OnderstationsUit BeneluxSpoor.net - Encyclopedie
Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Wim Mesu - Bewerkt door Fred Eikelboom
In dit artikel bespreken we de functie van onderstations. OnderstationsOnderstations, of beter gezegd tractieonderstations, dienen voor de voeding van het spoorwegnet. In deze onderstations wordt de elektrische stroom van het middenspanningsnet (10.000 VAC ofwel 10 kV wisselspanning) getransformeerd naar een lagere spanning. Dit is in het geval van de Nederlandse treinen 1800 volt (vroeger 1500 volt). Daarna wordt de wisselspanning gelijkgericht en aan de bovenleiding doorgegeven. Tractieonderstations voor treinen op 25 kV wisselspanning (50 Hz) maken gebruik van hoogspanning van het hoogspanningsnet. Uiteraard wordt de stroom in dit geval niet gelijkgericht. Zie ook het artikel Geschiedenis van de bovenleidingsystemen in Nederland.
Zo ongeveer 1995 is de NS begonnen met de bouw van de moderne tractieonderstations/schakelstations. Tussen de onderstations (OS) bevinden zich de schakelstations (SS). Mocht een onderstation uitvallen, dan kan er via een schakelstation voor worden gezorgd dat de bovenleiding vanuit een ander onderstation wordt gevoed. Deze moderne stations werden/worden met een tussenafstand van circa 7 km geplaatst. Ze hebben geen mogelijkheid meer om een mobiele gelijkrichter aan te koppelen, het gebruik van mobiele gelijkrichters was de NS toen al aan het afbouwen. Daar was steeds minder noodzaak voor omdat de gelijkrichters veel betrouwbaarder waren geworden. Spooraansluiting voor de mobiele gelijkrichtersOnderstations zijn in de loop der tijd steeds kleiner geworden. De klassieke onderstations waren zo groot, omdat de gelijkrichters relatief groot waren en daarnaast ook nog behoorlijk wat koeling nodig hadden. Vandaar de ruime opzet en de grote ventilatieroosters. De kwetsbaarheid van de gelijkrichters was dan ook één van de redenen om de onderstations te voorzien van een spooraansluiting. Hierop konden de mobiele gelijkrichters worden aangevoerd in geval van vervanging en op dat spoor kon eventueel een gelijkrichterwagen staan. Met het toenemen van de efficiëntie van de gelijkrichters (minder warmteontwikkeling) zijn de grote ventilatieroosters dichtgemaakt in de oorspronkelijke onderstations. Inmiddels zijn de gelijkrichters dusdanig klein dat die in een aanzienlijk kleinere behuizing kunnen worden ondergebracht, deze hebben daardoor steeds meer de vorm van een volledig afgesloten doos gekregen. De trafo's hebben niet bij alle varianten altijd buiten gestaan. Er waren in de begintijd ook onderstations waar de transformatoren binnen stonden, dat zijn de onderstations met de afgeronde hoeken (o.a. bij Utrecht langs de lijn naar Woerden) en de oudste onderstations, gebouwd tijdens de elektrificatie in de jaren '20. Voor een mobiele gelijkrichter moest het onderstation in ieder geval voorzien zijn van een toegankelijke eigen spooraansluiting om de gelijkrichterwagen te kunnen plaatsen. De eerste gelijkrichterwagens waren gebouwd op oude wagen- en rijtuigbakken. De eerste was een HSM D. Na WW2 werden onderstellen van couperijtuigen gebruikt, geplaatst op draaistellen van Mat'24. De schuifdeuren op deze wagens waren van Mat'36 afkomstig. Met het kleiner en minder kwetsbaar worden van de gelijkrichters, zijn ook de spooraansluitingen in onbruik geraakt en uiteindelijk allemaal vervallen. De verrijdbare onderstations of gelijkrichterwagens waren vooral bedoeld om te fungeren bij onderhoud van de in het gebouw aanwezige transformator en/of gelijkrichter. Ondertussen zijn de moderne installaties veel onderhoudsvriendelijker geworden. OpleggersLater werden deze gelijkrichterwagens gebouwd op opleggers, waardoor deze over de weg konden worden vervoerd. Toen zijn ook bijna alle sporen verwijderd. Bij de oude onderstations is soms bij de transformatoren nog de speciale funderingen in de grond zien waar een stellage op gemonteerd kon worden. Dan kon de transformator over de stellage naar een goederenwagen gerold worden. SchakelaarsEr zijn bovenleidingschakelaars, koppelschakelaars en aardingsschakelaars (zoals de handschakelaars voor de brandweer bij tunnels). Doorgaans zijn er bij een tweesporig baanvak ter plaatse van een onderstation vier bovenleidingschakelaars en twee koppelschakelaars. Bij een viersporig baanvak is dit dan acht bovenleidingschakelaars en vier koppelschakelaars. De schakelaars dienen ervoor om de gelijkrichterinstallatie uit te kunnen schakelen voor onderhoud en de ontijzelingsschakeling toe te kunnen passen. Ook dienen de schakelaars er voor om een stuk bovenleiding spanningvrij te maken (en te aarden) bij ongelukken. De meeste schakelaars zijn op afstand bediend, maar op enkele locaties moeten de schakelaars nog door de monteur ter plaatse worden bediend, ook op locaties langs de vrije baan. VeldenMeestal zijn ter plaatse van een onderstation vier portalen met drie zogenaamde "velden" er tussen aanwezig die de rijdraden elektrisch van elkaar scheiden. De rijdraden hangen hierbij op verschillende hoogte en worden afgespannen. De pantograaf gaat over van het ene stel rijdraden op de andere. In het middelste veld hangen ze even op dezelfde hoogte om vonkvorming en doorbranden van de rijdraden te voorkomen. Meer informatie
Verborgen categorie: |