Kan

(Belgié): vertakkingssein met twee, drie of vier armen. dit is altijd een bordessein, dat gelijkenis vertoond met een kandelaar, omdat het opgebouwd is uit één gemeenschappelijke grondpaal, met daaruit, op het bordes, meer dan één paal. (1) Zie: Vertakkingssein.

Kandelaar

Het op de treeplank buiten aan de personenrijtuigen van een rijdende trein van de ene coupé naar de andere lopen, om naar binnen te kijken. werd veel gedaan door voyeurs, die mensen wilden begluren tijdens het bedrijven van de liefdesdaad, wat nogal eens gedaan werd in de vroegere coupés die niet verbonden waren door een gangpad in het rijtuig maar uitsluitend via treeplanken buitenom. (1)

Kanonnieren

Kantje opzetten: extra kolen of briketten stapelen op de waterbakken van de tender, naast de eigenlijke voor de kolen bestemde ruimte, dit om zoveel mogelijk kolen mee te nemen. (1)

Kant

De kantcode geeft bij een wissel aan welke van de drie mogelijke takken bedoeld wordt. Mogelijke waarde: V = Voor, L = Links, R = Rechts.

Kantcode

Bij kantelbaktreinen wordt de gehele trein in tegengestelde richting gekanteld dan de middelpuntvliedende krachten. Dit stelt de trein in staat om op hogere snelheid, bestaande trajecten te berijden. Meer over Kantelbaktrein. (3)

Kantelbaktrein

Waterkerende constructie langs een (spoor)weg bij doorsnijding van een waterkering. (2) Meer over Kanteldijk. (2)

Kanteldijk

Bijnaam voor een (modern) machinistenhuis.

Kantoor

1. Dak van machinistenhuis. onder de kap: in het machinistenhuis. 2. Overkapping: onder de kap: onder de overkapping van het station. (1)

Kap

Locomotief. de meester en zijn kar: de machinist en zijn locomotief. dubbele kar: locomotief met 3 of 4 cilinders waarbij 2 assen direct door een drijfstang aangedreven worden. losse kar: locomotief die los rijdt, dus zonder wagens of rijtuigen. zie ook: wagen. (1)

Kar

Bijnaam van de diesel-elektrische loc nr. 2530, die een tijd lang een paarse kleur had, zoals kardinalen dikwijls dragen. (1)

Kardinaal

Bijnaam van de locomotieven van de serie HSM 201-208 en 220, die gebouwd waren bij Carels Frères te Gent. (1)

Kareltje

(werkwoord): Rijden, karren maar! (1)

Karren

(België): Gentse bijnaam voor loc van het type 53. Ook: bok (Limburgs), broekverbrander (Leuvens). Kasse werd gebruikt omdat de loc eruit zag als een vierkante bak, dus als een kas. (1)

Kasse

Benaming voor een personenrijtuig. Een personenrijtuig zag er dikwijls uit als een soort kast. vergelijk bakje. (1)

Kastje

Stoomafsluiter in de stoomdom, die met de regulateurhendel bediend wordt. Heeft een enigszins ronde vorm, als van een kattekop. (1)

Kattekop

De verticale uitzetting van een spoorstaaf door hoge temperaturen. Zie ook: Spoorspatting.

Kattenrug

Keerdriehoek

Een op een wissel aangesloten stuk rails, zodanig aangelegd, dat wanneer een trein via het afbuigende spoor het wissel verlaat en dus de keerlus in rijdt, de trein via het rechtdoorgaande spoor weer op datzelfde wissel terugkeert. Wanneer de trein over het doorgaande spoor van het wissel de keerlus in rijdt, zal de trein het wissel weer bereiken over het afbuigende spoor.(3) Zie: artikel Keerlus. Meer over Keerlus.

Keerlus

Elektronische schakeling (ook keerlusmodule genoemd) die de polariteit in een keerlus tijdig veranderd, teneinde kortsluiting tussen linker- en rechter spoorstaaf te voorkomen. Zie: Keerlus.

Keerlusschakeling

Het geïsoleerde gedeelte in de rails van een keerlus, waar de polariteit wordt veranderd door de keerlusmodule. Zie: artikel Keerlus.

Keerlussectie

Spoor waarop treinen van rijrichting kunnen veranderen, het zogenaamde keren. (2) Zie het artikel Treinen keren.

Keerspoor

(GEVI- code) Codering voor gevaarlijke stoffen. Meer over Kemler-code. (3)

Kemler-code

Schuin geplaatst bord voorafgaand aan een sein. Zie Baak en het artikel Borden en overige speciale seininrichtingen.

Keperbaak

Een trein die op zijn bestemming(station) is aangekomen en met hetzelfde materieel onder een ander treinnummer terug keert in de richting van zijn herkomst, maar kan een ander station als bestemming hebben. Meer over Keren. (2)

Keren

Bijnaam van de locomotieven van de series NS 4000 en 4700. Deze locomotieven hadden elektrische frontseinen, een schijnwerper en verlichting onder de voetplaat te behoeven van de smering van het mechaniek. Als ’s nachts deze verlichting brandde, had het geheel iets weg van een kerstboom. (De meeste andere locomotieven hadden een andere, minder fel brandende verlichting, en doorgaans geen drijfwerkverlichting. Het personeel moest 's nachts het drijfwerk bijlichten met een fakkel.) (1)

Kerstboom

Ketel

Voorfront. (1)

Ketelfront

Nieuwe ketels moesten volgens de wet: Algemeen Reglement Dienst op de Spoorwegen na acht jaar worden getest. Tussentijds werd er door middel van een persing, eens in de vier jaar getest.

Ketelkeuring

Zie: Ketelkeuring.

Ketelonderzoek

Het wassend verwijderen van ketelsteen uit de niet onder druk staande en koude locomotiefketel. Ook: Ketel wassen. (1)

Ketelwassen

Spooronderhoudsmachine. Meer over Kettinghor. (3)

Kettinghor

Kikkertje: bijnaam van kleine locomotieven zoals de serei NS 8100. waarschijnlijk zo genoemd omdat ze bij het aanzetten met een zware trein wel eens een sprongetje maakten. zware kikker: bijnaam van de locomotieven van de serie NS 8500 en 8700. vgl. Hippel. (1)

Kikker

NS 8100

Kikkers

Zie: Kikker.

Kikkertje

Bijnaam van de locomotieven van de serie NS 7700. Kikket is een Fries woord dat 'kleintje' betekent. Deze locs waren inderdaad klein. Ook: Haarlemmermeertje, Bello. (1)

Kikket

Bijnaam van de spoorlijn van Ede naar Barneveld, die loopt door een gebied met veel kippenhouderijen. (1)

Kippenlijn

Vuurkist. de kachel door de kist gooien: de kolen van het vuur verspreiden over het hele roosterbed van de vuurkist. ook: het vuur door de kist halen. (1)

Kist

(Engels) 1. Bouwpakket. 2. (Bouwkundig). Verzamelnaam voor (taai)vloeibaar afdichtingmateriaal, bijv. siliconenkit.

Kit

(Eng.) Het maken van modellen d.m.v. aanpassingen aan, of het versnijden van, één of meerdere bestaande modelbouwpakketten, teneinde daaruit een nieuw model te maken/samen te stellen. Zie: Kitbashing en scratchbuilding modelbouwtechnieken en Kit.

Kitbashing

Een klappend geluid maken. de loc klapt erover: boven de locomotief klinkt het klappende, blaffende geluid van de exhaustor, dat door de schoorsteen naar boven komt (bovenaan dus). (1)

Klappen

(België): Knalsein. ook: Pétard. (1)

Klapper

(België): Valrooster. (1)

Klaprooster

Wissel dat een vaste stand heeft, en niet bediend hoeft te worden. Wel is een veerinrichting aangebracht waardoor de tongen, bij voor de rijdende trein verkeerde stand, opengereden kunnen worden. na passeren van de trein veren of klappen de tongen weer in de oude stand. Ook: Woorden - V#Veerwissel

Klapwissel

Aanduiding voor verschillende vormen van comfort. Meer over Klasse. (3)

Klasse

Bord met klasse-nummer, die aan de buitenzijde van een coupé of treinstel wordt gehangen.

Klassebord

Systeem dat tot 2006 gebruikt werd. Meer over Klassieke beveiliging.

Klassieke beveiliging

Bij heipalen de weerstand die een ingeheide paal aan een volgens de paal-as gerichte belasting kan bieden als gevolg van de wrijving en de eventuele adhesie langs de omtrek van de paalschacht. Bij omlaag gerichte belasting vormen de belasting en de puntweerstand van de paal te samen het draagvermogen. Onder bepaalde omstandigheden kan zich bij op stuit geheide palen negatieve kleef ontwikkelen, doordat nazakkende grond als het ware aan de paal gaat hangen. Een heipaal die zijn draagvermogen geheel ontleent aan de kleef heet kleefpaal. (2)

Kleef

NS 4300 (2e serie) Ook wel kleine Jeep genoemd.

Kleine Dakota

NS 4300 (2e serie) Ook wel Kleine Dakota genoemd.

Kleine Jeep

Remproef waarbij de werking van de pneumatische treinrem beproefd wordt. In principe wordt de remproef genomen bij de laatste beremde as. Deze beproeving vindt plaats na wisseling van rijrichting, als de treinleiding verbroken is geweest of als de trein langer dan 2 uur heeft stilgestaan.

Kleine remproef

Veer waarmee de spoorstaaf op de hellingplaat wordt vastgezet.

Klemveer

Zie: Kleurenkaart NS

Kleuren

Op het BNLS-forum is daar een draadje over: Kleuren NS

Kleurenkaart NS

Het omhoog of omlaag laten rijden van treinen door het gebruik van een spiraalvormig spoor. Zie het artikel Hellingen/Klimspiralen.

Klimspiraal

Zie: Woorden - S#Seinklok

Kloksein

Op klompen lopen: rijden met een platte wielband onder de loc of wagen, wat een klossend, stampend geluid geeft, als van op klompen lopen. trek haar de klompen maar aan: laat de loc maar weer eens flink werken. (1)

Klomp

Een trek-duwcombinatie met aan elke kop een NS 2200 loc, met daartussen één of meerdere Plan E rijtuigen. Deze combinatie reed hoofdzakelijk in landelijke gebieden en kreeg om deze reden haar bijnaam.

Klompentrein

Het vuur klontert: - loopt uit, d.w.z. er lopen slakken uit de kolen tussen de roosterstaven. zie ook: Loopkolen. (1)

Klonteren

(NS-Jargon). Contragewicht bij wissel, meestal handwissel. Zie afbeelding 01 in het artikel Railgeometrie.

Kloot

Met buskruit gevuld doosje, dat op de rails geklemd wordt, en ontploft, als er een trein overheen rijdt, deze ontploffing wordt door de machinist gehoord en is een opdracht tot het maken van een noodremming. Wordt alleen in noodgevallen gebruikt. (1)

Knalsein

Stroomtoevoer naar de cilinders verminderen, afknijpen, door de regulateur terug te zetten. (1)

Knijpen

Een halteringsplaats waar meerdere treinstromen samenkomen en waar (vrijwel) alle passerende treinen halteren. (2) Voor meer uitleg, zie: Knooppunt. (2)

Knooppunt

Een beste knor onder de deur: een flink heuveltje kolen in de vuurkist onder de vuurdeur. zie ook: 'Bult'. 2 - Benaming van de grote remkraan van het fabrikaat Korr of Kunze-Knorr. (1)

Knor

Knorr-Bremse (merknaam). Oorspronkelijk ontwikkeld als pneumatische rem voor goederentreinen. Nu een algemeen voorkomend remsysteem voor divers materieel. Zie: |Remmen.

Knorr-rem

Aansluitingssein, dat toont welke kant van de aansluiting/splitsing/aftakking bereden zal worden. Dit sein heeft een driehoekige vorm, als van een koeiekop. (1)

Koeiekop

Benaming voor een onvakkundige, knullige machinist, vooral wanneer hij zonder dat dat nodig was veel stoom verbruikt. (1)

Koekebakker

Een bak hangend aan de zijkant van de trein. In de bak bevinden zich diverse platen met eindbestemmingen van een trein. Kwam o.a. voor op de Hondekoppen, ICR, DDM-1 en Plan W.

Koersbak

Bord dat bevestigd is in-, of aan de zijkant van de trein, met op het bord een vermelding van enkele stopstations en de eindbestemming.

Koersbord

Rol die bevestigd is aan de zijkant van (en soms in) de trein met de eindbestemming van de trein.

Koersrol

Enkele rijtuigen die van de trein worden losgekoppeld en die met een andere trein verder gaan naar een andere bestemming. (3)

Koerswagon(s)

(België, < <<Fr. Cul de sac): Doodlopend spoor. Het Franse woord betekent: blinde steeg, slop. (1)

Koetsak

Vuil water, zichtbaar in het peilglas: het wordt koffie. op de koffie zijn: door het vuile water last hebben van opkoken en daardoor te weinig stoom hebben. (1)

Koffie

Steenkool. Brandstof voor onder andere stoomlocomotieven. Meer over Kolen. (3)

Kolen

De kolenboer is op de lijn: gezegd wanneer je over een spoorlijn rijdt en er veel zij- of tegenwind staat: de trein gaat dan moeilijk vooruit, de loc moet hard trekken, verbruikt veel energie en dus veel stoom, waardoor er weer een stuk harder gestookt moet worden: de stoker moet dan veel kolen over de schop laten gaan, net als een scheppende kolenhandelaar. (1)

Kolenboer

Bergplaats voor kolen.

Kolenbunker

Iemand die kolen de locomotief insjouwt. Hij heeft een mandje met daarin kolen op z’n schouder, daarmee gaat hij een tegen loc of tender staand laddertje op, keert het mandje om in de kolenruimte, gaat naar beneden, vult het mandje weer, waarna alles zich herhaalt. de kolendrager moet vele malen op en neer, voordat hij klaar is met laden. Bij uitbreiding: de man die de locs van kolen voorziet, op welke wijze dan ook.(1)

Kolendrager

Hijskraan in het kolendepot voor het laden van kolen in een tender van een locomotief. Zie het artikel Het stoomlocomotievendepot.

Kolenkraan

Omheinde ruimte op emplacement voor het bewaren van kolen voor de locomotieven. zie ook: Woorden - T#Tuin

Kolenpark

1. Kolenbijter. 2. (machinist) die kolen pikt, steelt. (1)

Kolenpikker

Premie aan een machinist en stoker wanneer die minder dan een gestelde hoeveelheid kolen verbruiken op de loc. De machinist kreeg altijd twee keer zoveel premie als de stoker. (1)

Kolenpremie

Tender achter een stoomlocomotief waar de kolen en ook het water in worden opgeslagen

Kolentender

Hijswerktuig waarmee volledige gevulde kolenwagens in één keer in een schip konden worden gelost.

Kolentip

Serie NS 3900.

Kolenvreters

(België): Collega, vooral collega-treinbestuurder, en andere collega-spoorwegmensen op de trein. (1)

Kollek

Kast voorzien van tyfoons. Onder andere op het dak van loc serie NS 1600.

Konijnenhok

De Koninklijke trein. Een samenstelling van diverse rijtuigen ten behoeve van het Koninklijk huis.

Koninklijk Materieel

Achter zijn kont hebben: achter zich hebben, achter de locomotief hebben. onder zijn kont: onder zich hebben. ook: achter, onder z’n reet. op z’n kont zitten of: op z’n reet zitten: gezegd van de loc als de wielen blokkeren bij het remmen, waardoor de loc glijdend remt, is iemand die op ijs gevallen is en zittend voortglijdt. kop en kont: voorkant en achterkant, daardoor: locomotief waarbij voorkant achterkant is en omgekeerd, dus tenderloc, die beide kanten op even snel kan rijden, wat een loc met losse tender niet kan (vooral bijnaam van de serie NS 5500). het sein valt op z’n kont: het sein valt plotseling op onveilig (de seinarm valt inderdaad), zie ook: voor z’n smoel gooien. (1)

Kont

Waterpijp door de vuurkist heen, van boven bij het ketelfront schuin naar onder bij de vuurbrug. verscheidene van deze pijpen lopen door de vuurkist om de circulatie van het ketelwater te verbeteren en het verwarmd oppervlak te vergroten. De vuurbrug steunt er op , zie ook: Waterpijp. (1)

Kookpijp

Dient om de elektrische spanning over te dragen op het draaiende gedeelte (de collector) van een elektromotor. Koolborstels worden gemaakt van cokes, vermengd met een bindmiddel (hars of bitumen), in vorm geperst en daarna gebakken. Voor stroomsterkten tot 12 A/cm² wordt elektrografiet toegepast. (3)

Koolborstel

Het zwarte koor. zie Zwart. (1)

Koor

1. Uiteinde van de drijfstang. kleine kop: korte eind. grote kop: grote eind. kop en kont: zie kont. 2. (Belgié): De dikke kop van de bielle: de grote kop (of: het grote eind) van de drijfstang. de kleine kop van de bielle: het korte eind van de drijfstang. 3. Een sein voor z’n kop gooien: zie smoel. (1)

Kop

Bijnaam. Zie ook: 'Bakkie', 'NS 5500'.

Kop en kont

De deuren aan elk kop-einde van een rijtuig (de overgangsdeuren naar een ander rijtuig). Deze zijn altijd open (niet afgesloten) behalve als het een kopdeur betreft van het eerste rijtuig en het laatste rijtuig.

Kopdeuren

1. De bijnaam voor de treinstellen van het type ICM (ICM-3 en ICM-4). De naam is ontstaan door de mogelijkheid de treinstelkoppen bij het combineren met elkaar te verbinden. Oorspronkelijk werd er dan ook gesproken van de doorloopkop, een kop waar je doorheen kunt lopen dus. 2. Treinbesturingsprogramma (gratis). Gemaakt door Paul Haagsma (Pahasoft). Zie het artikel Treinbesturingssoftware.

Koploper

Een doorgaande trein (met hetzelfde materieel en treinnummer) die door de infrastructuur en de geboden relaties, gedwongen wordt van rijrichting te veranderen.
Meer over Kopmaken. (2)

Kopmaken

As waar koppelwielen op bevestigd zijn. Tegengesteld: drijfas. (1)

Koppelas

Een koppelstuk om een treinstel te kunnen slepen met een loc (bijv. een stoptrein laten trekken door een 6400-loc).

Koppelboom

Het werkelijk aan elkaar koppelen van twee treindelen tot een trein. In de reizigerstreindienst wordt hiermee doorgaans het aan elkaar koppelen van twee treinstellen bedoeld. In de goederenexploitatie wordt hiermee het aan elkaar koppelen van de goederenwagens bedoeld. (2)

Koppelen

Onderdeel van spoorwegvoertuigen, met als doel de spoorwegvoertuigen onderling te koppelen. Bijvoorbeeld de Woorden - S#Schroefkoppeling

Koppeling

Koppelrijtuig

Stang die koppelwiel(en) en drijfwiel(en) met elkaar verbindt: zie ook: Drijfstang. (1)

Koppelstang

Dit zijn voertuigen die worden gebruikt om materieel met verschillende koppelingen met elkaar te kunnen verbinden. Bijvoorbeeld een locomotief met schroefkoppeling aan een treinstel met automatische koppeling. Dit kan ook met koppelstangen of sleepkoppelingen. Zie het thema Koppelingen. Engelse termen: barrier vehicle (koppelwagen), Barrier coach (koppelrijtuig). (4)

Koppelwagen

Via de koppelstang, dus indirect, aangedreven wiel. Tegengesteld: Drijfwiel. (1)

Koppelwiel

Een rijtuig in een treinstel voorzien van een machinistencabine. Ook Kopbak of Stuurstandrijtuig genoemd. Meer over stuurstandrijtuig (3)

Koprijtuig

Doodlopend spoor, aan het eind voorzien van een stootjuk (spoorbeëindigingsconstructie). (2) Zie: artikel Basisvormen. Meer over Kopspoor.

Kopspoor

Een station zonder doorgaande sporen, ofwel alle sporen eindigen in dit station, zoals Den Haag CS en Antwerpen CS. Zie: artikel Type stations.

Kopstation

Er is een onbedoelde (=niet gewenste) verbinding tussen twee geleiders in een stroomkring. Zie Kortsluiting.

Kortgesloten

(Modelspoor). Koppeling tussen twee wagens of rijtuigen, zodanig uitgevoerd dat de buffers van de afzonderlijk railvoertuigen op zeer korte afstand van elkaar gehouden worden. De trein ziet er dan natuurgetrouwer uit.

Kortkoppeling

Het onbedoeld contact maken van twee geleiders in een stroomkring die een spanning voeren. Zie Kortsluiting hieronder.

Kortsluiten

Het aanbrengen (of optreden) van een verbinding met lage weerstand in een stroomkring. Wanneer twee ongeïsoleerde draden, waarop een elektrische spanning staat, elkaar raken ontstaat er kortsluiting. Als gevolg van de korstuiting gaat er een hoge stroom lopen. Het is dus belangrijk om zekeringen te gebruiken, zodat de kortsluiting geen nadelige gevolgen heeft (denk hierbij aan brand of verbrandde bedrading) Meer over kortsluiting. (3)

Kortsluiting

Stilstaande reserve. In reserve gehouden treinmaterieel. Het begrip koud slaat ook op stoomlocomotieven die op reserve staan en niet op stoom zijn gebracht en dus 'koud' zijn.

Koude reserve

Bout waarmee de hellingplaat wordt vastgezet op de dwarsligger of de spoorstaaf direct op de dwarsligger.

Kraagbout

Zie: Kraagbout.

Kraagschroef

1. Hijskraan voor kolenladen. kleine kraan: hijskraan met bak die met de schop of met de hand gevuld moet worden. grote kraan: grijperkraan. (1) 2. Afsluiter. 3. Spoorkraan. Zie: Ongevallenkraan.

Kraan

Railvoertuig, voorzien van een eigen voortbewegingsinrichting.

Krachtvoertuig

NS 2801

Kreupele Marie

Krom doorlopen: een wissel aftakkend (= krom) berijden. kromliggend wissel: wissel in stand afbuigend, waardoor de trein naar het naastbijliggend spoor aftakt. (1)

Krom

In oude tijden had men op een station één of meerdere kruiers lopen die door reizigers meegebrachte goederen en/of koffers in- en uit de trein brachten. Ook: Witkiel.

Kruier

NS-Jargon. afkorting van kruising. Zie ook Kruiswissel.

Kruis

(elkaar) kruisen: in tegengestelde richting voorbijgaan. (1)

Kruisen

1. Het kruisen. kruising verleggen: een ander station kiezen om te kruisen (bij enkelsporige baanvlakken). 2. Kruispunt, plaats waar twee sporen elkaar snijden/kruisen. (1)

Kruising

Verbinding tussen zuigerstang en drijfstang, die de heen-en-weer gaande beweging van de zuigerstang omzet in de heen-en-weer gaande/draaiende beweging van de drijfstang. (1)

Kruiskop

Zie: Kruising, betekenis 2.

Kruispunt

Een combinatie van vier wissels en een kruising. Bevindt zich tussen twee sporen, waardoor in beide richtingen van spoor kan worden gewisseld. (3). Zie: artikel Basisvormen.

Kruiswissel

Met een kruk een elektrisch wissel handmatig omleggen.

Krukken

Arm die haaks op het wiel staat en die de heen-en-weer gaande beweging van de scharnierend ermee verbonden drijfstang op het wiel overbrengt, dat aldus tot draaien wordt gebracht. (1)

Kruktap

Draaibank speciaal voor het op maat maken, c.q. afdraaien van de treinwielen.

Kuilwielenbank

De ronde ketel, het ronde gedeelte van de stoomketel. de kuip in het vet zetten: de ketel oppoetsen met vet. (1)

Kuip

(België): Reinigen. het vuur kuisen. vgl. vuur schoonmaken. (1)

Kuisen

Verzamelnaam. Zie: artikel Kunststoffen. Meer over kunststof.

Kunststof

Bouwconstructie in weg, water of spoorlijn zoals bruggen, tunnels en sluizen. (2)

Kunstwerk

Zie: Knorr-rem.

Kunze-Knorr

Volledig ingevoerd bij de NS op 1 Jan 1934. Zie ook: Knorr-rem.

Kunze-Knorr-rem

Kurk (Latijnse naam: Quercus suber) is een licht, elastisch materiaal, dat wordt gemaakt van de schors van de kurkeik. Kan dienen als geluidisolatie, onder de rails van het modelspoor. Meer over Kurk. (3)

Kurk

1 - In vier gelijke eenheden verdelen. 2 - Het verdraaien van linker- en rechterwiel op dezelfde as. De stand van linker- en rechterwiel moet bij alle assen exact gelijk zijn en de verdraaingshoek moet ongeveer 90 graden bedragen. Dit kwarteren wordt gedaan bij stoomlocomotieven, om ervoor te zorgen dat de locomotief weg kan rijden vanuit stilstand. Zonder gekwarteerde wielen kunnen de zuigers (via de drijfstangen) de wielen niet aandrijven. Zie ook Dood.

Kwarteren

Opwaarts gerichte grondwaterstroming, gehanteerd bij het uittreden van grondwater uit de grond. kan onder meer direct aan het grondoppervlak geschieden, in sloten of in drains. (2)

Kwel

Gebieden waar sprake is van opwaartse grondwaterstromen. Kan onder meer direct aan het grondoppervlak geschieden, in sloten of in drains. (2)

Kwelgebieden

Zie: Kwel.

Kwelwater


Hoofdpagina  Categorie-index  Index  Menu
Vorige | Volgende
Contact met de redactie: Contact met de redactie 


Laatste wijziging: 13 jan 2018 11:54 (CET)