|
|
(8 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) |
Regel 2: |
Regel 2: |
| |Vorige= Verlichting in gebouwen met gloeilampen | | |Vorige= Verlichting in gebouwen met gloeilampen |
| |Volgende= Stations- of emplacementverlichting | | |Volgende= Stations- of emplacementverlichting |
− | |VorigeMenu= Verlichting | + | |VorigeMenu= Verlichting op de modelspoorbaan |
| |Auteur= Fred Eikelboom | | |Auteur= Fred Eikelboom |
| }} | | }} |
Regel 8: |
Regel 8: |
| In dit artikel behandelen wij de '''verlichting in gebouwen met leds.''' | | In dit artikel behandelen wij de '''verlichting in gebouwen met leds.''' |
| === Inleiding === | | === Inleiding === |
− | Op een natuurgetrouwe modelspoorbaan moet vanzelfsprekend verlichting in de huizen, kantoor- en fabriekspanden aanwezig zijn. We kunnen zelfs flitslichten (bijvoorbeeld laslicht) in een fabriekshal nabootsen. We moeten dan wel rekening houden met de maximale voedingsspanning van 22V<br /> | + | Op een natuurgetrouwe modelspoorbaan moet vanzelfsprekend verlichting in de huizen, kantoor- en fabriekspanden aanwezig zijn. We kunnen zelfs flitslichten (bijvoorbeeld laslicht) in een fabriekshal nabootsen. Voor de verlichting maken we gebruik van [[Wat is een led|leds]]. Wanneer we veel verlichting nodig hebben op onze baan, dan is het zeker aan te bevelen om leds te gebruiken. We kunnen dan veel meer lichtpunten aanbrengen. Dat heeft te maken met het lage [[Woorden - S#Stroom|stroomverbruik]] van de leds en het feit dat leds niet warm worden. |
− | Voor de verlichting maken we gebruik van [[Wat is een led|leds]]. Wanneer we veel verlichting nodig hebben op onze baan, dan is het zeker aan te bevelen om leds te gebruiken. We kunnen dan veel meer lichtpunten aanbrengen. Dat heeft te maken met het lage [[Woorden - S#Stroom|stroomverbruik]] van de leds en het feit dat leds niet warm worden. | |
| === De hoeveelheid licht === | | === De hoeveelheid licht === |
− | Op heel veel modelspoorbanen zien we dat huisjes doorgaans (veel) te fel worden verlicht. Less is more... Anders krijgen wevan die situaties dat de hele baan wordt verlicht door de verlichting in de huisjes. In real life kunnen we een à twee meter vanaf een raam de krant al niet meer lezen, bij het licht dat van binnen komt. De keuze van het aantal lichtpunten is afhankelijk van hoe het bouwwerk is uitgevoerd en hoe groot de oppervlakte van het gebouw is. | + | Op heel veel modelspoorbanen zien we dat huisjes doorgaans (veel) te fel worden verlicht. Less is more... anders krijgen we van die situaties dat de hele baan wordt verlicht door de verlichting in de huisjes. In real life kunnen we een à twee meter vanaf een raam de krant al niet meer lezen, bij het [[Woorden - L#Licht|licht]] dat van binnen komt. De keuze van het aantal lichtpunten is afhankelijk van hoe het bouwwerk is uitgevoerd en hoe groot de oppervlakte van het gebouw is. |
| === De soort licht === | | === De soort licht === |
− | We kunnen het beste kijken wat voor licht we op welke plaatst willen imiteren. Witte [[Woorden - L#LED.|leds]] zijn prima geschikt om TL-licht of PL-licht in industriehallen na te bootsen. Maar willen we een klassieke sfeer, dan is een gele tint wellicht een betere keus. Bij een baan uit het stoomtijdperk, past geelachtig licht het best. Een stationsgebouw kunnen we wel voorzien van witte leds en die geven een wel wat kille, maar mooie immitatie van TL-licht weer. Dat past bijv. prima in een stationsgebouw van 25 jaar geleden. De sfeer die we willen weergeven, is geheel naar onze eigen smaak. Fiets na zonsondergang eens door een aantal straten, en kijk wat voor verlichting we zien en wat het beste bevalt. | + | We kunnen het beste kijken wat voor licht we op welke plaatst willen imiteren. Witte [[Woorden - L#LED.|leds]] zijn prima geschikt om [[Woorden - T#TL-verlichting|TL-licht]] of [[Woorden - P#Pl-verlichting|PL-licht]] in industriehallen na te bootsen. Maar willen we een klassieke sfeer, dan is een gele tint wellicht een betere keus. Bij een baan uit het stoomtijdperk, past geelachtig licht het best. Een stationsgebouw kunnen we wel voorzien van witte leds en die geven een wel wat kille, maar mooie immitatie van TL-[[Woorden - L#Licht|licht]] weer. Dat past bijv. prima in een [[Het stationsgebouw|stationsgebouw]] van 35 jaar geleden. De sfeer die we willen weergeven, is geheel naar onze eigen smaak. Fiets na zonsondergang eens door een aantal straten, en kijk wat voor verlichting we zien en wat het beste bevalt. |
| === De verschillende ruimten === | | === De verschillende ruimten === |
− | Een belangrijk uitgangspunt is, dat niet in alle gebouwen licht brandt. Wanneer er wél licht aan is, dan is dat in het echt ook niet in alle ruimten van een gebouw. Dit betekent dat in één gebouw de verschillende ruimten gescheiden moeten worden door wanden. Wanneer we werken met verschillende lichtpunten, moeten tussen bijv. de beneden- en bovenverdiepingen lichtdichte afscheidingen aanwezig zijn. | + | Een belangrijk uitgangspunt is, dat niet in alle gebouwen licht brandt. Wanneer er wél [[Woorden - L#Licht|licht]] aan is, dan is dat in het echt ook niet in alle ruimten van een gebouw. Dit betekent dat in één gebouw de verschillende ruimten gescheiden moeten worden door wanden. Wanneer we werken met verschillende lichtpunten, moeten tussen bijv. de beneden- en bovenverdiepingen lichtdichte afscheidingen aanwezig zijn. |
| === Lichtdicht maken === | | === Lichtdicht maken === |
− | Om het doorschijnen van het licht te voorkomen, zijn er meerdere methoden: | + | Om het doorschijnen van het [[Woorden - L#Licht|licht]] te voorkomen, zijn er meerdere methoden: |
| | | |
| <u>Masker</u><br /> | | <u>Masker</u><br /> |
Regel 27: |
Regel 26: |
| Denk er ook aan om op plaatsen waar de bedrading door een plafond gaat, met kit o.i.d de doorvoeropening af te dichten. Dit om het doorschijnen van licht te voorkomen. | | Denk er ook aan om op plaatsen waar de bedrading door een plafond gaat, met kit o.i.d de doorvoeropening af te dichten. Dit om het doorschijnen van licht te voorkomen. |
| === Led-verlichting met reflectors=== | | === Led-verlichting met reflectors=== |
− | Bij gebruik van [[Woorden - L#LED.|leds]] kunnen we ook gebruik maken van reflectors. We moeten ons echter niet teveel voorstellen van zo'n reflector, behalve het visuele aspekt. De reflektor weerkaatst het licht en bundelt het. Een led straalt maar in een bepaalde hoek. Zijdelings straalt een led maar weinig licht uit. De led-reflektor weerkaatst dus weinig, en bundelt ook weinig. Een led met een stralingshoek van 15 graden, zal in een reflektor niet een grotere of kleinere lichtbundel geven. Een led met een stralingshoek van 60 graden ook niet. Als reflector nemen we bijv: Conrad reflektor voor 5 mm leds : Best.Nr. 149502 - 8J | + | Bij gebruik van [[Woorden - L#LED.|leds]] kunnen we ook gebruik maken van reflectors. We moeten ons echter niet teveel voorstellen van zo'n reflector, behalve het visuele aspekt. De reflektor weerkaatst het licht en bundelt het. Een led straalt maar in een bepaalde hoek. Zijdelings straalt een led maar weinig licht uit. De led-reflektor weerkaatst dus weinig, en bundelt ook weinig. Een led met een stralingshoek van 15 graden, zal in een reflektor niet een grotere of kleinere lichtbundel geven. Een led met een stralingshoek van 60 graden ook niet. Als reflector nemen we bijvoorbeeld: Conrad reflektor voor 5 mm leds: bestelnummer 149502 - 8J |
| === De elektrische aansluiting === | | === De elektrische aansluiting === |
| Elk gebouw krijgt, afhankelijk van het aantal lichtgroepen, twee of meer aansluitingen voor de spanningtoevoer. Bij meerdere lichtpunten zouden we kunnen kiezen voor gescheiden spanningtoevoer zodat bijv. de verlichting beneden en boven afzonderlijk in te schakelen is. | | Elk gebouw krijgt, afhankelijk van het aantal lichtgroepen, twee of meer aansluitingen voor de spanningtoevoer. Bij meerdere lichtpunten zouden we kunnen kiezen voor gescheiden spanningtoevoer zodat bijv. de verlichting beneden en boven afzonderlijk in te schakelen is. |
| | | |
− | De verbinding voor één lichtpunt kan worden gerealiseerd met de bekende banaanstekker en contrastekker. Bij meerdere aansluitpunten in een gebouw zijn DIN-pluggen zeer handig. We hebben dan de mogelijkheid om meerdere groepen via aparte leidingen van [[Woorden - S#Spanning|spanning]] te voorzien. | + | De verbinding voor één [[Woorden - L#Licht|licht]]punt kan worden gerealiseerd met de bekende banaanstekker en contrastekker. Bij meerdere aansluitpunten in een gebouw zijn DIN-pluggen zeer handig. We hebben dan de mogelijkheid om meerdere groepen via aparte leidingen van [[Woorden - S#Spanning|spanning]] te voorzien. |
| | | |
− | Koppel aan de aan de onderkant van de treintafel de bedrading van het gebouw d.m.v. een stekker en contrastekker (bijvoorbeeld een DIN-plug) aan de aparte ringleiding voor de verlichting of aan een aanwezig vast aansluitpunt. Op deze manier kunnen we, bij eventuele storingen, het gebouw gemakkelijk loskoppelen van de tafel, zonder eerst de bedrading los te moeten maken. | + | Koppel aan de onderkant van de treintafel de bedrading van het gebouw d.m.v. een stekker en contrastekker (bijvoorbeeld een DIN-plug) aan de aparte voedingsleiding ([[Woorden - C#CVL.|CVL]]) voor de verlichting of aan een aanwezig vast aansluitpunt. Op deze manier kunnen we, bij eventuele storingen, het gebouw gemakkelijk loskoppelen van de tafel, zonder eerst de bedrading los te moeten maken. |
| | | |
| Bij leds moeten we op de polariteit te letten, omdat ze anders niet branden, en zelfs defect kunnen raken door de vrij lage [[Het aansluiten van leds#Houd rekening met de sperspanning|sperspanning]]. [[Woorden - L#LED.|Leds]] moeten altijd in de [[Woorden - D#Doorlaatrichting|doorlaatrichting]] worden aangesloten. Daarvoor is een ezelsbruggetje: KNAP = Kathode Negatief, Anode Positief.<br /> | | Bij leds moeten we op de polariteit te letten, omdat ze anders niet branden, en zelfs defect kunnen raken door de vrij lage [[Het aansluiten van leds#Houd rekening met de sperspanning|sperspanning]]. [[Woorden - L#LED.|Leds]] moeten altijd in de [[Woorden - D#Doorlaatrichting|doorlaatrichting]] worden aangesloten. Daarvoor is een ezelsbruggetje: KNAP = Kathode Negatief, Anode Positief.<br /> |
| Bij leds is het van belang dat er, i.v.m. het maximale vermogen van de trafo, zoveel mogelijk in [[Woorden - S#Serieschakeling|serie]] geschakelt worden. | | Bij leds is het van belang dat er, i.v.m. het maximale vermogen van de trafo, zoveel mogelijk in [[Woorden - S#Serieschakeling|serie]] geschakelt worden. |
| === Zekeren === | | === Zekeren === |
| + | Bij gebruik van een 70 VA trafo mag maximaal 4,3 ampère afgenomen worden. Bij kortsluiting kan er echter een stroom van meer dan 10 ampère gaan lopen. Iets om terdege rekening mee te houden. Zonder zekering is de kans zeer groot dat bij eventuele kortsluiting de bedrading door oververhitting vlam vat! Vooral wanneer we een trafo met groot vermogen gebruiken, verdient het sterke aanbeveling om de bedrading tussen de trafo en de leds te zekeren. De zekering plaatsen we zo dicht mogelijk bij de transformator. Bij o.a. Conrad zijn zekeringhouders voor glaszekeringen verkrijgbaar, welke heel simpel op een stuk [[Woorden - P#Printplaat|printplaat]] te solderen zijn (zie [[#Verlichting in gebouwen met leds#Meer informatie|Meer informatie]]). |
| + | {| class="wikitable" |
| + | | valign="center"| [[Bestand:Let-op.jpg|50px|center]]<small> '''LET OP'''</small>||valign="top"|<b>Gebruik altijd zekeringen met een totaalwaarde die lager is dan de nominale uitgangsstroom van de trafo. Bij kortsluiting bestaat kans op oververhitting en brandgevaar!!<br /> |
| + | Houd daarbij ook goed in gedachten dat een nieuwe zekering veel goedkoper is, dan de forse brandschade die kan ontstaan bij een kortsluiting.</b> |
| + | |- |
| + | |} |
| + | === De schakeling === |
| {{Afbeelding | | {{Afbeelding |
| |Bestand= ZekerenLEDs01.png | | |Bestand= ZekerenLEDs01.png |
Regel 46: |
Regel 52: |
| |Maker= Fred Eikelboom | | |Maker= Fred Eikelboom |
| }} | | }} |
− | Bij gebruik van een 70 VA trafo mag maximaal 4,3 ampère afgenomen worden. Bij kortsluiting kan er echter een stroom van meer dan 10 ampère gaan lopen. Iets om terdege rekening mee te houden. Zonder zekering is de kans zeer groot dat bij eventuele kortsluiting de bedrading door oververhitting vlam vat! Vooral wanneer we een trafo met groot vermogen gebruiken, verdient het sterke aanbeveling om de bedrading tussen de trafo en de leds te zekeren. De zekering plaatsen we zo dicht mogelijk bij de transformator. Bij o.a. Conrad zijn zekeringhouders voor glaszekeringen verkrijgbaar, welke heel simpel op een stuk [[Woorden - P#Printplaat|printplaat]] te solderen zijn (zie [[#Verlichting in gebouwen met leds#Meer informatie|Meer informatie]]).
| + | In afbeelding 01 zien we een trafo, een gelijkrichter (B1), en een elco (C1). Deze zorgen voor de voeding van de leds. Dan komen de zekeringen (Z1 t/m Z3), de schakelaars (S1 t/m S3) en de serieweerstanden R1 t/m R3). Voor de gelijkrichter nemen we een bijvoorbeeld een [https://www.reichelt.nl/nl/nl/vlakke-bruggelijkrichter-80-vrrm-1-5a-net-5-0-b40c1500a-p260217.html?r=1 B40C1500]. Deze is ontworpen voor een spanning van 40V en maximaal 1,5 ampère. |
− | | |
− | {| class="wikitable"
| |
− | | valign="center"| [[Bestand:Let-op.jpg|50px|center]]<small> '''LET OP'''</small>||valign="top"|<b>Gebruik altijd zekeringen met een totaalwaarde die lager is dan de nominale uitgangsstroom van de trafo. Bij kortsluiting bestaat kans op oververhitting en brandgevaar!!<br />
| |
− | Houd daarbij ook goed in gedachten dat een nieuwe zekering veel goedkoper is, dan de forse brandschade die kan ontstaan bij een kortsluiting.</b>
| |
− | |-
| |
− | |}
| |
− | === De schakeling ===
| |
− | In afbeelding 01 zien we een trafo, een gelijkrchter (B1), en een elco (C1). Deze zorgen voor de voeding van de leds. Dan komen de zekeringen (Z1 t/m Z3), de schakelaars (S1 t/m S3) en de serieweerstanden R1 t/m R3). Voor de gelijkrichter nemen we een bijvoorbeeld een [https://www.reichelt.nl/nl/nl/vlakke-bruggelijkrichter-80-vrrm-1-5a-net-5-0-b40c1500a-p260217.html?r=1 B40C1500]. Deze is ontworpen voor een spanning van 40V en maximaal 1,5 ampère. | |
| Voor de elco nemen we bijvoorbeeld een [https://www.reichelt.nl/nl/nl/elco-radiaal-470-uf-35-v-105-c-lage-esr-fr-a-470u-35-p200291.html?&trstct=pos_2&nbc=1 470uF/35V]. | | Voor de elco nemen we bijvoorbeeld een [https://www.reichelt.nl/nl/nl/elco-radiaal-470-uf-35-v-105-c-lage-esr-fr-a-470u-35-p200291.html?&trstct=pos_2&nbc=1 470uF/35V]. |
− | Dit voorbeeld gebruikt een [[Elektronica basis#De transformator|transformator]] (afgekort: "trafo") met secundair een spanning van 18 volt wisselspanning (AC) omdat we zo veel mogelijk de leds in serie willen zetten. De bruggelijkrichter bestaat uit vier dioden in één behuizing, de "brugcel" (zie B1 op afbeelding 01) of uit vier losse dioden die in brug geschakeld zijn. Dit is de "Graetz-schakeling", genoemd naar de uitvinder ervan. Bij gebruik van losse dioden (voor B1 in afbeelding 1) moeten deze minstens een [[Het aansluiten van leds#Houd rekening met de sperspanning|sperspanning]]sperspanning]] hebben van twee keer de topwaarde van de wisselspanning.<br /> | + | Dit voorbeeld gebruikt een [[Elektronica basis#De transformator|transformator]] (afgekort: "trafo") met secundair een spanning van 18 volt wisselspanning (AC) omdat we zo veel mogelijk de leds in serie willen zetten. De bruggelijkrichter bestaat uit vier dioden in één behuizing, de [[Elektronica basis#De bruggelijkrichter|"bruggelijkrichter"]] (zie B1 op afbeelding 01) of uit vier losse dioden die in brug geschakeld zijn. Dit is de "Graetz-schakeling", genoemd naar de uitvinder ervan. Bij gebruik van losse dioden (voor B1 in afbeelding 1) moeten deze minstens een [[Het aansluiten van leds#Houd rekening met de sperspanning|sperspanning]]sperspanning]] hebben van twee keer de topwaarde van de wisselspanning.<br /> |
| Achter de gelijkrichter staat een pulserende gelijkspanning. Daarom wordt een elco geplaatst om de rimpelspanning te verminderen. Dit voorkomt hinderlijk geknipper van de leds. De onbelaste spanning achter de elco is 1,414 × de wisselspanning die op de ingang van de gelijkrichter staat, minus de sperspanning over twee diodes (circa 1,4 volt). Dus bij een ingangsspanning van 18 volt wisselspanning staat er op de elco een spanning van: (18 × 1,414) - 1,4 = 24,052 volt. | | Achter de gelijkrichter staat een pulserende gelijkspanning. Daarom wordt een elco geplaatst om de rimpelspanning te verminderen. Dit voorkomt hinderlijk geknipper van de leds. De onbelaste spanning achter de elco is 1,414 × de wisselspanning die op de ingang van de gelijkrichter staat, minus de sperspanning over twee diodes (circa 1,4 volt). Dus bij een ingangsspanning van 18 volt wisselspanning staat er op de elco een spanning van: (18 × 1,414) - 1,4 = 24,052 volt. |
| === Hoeveel leds? === | | === Hoeveel leds? === |
Regel 77: |
Regel 75: |
| We kunnen echter ook een paar weerstanden in serie zetten, om zo dicht mogelijk bij de gewenste waarde te komen. In dit geval 1k (bruin-rood-rood) + 56 Ω (groen-blauw-zwart) uit de E12 reeks in serie = 1056 Ω. | | We kunnen echter ook een paar weerstanden in serie zetten, om zo dicht mogelijk bij de gewenste waarde te komen. In dit geval 1k (bruin-rood-rood) + 56 Ω (groen-blauw-zwart) uit de E12 reeks in serie = 1056 Ω. |
| === Stroomverbruik === | | === Stroomverbruik === |
− | Bij het bedraden van de verschillende verlichtingsaansluitingen dienen we rekening te houden met de stroomsterkte die door de bedrading loopt. Vanaf de transformator dienen twee, voldoende dikke draden naar de [[Centrale voedingsleiding|CVL]] of het verdeelstuk (zie afbeelding 02) te lopen. | + | Bij het bedraden van de verschillende verlichtingsaansluitingen dienen we rekening te houden met de stroomsterkte die door de bedrading loopt. Vanaf de transformator dienen twee, voldoende dikke draden (minimaal 1,5mm²) naar de [[Centrale voedingsleiding|CVL]] of het verdeelstuk (zie afbeelding 02) te lopen. |
| === Lichtcomputers === | | === Lichtcomputers === |
| Bij gebruik van een TAMS Elektronik "53-04026-01-C Flashing control" voor woningen, of van een TAMS Elektronik "53-04105-01-C Flashing control circuit voor werkplaats" is er een maximaal stroomverbruik van 1A per stuk. Hiervoor is een aparte voeding noodzakelijk vanwege de lagere voedingsspanning (max. 22 volt). | | Bij gebruik van een TAMS Elektronik "53-04026-01-C Flashing control" voor woningen, of van een TAMS Elektronik "53-04105-01-C Flashing control circuit voor werkplaats" is er een maximaal stroomverbruik van 1A per stuk. Hiervoor is een aparte voeding noodzakelijk vanwege de lagere voedingsspanning (max. 22 volt). |
− | We moeten dan een voeding bouwen met een [[Elektronica basis#De transformator|transformator]] (afgekort: "trafo") met secundair een spanning van 14 volt wisselspanning (AC) De bruggelijkrichter bestaat uit vier dioden in één behuizing, de "brugcel" (zie B1 op afbeelding 01) of uit vier losse dioden die in brug geschakeld zijn. Bij gebruik van losse dioden (voor B1 in afbeelding 1) moeten deze minstens een sperspanning hebben van twee keer de topwaarde van de wisselspanning.<br /> | + | We moeten dan een voeding bouwen met een [[Elektronica basis#De transformator|transformator]] (afgekort: "trafo") met secundair een spanning van 14 volt wisselspanning (AC). De [[Elektronica basis#De bruggelijkrichter|bruggelijkrichter]] bestaat uit vier dioden in één behuizing (zie B1 op afbeelding 01) of uit vier losse dioden die in brug geschakeld zijn. Bij gebruik van losse dioden (voor B1 in afbeelding 1) moeten deze minstens een sperspanning hebben van twee keer de topwaarde van de wisselspanning.<br /> |
| Achter de gelijkrichter staat een pulserende gelijkspanning. Daarom wordt een elco geplaatst om de rimpelspanning te verminderen. De onbelaste spanning achter de elco is 1,414 × de wisselspanning die op de ingang van de gelijkrichter staat, minus de [[Het aansluiten van leds#Houd rekening met de sperspanning|sperspanning]]sperspanning]] over twee diodes (circa 1,4 volt). Dus bij een ingangsspanning van 14 volt wisselspanning staat er op de elco een spanning van: (14 × 1,414) - 1,4 = 18,39 volt. Hierop kunnen we de Tams lichtcomputer(s) aansluiten. | | Achter de gelijkrichter staat een pulserende gelijkspanning. Daarom wordt een elco geplaatst om de rimpelspanning te verminderen. De onbelaste spanning achter de elco is 1,414 × de wisselspanning die op de ingang van de gelijkrichter staat, minus de [[Het aansluiten van leds#Houd rekening met de sperspanning|sperspanning]]sperspanning]] over twee diodes (circa 1,4 volt). Dus bij een ingangsspanning van 14 volt wisselspanning staat er op de elco een spanning van: (14 × 1,414) - 1,4 = 18,39 volt. Hierop kunnen we de Tams lichtcomputer(s) aansluiten. |
| === De bedrading === | | === De bedrading === |
Regel 97: |
Regel 95: |
| |Tussenruimte= 12px | | |Tussenruimte= 12px |
| }} | | }} |
− | Om de leds aan te sluiten dienen we de draden, vanaf de trafo, op een verdeelstuk (zie: afbeelding 02) aan te sluiten. Dit kan met gewone kroonsteentjes. We lussen de aanvoerdraad door naar de andere aansluitingen. Het verdiend sterk aanbeveling om adereindhulzen (bijv. Conrad bestelnummer 611794 te gebruiken. Deze voorkomen dat bij meerdere draden in één kroonsteenklem één van de draden niet goed vastzit. Draai de draden in elkaar en doe de draden samen in een adereindhuls en steek dan de adereindhuls in de kroonstrip.<br /> | + | Om de leds aan te sluiten dienen we de draden, vanaf de trafo, op een verdeelstuk (zie: afbeelding 02) aan te sluiten. Dit kan met gewone kroonsteentjes. We lussen de aanvoerdraad door naar de andere aansluitingen. Het verdiend sterk aanbeveling om adereindhulzen voor enkele- of dubbele ader (bijv. Conrad bestelnummer 611794 enkel of Reichelt Twin bestelnummer 332533) te gebruiken. Deze voorkomen dat bij meerdere aders in één kroonsteenklem één van de aders niet goed vastzit. Strip een stukje isolatie van de mantel. Draai de aders in elkaar en doe de aders samen in een adereindhuls, knijp het metalen gedeelte van de adereindhuls vast om de draad met een combinatietang, knip het metalen gedeelte op lengte, zodat dit helemaal in de kroonsteen past en steek dan de adereindhuls in de kroonsteen.<br /> |
| Vanaf het verdeelstuk gaat de bedrading naar de diverse groepen leds. Eventueel monteren we nog schakelaars in de bedrading naar de groepen leds. | | Vanaf het verdeelstuk gaat de bedrading naar de diverse groepen leds. Eventueel monteren we nog schakelaars in de bedrading naar de groepen leds. |
| === Centrale voedingsleiding (CVL) voor de verlichting === | | === Centrale voedingsleiding (CVL) voor de verlichting === |
Regel 104: |
Regel 102: |
| |Grootte= 665px | | |Grootte= 665px |
| |Volgnummer= 02 | | |Volgnummer= 02 |
− | |Omschrijving= Voorbeeld van een ringleiding | + | |Omschrijving= Voorbeeld van een voedingsleiding |
− | |Maker= Marc de Leeuw (nickname MC op het BNLS-forum) | + | |Maker= Marc de Leeuw (nickname "MC" op het BNLS-forum) |
| }} | | }} |
| Het verdient aanbeveling om onder de treintafel een aparte [[Centrale voedingsleiding|CVL]] (drie- of meer draden) aan te leggen voor de verschillende verlichtingsgroepen (zie afbeelding 02). We kunnen dan de bebouwing heel simpel op de ene of de andere groep aansluiten. De centrale voedingsleidingen voorzien we dan via twee of meerdere schakelaars (S1 t/m S3 in afbeelding 01) van spanning. | | Het verdient aanbeveling om onder de treintafel een aparte [[Centrale voedingsleiding|CVL]] (drie- of meer draden) aan te leggen voor de verschillende verlichtingsgroepen (zie afbeelding 02). We kunnen dan de bebouwing heel simpel op de ene of de andere groep aansluiten. De centrale voedingsleidingen voorzien we dan via twee of meerdere schakelaars (S1 t/m S3 in afbeelding 01) van spanning. |
| === Plaatsen van huisjes/gebouwen === | | === Plaatsen van huisjes/gebouwen === |
| Voor het op zijn plaats houden, zijn meerdere mogelijkheden:<br /> | | Voor het op zijn plaats houden, zijn meerdere mogelijkheden:<br /> |
− | #We kunnen een gebouw op zijn plaats houden met één of twee kleine magneetjes. Op of onder de tafel plaatsen we een plaatje ijzer. Dan verschuift het gebouw of huisje niet, maar is wel weer heel eenvoudig te verwijderen of eventueel te verplaatsen.
| + | * We kunnen een gebouw op zijn plaats houden met één of twee kleine magneetjes. Op of onder de tafel plaatsen we een plaatje ijzer. Dan verschuift het gebouw of huisje niet, maar is wel weer heel eenvoudig te verwijderen of eventueel te verplaatsen. |
− | #Lijm met twee componentenlijm een houten balkje onder het gebouw. Daar doorheen in het midden een slotbout, welke met bijv. tweecomponentenlijm in het balkje vastgezet wordt. Dan boren we in de treintafel een iets ruimer gaatje voor de slotbout. Bij het plaatsen valt de slotbout door het gat. Vleugelmoer er op aan de onderkant van de tafel, en het gebouw zit vast. Denk bij het boren van gaten aan de zich onder de tafel bevindende bedrading. Een beschadiging is zo gemaakt.
| + | * Lijm met twee componentenlijm een houten balkje onder het gebouw. Daar doorheen in het midden een slotbout, welke met bijv. tweecomponentenlijm in het balkje vastgezet wordt. Dan boren we in de treintafel een iets ruimer gaatje voor de slotbout. Bij het plaatsen valt de slotbout door het gat. Vleugelmoer er op aan de onderkant van de tafel, en het gebouw zit vast. Denk bij het boren van gaten aan de zich onder de tafel bevindende bedrading. Een beschadiging is zo gemaakt. |
− | {{Linkssectie begin | + | {| <!-- twee-koloms Linkssectie! --> |
| + | |- valign="top" |
| + | | |
| + | {{Linkssectie begin1eKolom |
| |Box= AlleenInfo | | |Box= AlleenInfo |
| + | |Lijn= Geen |
| }} | | }} |
| {{Linkssectie tussenkop | | {{Linkssectie tussenkop |
Regel 119: |
Regel 121: |
| }} | | }} |
| {{Link intern | | {{Link intern |
− | |Link= Inleiding verlichting | + | |Link= Inleiding verlichting op de modelspoorbaan |
− | |Linknaam= Inleiding verlichting | + | |Linknaam= Inleiding verlichting op de modelspoorbaan |
| |ExtraInfo= Relevante informatie over modelbaanverlichting | | |ExtraInfo= Relevante informatie over modelbaanverlichting |
| }} | | }} |
Regel 132: |
Regel 134: |
| }} | | }} |
| {{Link intern | | {{Link intern |
− | |Link= Minimale led voorschakelweerstand berekenen | + | |Link= Minimale led serieweerstand berekenen |
− | |Linknaam= Minimale led voorschakelweerstand berekenen | + | |Linknaam= Minimale led serieweerstand berekenen |
| }} | | }} |
| {{Linkssectie scheiding}} | | {{Linkssectie scheiding}} |
Regel 140: |
Regel 142: |
| }} | | }} |
| {{Link Conrad-Meerkeuze | | {{Link Conrad-Meerkeuze |
− | |Volgnr= 9 | + | |Volgnr= 11 |
| + | |ExtraInfo= Glaszekeringhouder voor printmontage |
| + | }} |
| + | {{Link Conrad-Meerkeuze |
| + | |Volgnr= 44 |
| + | |ExtraInfo= Adereindhuls 0,5 mm kwadraat. |
| + | }} |
| + | {{Link Conrad-Meerkeuze |
| + | |Volgnr= 9 |
| |ExtraInfo= Adereindhuls 1 mm kwadraat. | | |ExtraInfo= Adereindhuls 1 mm kwadraat. |
| }} | | }} |
− | {{Link Conrad-Meerkeuze | + | {{Linkssectie einde |
− | |Volgnr= 10 | + | }} |
| + | | |
| + | {|width="1" <!-- scheiding tussen linker en rechter kolom --> |
| + | | |
| + | | |
| + | |} |
| + | | |
| + | {{Linkssectie begin2eKolom |
| + | |Box= Geen |
| + | |Lijn= Geen |
| + | }} |
| + | {{Linkssectie tussenkop |
| + | |Koptekst= Externe websites: |
| + | }} |
| + | {{Link Conrad-Meerkeuze |
| + | |Volgnr= 10 |
| |ExtraInfo= Adereindhuls 1,5 mm kwadraat. | | |ExtraInfo= Adereindhuls 1,5 mm kwadraat. |
| }} | | }} |
| {{Link Conrad-Meerkeuze | | {{Link Conrad-Meerkeuze |
− | |Volgnr= 11 | + | |Volgnr= 45 |
− | |ExtraInfo= Glaszekeringhouder voor printmontage. | + | |ExtraInfo= Adereindhuls 2,5 mm kwadraat. |
| + | }} |
| + | {{Link Conrad-Meerkeuze |
| + | |Volgnr= 12 |
| + | |ExtraInfo= Tams lichtcomputers. |
| + | }} |
| + | {{Link Algemeen-overige |
| + | |Volgnr= 147 |
| + | |ExtraInfo= Adereindhuls 0,5 mm² twin. |
| + | }} |
| + | {{Link Algemeen-overige |
| + | |Volgnr= 148 |
| + | |ExtraInfo= Adereindhuls 1,0 mm² twin. |
| + | }} |
| + | {{Link Algemeen-overige |
| + | |Volgnr= 149 |
| + | |ExtraInfo= Adereindhuls 1,5 mm² twin. |
| }} | | }} |
− | {{Link Conrad-Meerkeuze | + | {{Link Algemeen-overige |
− | |Volgnr= 12 | + | |Volgnr= 150 |
− | |ExtraInfo= Tams lichtcomputer (bewoond huis). | + | |ExtraInfo= Adereindhuls 2,5 mm² twin. |
| }} | | }} |
− | {{Link Conrad-Meerkeuze | + | {{Link Algemeen-overige |
− | |Volgnr= 13 | + | |Volgnr= 118 |
− | |ExtraInfo= Tams laslichtcomputer. | + | |ExtraInfo= Staande perronlampen. |
| }} | | }} |
| {{Link Algemeen-Meerkeuze | | {{Link Algemeen-Meerkeuze |
− | |Volgnr= 38 <!-- leon --> | + | |Volgnr= 38 |
| |ExtraInfo= Van Perlo lichtcomputer. | | |ExtraInfo= Van Perlo lichtcomputer. |
| }} | | }} |
− | {{Linkssectie einde | + | {{Linkssectie einde}} |
− | }}
| + | |} |
| {{Voettekst | | {{Voettekst |
| |Vorige= Verlichting in gebouwen met gloeilampen | | |Vorige= Verlichting in gebouwen met gloeilampen |
| |Volgende= Stations- of emplacementverlichting | | |Volgende= Stations- of emplacementverlichting |
− | |VorigeMenu= Verlichting | + | |VorigeMenu= Verlichting op de modelspoorbaan |
| }} {| width= "100%" | | }} {| width= "100%" |
| |- valign= "top" | | |- valign= "top" |
| ! scope= "row" width="70%" | | | ! scope= "row" width="70%" | |
− | | <small>Laatste wijziging: 17 dec 2023 16:57 (CET)</small> | + | | <small>Laatste wijziging: 29 nov 2024 11:10 (CET)</small> |
| |} | | |} |
| [[Categorie: Alles|V]] | | [[Categorie: Alles|V]] |
Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Fred Eikelboom
In dit artikel behandelen wij de verlichting in gebouwen met leds.
Inleiding
Op een natuurgetrouwe modelspoorbaan moet vanzelfsprekend verlichting in de huizen, kantoor- en fabriekspanden aanwezig zijn. We kunnen zelfs flitslichten (bijvoorbeeld laslicht) in een fabriekshal nabootsen. Voor de verlichting maken we gebruik van leds. Wanneer we veel verlichting nodig hebben op onze baan, dan is het zeker aan te bevelen om leds te gebruiken. We kunnen dan veel meer lichtpunten aanbrengen. Dat heeft te maken met het lage stroomverbruik van de leds en het feit dat leds niet warm worden.
De hoeveelheid licht
Op heel veel modelspoorbanen zien we dat huisjes doorgaans (veel) te fel worden verlicht. Less is more... anders krijgen we van die situaties dat de hele baan wordt verlicht door de verlichting in de huisjes. In real life kunnen we een à twee meter vanaf een raam de krant al niet meer lezen, bij het licht dat van binnen komt. De keuze van het aantal lichtpunten is afhankelijk van hoe het bouwwerk is uitgevoerd en hoe groot de oppervlakte van het gebouw is.
De soort licht
We kunnen het beste kijken wat voor licht we op welke plaatst willen imiteren. Witte leds zijn prima geschikt om TL-licht of PL-licht in industriehallen na te bootsen. Maar willen we een klassieke sfeer, dan is een gele tint wellicht een betere keus. Bij een baan uit het stoomtijdperk, past geelachtig licht het best. Een stationsgebouw kunnen we wel voorzien van witte leds en die geven een wel wat kille, maar mooie immitatie van TL-licht weer. Dat past bijv. prima in een stationsgebouw van 35 jaar geleden. De sfeer die we willen weergeven, is geheel naar onze eigen smaak. Fiets na zonsondergang eens door een aantal straten, en kijk wat voor verlichting we zien en wat het beste bevalt.
De verschillende ruimten
Een belangrijk uitgangspunt is, dat niet in alle gebouwen licht brandt. Wanneer er wél licht aan is, dan is dat in het echt ook niet in alle ruimten van een gebouw. Dit betekent dat in één gebouw de verschillende ruimten gescheiden moeten worden door wanden. Wanneer we werken met verschillende lichtpunten, moeten tussen bijv. de beneden- en bovenverdiepingen lichtdichte afscheidingen aanwezig zijn.
Lichtdicht maken
Om het doorschijnen van het licht te voorkomen, zijn er meerdere methoden:
Masker
We kunnen een masker van karton maken, wat we in een ruimte of gebouw plaatsen. In dit masker laten we openingen vrij voor de ramen die wél verlicht moeten worden. De naden van het masker dienen zorgvuldig afgedicht te worden.
Schoolbordenzwart
Wanneer we het maken van een kartonnen masker teveel werk vinden, kunnen we de wanden aan de binnenkant ook donker verven. We kunnen schoolbordenzwart aanbrengen op de verdiepingsscheidingen (vloeren/plafonds). De naden dienen we ook zeer goed af te dichten.
Vergeet ook niet een paar ramen met schoolbordenzwart lichtdicht te maken.
Denk er ook aan om op plaatsen waar de bedrading door een plafond gaat, met kit o.i.d de doorvoeropening af te dichten. Dit om het doorschijnen van licht te voorkomen.
Led-verlichting met reflectors
Bij gebruik van leds kunnen we ook gebruik maken van reflectors. We moeten ons echter niet teveel voorstellen van zo'n reflector, behalve het visuele aspekt. De reflektor weerkaatst het licht en bundelt het. Een led straalt maar in een bepaalde hoek. Zijdelings straalt een led maar weinig licht uit. De led-reflektor weerkaatst dus weinig, en bundelt ook weinig. Een led met een stralingshoek van 15 graden, zal in een reflektor niet een grotere of kleinere lichtbundel geven. Een led met een stralingshoek van 60 graden ook niet. Als reflector nemen we bijvoorbeeld: Conrad reflektor voor 5 mm leds: bestelnummer 149502 - 8J
De elektrische aansluiting
Elk gebouw krijgt, afhankelijk van het aantal lichtgroepen, twee of meer aansluitingen voor de spanningtoevoer. Bij meerdere lichtpunten zouden we kunnen kiezen voor gescheiden spanningtoevoer zodat bijv. de verlichting beneden en boven afzonderlijk in te schakelen is.
De verbinding voor één lichtpunt kan worden gerealiseerd met de bekende banaanstekker en contrastekker. Bij meerdere aansluitpunten in een gebouw zijn DIN-pluggen zeer handig. We hebben dan de mogelijkheid om meerdere groepen via aparte leidingen van spanning te voorzien.
Koppel aan de onderkant van de treintafel de bedrading van het gebouw d.m.v. een stekker en contrastekker (bijvoorbeeld een DIN-plug) aan de aparte voedingsleiding (CVL) voor de verlichting of aan een aanwezig vast aansluitpunt. Op deze manier kunnen we, bij eventuele storingen, het gebouw gemakkelijk loskoppelen van de tafel, zonder eerst de bedrading los te moeten maken.
Bij leds moeten we op de polariteit te letten, omdat ze anders niet branden, en zelfs defect kunnen raken door de vrij lage sperspanning. Leds moeten altijd in de doorlaatrichting worden aangesloten. Daarvoor is een ezelsbruggetje: KNAP = Kathode Negatief, Anode Positief.
Bij leds is het van belang dat er, i.v.m. het maximale vermogen van de trafo, zoveel mogelijk in serie geschakelt worden.
Zekeren
Bij gebruik van een 70 VA trafo mag maximaal 4,3 ampère afgenomen worden. Bij kortsluiting kan er echter een stroom van meer dan 10 ampère gaan lopen. Iets om terdege rekening mee te houden. Zonder zekering is de kans zeer groot dat bij eventuele kortsluiting de bedrading door oververhitting vlam vat! Vooral wanneer we een trafo met groot vermogen gebruiken, verdient het sterke aanbeveling om de bedrading tussen de trafo en de leds te zekeren. De zekering plaatsen we zo dicht mogelijk bij de transformator. Bij o.a. Conrad zijn zekeringhouders voor glaszekeringen verkrijgbaar, welke heel simpel op een stuk printplaat te solderen zijn (zie Meer informatie).
LET OP |
Gebruik altijd zekeringen met een totaalwaarde die lager is dan de nominale uitgangsstroom van de trafo. Bij kortsluiting bestaat kans op oververhitting en brandgevaar!!
Houd daarbij ook goed in gedachten dat een nieuwe zekering veel goedkoper is, dan de forse brandschade die kan ontstaan bij een kortsluiting.
|
De schakeling
|
Afbeelding: 01
|
Voeding. Groepen leds schakelbaar en gezekerd
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
In afbeelding 01 zien we een trafo, een gelijkrichter (B1), en een elco (C1). Deze zorgen voor de voeding van de leds. Dan komen de zekeringen (Z1 t/m Z3), de schakelaars (S1 t/m S3) en de serieweerstanden R1 t/m R3). Voor de gelijkrichter nemen we een bijvoorbeeld een B40C1500. Deze is ontworpen voor een spanning van 40V en maximaal 1,5 ampère.
Voor de elco nemen we bijvoorbeeld een 470uF/35V.
Dit voorbeeld gebruikt een transformator (afgekort: "trafo") met secundair een spanning van 18 volt wisselspanning (AC) omdat we zo veel mogelijk de leds in serie willen zetten. De bruggelijkrichter bestaat uit vier dioden in één behuizing, de "bruggelijkrichter" (zie B1 op afbeelding 01) of uit vier losse dioden die in brug geschakeld zijn. Dit is de "Graetz-schakeling", genoemd naar de uitvinder ervan. Bij gebruik van losse dioden (voor B1 in afbeelding 1) moeten deze minstens een sperspanningsperspanning]] hebben van twee keer de topwaarde van de wisselspanning.
Achter de gelijkrichter staat een pulserende gelijkspanning. Daarom wordt een elco geplaatst om de rimpelspanning te verminderen. Dit voorkomt hinderlijk geknipper van de leds. De onbelaste spanning achter de elco is 1,414 × de wisselspanning die op de ingang van de gelijkrichter staat, minus de sperspanning over twee diodes (circa 1,4 volt). Dus bij een ingangsspanning van 18 volt wisselspanning staat er op de elco een spanning van: (18 × 1,414) - 1,4 = 24,052 volt.
Hoeveel leds?
Over de serieweerstand R1 (en ook R2 en R3) moeten we een spanningval van minimaal 4 volt hebben, dit om schommelingen van de voedingsspanning op te vangen. Blijft dus over voor de leds 24 - 4 = 20 volt. Warmwitte leds hebben een brandspanning van 3,3 volt. We delen 20V door 3,3 en weten dan dat we 6 leds (samen 19,8V) in serie kunnen zetten. Een trafo van 70VA geeft een heleboel vermogen af. We kunnen dus heel wat leds aansluiten. Stel dat we bijvoorbeeld 100 strengen van 6 leds willen aansluiten. Dan krijgen we 100 × 4 mA = 400 mA stroomverbruik. Het is dan slim om een trage zekering van 500 mA te gebruiken. Bij gebruikmaking van bijvoorbeeld 3 zekeringen kunnen we dus 300 leds (300 strengen van 6 leds) aansluiten. In de praktijk zullen we dergelijke aantallen niet snel halen.
De serieweerstanden
Nu we weten hoe hoog de voedingsspanning is en we 6 leds in serie kunnen zetten, kunnen we de waarde van de serieweerstand voor 1 streng berekenen.
Dat doen we met de formule die hier staat.
Zes leds in serie, aan te sluiten op V. Dit rekenvoorbeeld gaat uit van 24 volt. De brandspanning van de led is volgens de datasheet 3,3 volt.
Gegevens voor de berekening:
- Voedingsspanning is 24 V;
- Spanningsval over één led is 3,3, daarmee is de spanningsval over de weerstand 24 - (6 x 3,3) = 4,2 volt;
- Stroomsterkte door de 6 leds in serie is 4 mA = 0,004 A.
Deze waarden in de formule geeft: R = (Uvoeding - 6 x Uled) / Iled = (24 - 6 x 3,3) / 0,004 = 4,2 / 0,004 = 1050 Ω (Ohm).
Uit de voorbeeldberekening blijkt dat bij een voedingsspanning van 24 V, een stroom van 4 mA en zes leds in serie, de minimale weerstand 1050 Ω is.
Kijken we naar de E-reeksen, dan zien we dat de dichtsbijzijnde hogere waarde in de E24 reeks (1100 Ω, bruin-bruin-rood) voorkomt. De dichtstbijzijnde waarde in de E12-reeks is 1200 Ω (1k2, bruin-rood-rood), maar wanneer we die waarde toepassen, dan wordt de stroom door de leds lager. Is dat geen probleem dan passen we 1k2 toe.
We kunnen echter ook een paar weerstanden in serie zetten, om zo dicht mogelijk bij de gewenste waarde te komen. In dit geval 1k (bruin-rood-rood) + 56 Ω (groen-blauw-zwart) uit de E12 reeks in serie = 1056 Ω.
Stroomverbruik
Bij het bedraden van de verschillende verlichtingsaansluitingen dienen we rekening te houden met de stroomsterkte die door de bedrading loopt. Vanaf de transformator dienen twee, voldoende dikke draden (minimaal 1,5mm²) naar de CVL of het verdeelstuk (zie afbeelding 02) te lopen.
Lichtcomputers
Bij gebruik van een TAMS Elektronik "53-04026-01-C Flashing control" voor woningen, of van een TAMS Elektronik "53-04105-01-C Flashing control circuit voor werkplaats" is er een maximaal stroomverbruik van 1A per stuk. Hiervoor is een aparte voeding noodzakelijk vanwege de lagere voedingsspanning (max. 22 volt).
We moeten dan een voeding bouwen met een transformator (afgekort: "trafo") met secundair een spanning van 14 volt wisselspanning (AC). De bruggelijkrichter bestaat uit vier dioden in één behuizing (zie B1 op afbeelding 01) of uit vier losse dioden die in brug geschakeld zijn. Bij gebruik van losse dioden (voor B1 in afbeelding 1) moeten deze minstens een sperspanning hebben van twee keer de topwaarde van de wisselspanning.
Achter de gelijkrichter staat een pulserende gelijkspanning. Daarom wordt een elco geplaatst om de rimpelspanning te verminderen. De onbelaste spanning achter de elco is 1,414 × de wisselspanning die op de ingang van de gelijkrichter staat, minus de sperspanningsperspanning]] over twee diodes (circa 1,4 volt). Dus bij een ingangsspanning van 14 volt wisselspanning staat er op de elco een spanning van: (14 × 1,414) - 1,4 = 18,39 volt. Hierop kunnen we de Tams lichtcomputer(s) aansluiten.
De bedrading
|
|
|
Afbeelding: 02
|
|
Afbeelding: 03
|
Verdeelstuk met kroonsteenstrip
|
|
Verdeelstuk met zekeringen en kroonsteenstrip
|
Foto gemaakt door: Jan (nickname: 44 op het BNLS-forum)
|
|
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Om de leds aan te sluiten dienen we de draden, vanaf de trafo, op een verdeelstuk (zie: afbeelding 02) aan te sluiten. Dit kan met gewone kroonsteentjes. We lussen de aanvoerdraad door naar de andere aansluitingen. Het verdiend sterk aanbeveling om adereindhulzen voor enkele- of dubbele ader (bijv. Conrad bestelnummer 611794 enkel of Reichelt Twin bestelnummer 332533) te gebruiken. Deze voorkomen dat bij meerdere aders in één kroonsteenklem één van de aders niet goed vastzit. Strip een stukje isolatie van de mantel. Draai de aders in elkaar en doe de aders samen in een adereindhuls, knijp het metalen gedeelte van de adereindhuls vast om de draad met een combinatietang, knip het metalen gedeelte op lengte, zodat dit helemaal in de kroonsteen past en steek dan de adereindhuls in de kroonsteen.
Vanaf het verdeelstuk gaat de bedrading naar de diverse groepen leds. Eventueel monteren we nog schakelaars in de bedrading naar de groepen leds.
Centrale voedingsleiding (CVL) voor de verlichting
|
Afbeelding: 02
|
Voorbeeld van een voedingsleiding
|
Foto gemaakt door: Marc de Leeuw (nickname "MC" op het BNLS-forum)
|
Het verdient aanbeveling om onder de treintafel een aparte CVL (drie- of meer draden) aan te leggen voor de verschillende verlichtingsgroepen (zie afbeelding 02). We kunnen dan de bebouwing heel simpel op de ene of de andere groep aansluiten. De centrale voedingsleidingen voorzien we dan via twee of meerdere schakelaars (S1 t/m S3 in afbeelding 01) van spanning.
Plaatsen van huisjes/gebouwen
Voor het op zijn plaats houden, zijn meerdere mogelijkheden:
- We kunnen een gebouw op zijn plaats houden met één of twee kleine magneetjes. Op of onder de tafel plaatsen we een plaatje ijzer. Dan verschuift het gebouw of huisje niet, maar is wel weer heel eenvoudig te verwijderen of eventueel te verplaatsen.
- Lijm met twee componentenlijm een houten balkje onder het gebouw. Daar doorheen in het midden een slotbout, welke met bijv. tweecomponentenlijm in het balkje vastgezet wordt. Dan boren we in de treintafel een iets ruimer gaatje voor de slotbout. Bij het plaatsen valt de slotbout door het gat. Vleugelmoer er op aan de onderkant van de tafel, en het gebouw zit vast. Denk bij het boren van gaten aan de zich onder de tafel bevindende bedrading. Een beschadiging is zo gemaakt.
|
Meer informatie
Encyclopedie:
|
|
Relevante informatie over modelbaanverlichting
|
|
|
|
Externe websites:
|
|
Glaszekeringhouder voor printmontage
|
|
Adereindhuls 0,5 mm kwadraat.
|
|
Adereindhuls 1 mm kwadraat.
|
|
|
|
Externe websites:
|
|
Adereindhuls 1,5 mm kwadraat.
|
|
Adereindhuls 2,5 mm kwadraat.
|
|
Tams lichtcomputers.
|
|
Adereindhuls 0,5 mm² twin.
|
|
Adereindhuls 1,0 mm² twin.
|
|
Adereindhuls 1,5 mm² twin.
|
|
Adereindhuls 2,5 mm² twin.
|
|
Staande perronlampen.
|
|
Van Perlo lichtcomputer.
|
|
|
Laatste wijziging: 29 nov 2024 11:10 (CET)
|