Onder redactie van: BeneluxSpoor.net / Auteur: Fred Eikelboom
Knipperschakeling met transistoren
Stroombron-schakeling om een led te laten knipperen met korte lichtflitsen (lichtpulsen). Transistor T1 moet een C-type zijn (dus BC549C), anders werkt de schakeling niet goed.
|
Afbeelding: 01
|
Eenvoudig schema van een knipper-led
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Onderdelenlijst
|
T1 |
BC549C |
R4 |
180Ω of 1k8
|
T2 |
BC557 |
C1 |
330n 50 v
|
R1 |
3,3M |
D1 |
led rood
|
R2 |
3k3 |
|
|
R3 |
1k |
|
|
|
Tabel: 01
|
Tabel gemaakt door: Fred Eikelboom
|
De weerstand van 3,3M en de condensatorwaarde bepalen de knipperfrequentie. De waarde van 180Ω (R4) geldt voor leds met een maximale doorlaatstroom van 20 milliampère. Voor high-efficiency leds (deze geven al een zee van licht bij 2 milliampère) moet de waarde van R4 1k8 of hoger zijn. De belastbaarheid van de, in deze stroombron-schakeling, gebruikte weerstanden is ¼ watt.
Knipperschakelingen met een IC
In plaats van transistoren, kunnen we ook een "IC" toepassen. Dit scheelt weer tijd bij het opbouwen van de schakeling en heeft als bijkomend voordeel dat al door het wijzigen van de waarde van één component, het gedrag van de schakeling aan te passen is. De NE555 is uitstekend geschikt om er een knipperschakeling mee te maken, die we kunnen toepassen op onze modelspoorbaan.
|
|
|
Afbeelding: 02
|
|
Afbeelding: 03
|
Timer IC NE555
|
|
Inwendige opbouw van de NE555
|
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom
|
|
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom
|
De NE555 is een IC, ontworpen voor gebruik in timers en multivibrator-toepassingen. De NE555 bestaat uit 23 transistoren, 2 diodes, en 16 weerstanden. Het blokschema van de NE555 is te zien in afbeelding 03. Het IC is in 1972 op de markt gekomen, en daarmee al meer dan 51 jaar (medio 2023) verkrijgbaar. Later verscheen er een uitvoering met twee stuks NE555 in één behuizing, de NE556. Deze kan in plaats van twee losse 555's gebruikt worden. Nog weer later verscheen een uitvoering met vier stuks 555 in één behuizing, de NE558. Deze kan in plaats van vier losse 555's (of twee losse 556's) gebruikt worden. Inwendig is het schema van de 558 iets gewijzigd/verbeterd t.o.v. de NE555. De 555 kan op drie verschillende manieren gebruikt worden:
- In A-stabiele mode: de 555 fungeert als oscillator. (bijv. in alarminstallaties en toongeneratoren).
- In Bistabiele mode: de 555 fungeert als flip-flop.
- In Mono-stabiele mode: de 555 fungeert als "one-shot". (bijv. in timer-toepassingen).
De aansluitingen van de NE555
Pinnummer
|
Naam
|
Doel/Functie
|
1 |
GND |
De massa (min), de "lage" waarde.
|
2 |
TR |
Een korte puls, van "hoog" naar "laag"' op de trigger, start de timer.
|
3 |
Q |
Tijdens het tijdsinterval blijft deze ingang/uitgang op niveau VCC.
|
4 |
R |
Een tijdsinterval kan onderbroken worden door een korte "lage" (0V) puls op de reset-aansluiting te zetten.
|
5 |
CV |
De controlespanning laat elektriciteit (spanning) toe naar de interne spanningsdeler (⅔ VCC).
|
6 |
THR |
De nominale spanning waarbij het interval eindigt (het interval eindigt wanneer Uthr hoger is dan ⅔ VCC).
|
7 |
DIS |
Verbonden met een condensator of een elco, waarvan de ontladingstijd het tijdsinterval zal beïnvloeden.
|
8 |
V+ |
VCC. De gestabiliseerde positieve voedingsspanning, die tussen 5 en 15 Volt moet liggen.
|
|
Tabel: 02
|
Bron: WikiPedia.org
|
Verklaring van de afkortingen:
GND |
= Ground. |
CV |
= Contol Voltage.
|
TR |
= Trigger. |
THR |
= Threshold.
|
Q |
= Uitgang. |
DIS |
= Discharge.
|
R |
= Reset. |
V+ |
= De gestabiliseerde positieve voeding-aansluiting.
|
Q kan positief of negatief zijn. Deze aansluiting kan namelijk naar de plus of naar de min geschakeld worden, vandaar de ietwat vreemde aanduiding met Q
(Vcc is een term die veelvuldig in schema's wordt gebruikt en betekent "gestabiliseerde positieve voedingsspanning").
Kijk voor de zekerheid even bij de links, onderaan deze pagina, voor de specificaties. Er zijn namelijk typen voor maximaal 15 volt en voor maximaal 18 volt! De belastbaarheid van de in deze schakelingen gebruikte weerstanden is ¼ watt.
De knipperfrequentie
In alle hier getekende schema's met de NE555 staan één- of twee instelpotentiometer(s) (instelbare regelbare weerstand), hiermee stellen we de knipperfrequentie van de schakeling in. Mocht de juiste frequentie niet gehaald worden in één van de eindstanden van de instelpotentiometers, dan kunnen we de waarde van C2 groter of kleiner nemen. Dus bij een te hoge frequentie van het signaal nemen we, in plaats van een elco met een waarde van 10 µF (microfarad), een elco met een waarde van 22 µF. Bij een te lage waarde van de knipperfrequentie kan voor C2 een lagere waarde genomen worden (bijvoorbeeld 6,8 µF). Eventueel kan ook de waarde van R1 vergroot of verkleind worden. Voor R1 geen kleinere waarde nemen dan 1k2.
De leds
Een led moet altijd gevoed worden via een serieweerstand of een stroombron. De waarde van de weerstand is afhankelijk van de te gebruiken voedingsspanning én de doorlaatspanningswaarde (ook wel drempelspanning genoemd) van de led én hij moet er tevens voor zorgen dat de doorlaatstroom de juiste waarde heeft (4 tot 6 mA).
Doorlaatspanning (drempelspanning)
Drempelspanning
|
rode leds |
1,9 Volt
|
gele leds |
2,0 Volt
|
groene leds |
2,1 Volt
|
blauwe leds |
3,6 volt
|
witte leds |
3,6 volt
|
|
|
Willen we de drempelspanning exact weten, dan kunnen we deze waarde vinden via Google in de "datasheet". Het gaat dan om de "Forward Voltage" (Vf).
|
Door het verschil in drempelspanning van verschillende kleuren en typen leds mag er geen witte led (3,6 volt) met een rode led (1,9 volt) in serie worden geschakeld. Door beide kleuren leds loopt dan dezelfde stroom en dat kon nog wel eens een verschillende helderheid opleveren. Sluit dus rode en witte leds altijd via een eigen serieweerstand aan. De waarde van de serieweerstand moet dus altijd aangepast worden aan de doorlaatspanning.
|
|
|
Tabel: 03
|
Tabel gemaakt door: Fred Eikelboom
|
De aansluitingen
Let op! leds zijn polariteitgevoelig en moeten dus allemaal op dezelfde wijze worden aangesloten, anders werkt het niet en is de kans groot dat de led defect raakt. leds zijn daarom voorzien van een lange en een korte stugge aansluitdraad. De lange draad geeft de + (plus) van de led aan. Om het uzelf gemakkelijk te maken en de kans op fouten te minimaliseren, is het aan te bevelen de leds allemaal met b.v. de lange stugge draad in dezelfde richting te monteren.
Wanneer we SMD-leds gebruiken, is het helemaal oppassen. Dan is de kans dat we + en - verwisselen levensgroot. Voor degenen die tegen solderen aan SMD-leds op zien: er bestaan ook SMD-leds met aangesoldeerde draden.
Schakelingen
Eén rode knipperende led
|
Afbeelding: 04
|
Schema van knipper-led met IC.
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Onderdelenlijst
|
IC1 |
NE555 |
C1 |
100μ 25 V
|
T1 |
BC547 |
C2 |
2,2μ 35 V
|
R1 |
4k7 |
C3 |
150n 50 V
|
R2 |
1k2 |
D1 |
led rood
|
P1 |
500k |
|
|
|
Tabel: 04
|
Tabel gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Voor bijv. het maken van een waarschuwingssignaal met één knipperende rode led, is de schakeling in afbeelding 04 (hierboven) prima geschikt.
De werking van de schakeling
Via R1 en P1 wordt elco C2 geladen. Wanneer de spanning op de elco (en pin 6) voldoende hoog is (1/3 van de voedingsspanning), klapt de flip-flop (zie ook: afbeelding 03) in het IC om, en schakelt uitgang 3 om. De uitgang (pin 3) wordt nu, afhankelijk van de spanning op pin 6, naar de min of de plus geschakeld. Elco C2 wordt nu weer ontladen via P1 en pin 7. Dit laden/ontladen herhaalt zich voortdurend. Met instelpotmeter P1 is de laad/ontlaadtijd in te stellen. Elco C1 dient voor het opvangen van zeer kortstondige voedingsspanningsvariaties. Deze elco dient zo dicht mogelijk bij de pinnen 4, 8 en 1 gemonteerd te worden. Condensator C3 (let op, is geen elco) dient ter ontkoppeling van de inwendige spanningsdeler (=de drie weerstanden in afbeelding 03).
Twee rode knipperende leds
|
Afbeelding: 05
|
Schema van twee knipper-leds met IC.
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Onderdelenlijst
|
IC1 |
NE555 |
C1 |
100μ 25 V
|
T1 |
BC547 |
C2 |
2,2μ 35 V
|
R1 |
4k7 |
C3 |
150n 50 V
|
R2 |
1k2 |
D1/D2 |
led rood
|
R3 |
1k2 |
P1 |
500k
|
|
Tabel: 05
|
Tabel gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Door een extra weerstand en een extra led te plaatsen, verkrijgen we een knipperlichtschakeling, die de leds om-en-om laat knipperen. Voor bijv. het maken van een overweg, met aan weerszijden van het spoor één knipperende rode lamp is de schakeling in afbeelding 07 prima geschikt. Ook hier stellen we met instelpotmeter P1 de knipperfrequentie in.
Vier rode knipperende leds
|
Afbeelding: 06
|
Schema van vier knipper-leds met IC.
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Onderdelenlijst
|
IC1 |
NE555 |
C1 |
100μ 25 V
|
T1 |
BC547 |
C2 |
2,2μ 35 V
|
R1 |
4k7 |
C3 |
150n 50 V
|
R2 |
1k |
D1-D4 |
led rood
|
R3 |
1k |
P1 |
500k
|
|
Tabel: 06
|
Tabel gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Door twee extra leds toe te voegen aan de schakeling in afbeelding 05 verkrijgen we een knipperlichtschakeling, die de vier leds om-en-om laat knipperen. Hierbij branden altijd twee leds tegelijkertijd. Voor bijvoorbeeld het maken van een overweg met een AKI-installatie, met aan weerszijden van het spoor twee afwisselend knipperende rode lampen, is de schakeling in afbeelding 10 prima geschikt. We sluiten de leds zo op de schakeling aan, dat er telkens twee leds aan weerszijden tegelijkertijd knipperen. Ook hier stellen we met potmeter P1 de knipperfrequentie in.
Twee knipperende/continu brandende witte leds voor WUBO
|
|
|
Afbeelding: 07
|
|
Afbeelding: 08
|
Schema van twee knipper-leds voor WUBO (ruststand)
|
|
WUBO (seinbeeld betekent: "er nadert gèèn trein").
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
|
Tekening gemaakt door: Werner Hermsen
|
Onderdelenlijst
|
IC1 |
NE555 |
C1 |
100μ 25 V
|
T1 |
BC547 |
C2 |
2,2μ 35 V
|
R1 |
4k7 |
C3 |
150n 50 V
|
R2 |
1k2 |
D1/D2 |
led wit
|
R3 |
1k2 |
P1 |
500k
|
Re1 |
Relais 12 V. |
D5 |
1N4148
|
|
Tabel: 07
|
Tabel gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Door de schakeling uit afbeelding 06 (hierboven) te voorzien van een dubbelpolig relais (type 2 x om) en de bedrading iets te veranderen, krijgen we een WUBO-knipperlichtschakeling, die twee witte leds continu laat branden (en die, zoals in schema 09 en afbeelding 10 te zien is, beide leds ook kan laten knipperen.
|
|
|
Afbeelding: 09
|
|
Afbeelding: 10
|
Schema van twee knipper-leds voor WUBO (werkstand)
|
|
WUBO (seinbeeld betekent: "er nadert een trein!").
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
|
Tekening gemaakt door: Werner Hermsen
|
Wanneer het relais bekrachtigd wordt (door spanning op punt "S" te zetten), zullen beide leds om-en-om gaan knipperen. Ook hier stellen we met instelpotmeter P1 de knipperfrequentie in. Voor een voorbeeld van een geschikt relais, zie onderaan deze pagina, bij "Meer informatie".
Twee knipperende/continu brandende witte leds voor WIT (Waarschuwings Installatie Tunnels)
Bij de WIT-knipperlichtschakeling, branden òf twee witte leds continu, òf knipperen beide leds om-en-om. Hiervoor gebruiken we dezelfde schakeling als voor de WUBO (zie: schema 07 en 09). De leds worden nu verticaal geplaatst.
Gemeenschappelijke anode/kathode bij seinen met leds
|
Afbeelding: 11
|
De verschillende schema's bij gemeenschappelijke anode of -kathode
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
De leds in kant-en-klare seinen kunnen inwendig aangesloten zijn als "gemeenschappelijke anode" of "gemeenschappelijke kathode". In schema 13 (hierboven) is te zien wat dit inhoudt. Links op de tekening (GA), is de "gemeenschappelijke anode"-aansluiting te zien. Hierbij zijn beide anodes van de leds in het sein met elkaar verbonden. Rechts op de tekening (GK), is de "gemeenschappelijke kathode"-aansluiting te zien. Hierbij zijn beide kathodes van de leds in het sein met elkaar verbonden. We dienen dus bij kant-en-klare seinen te weten hoe de leds inwendig (lees: in het sein) aangesloten zijn.
Dit wordt normaliter in de bijgeleverde documentatie van het sein vermeld. Weten we dit niet, dan zullen we met behulp van bijv. een universeelmeter (multimeter) moeten onderzoeken hoe de leds inwendig aangesloten zijn. Let op! Sluit nooit een kant-en-klaar sein, dat voorzien is van leds, (en waarvan niet bekend is of er eventueel al een serieweerstand gemonteerd is door de fabrikant) zomaar op een voedingsspanning aan, want dan hebben we zeer grote kans dat één- of meerdere leds nooit meer branden. Dus, een sein altijd testen met een 2K2 weerstand opgenomen in de plus- of mindraad van de voeding.
WUBO-schakeling voor seinen met leds met "gemeenschappelijke anode"
|
Afbeelding: 12
|
Schema van twee knipper-leds voor WUBO (ruststand)
|
Schema gemaakt door: Menno Voorloop
|
Onderdelenlijst
|
IC1 |
NE555 |
C1 |
100μ 25 V
|
T1 |
BC547 |
C2 |
2,2μ 35 V
|
R1 |
4k7 |
C3 |
150n 50 V
|
R2 |
470k |
D1/D2 |
led wit
|
R3 |
12k |
D3 |
1N4148
|
R4 |
1k2 |
Re1 |
Relais 12 V.
|
|
Tabel: 08
|
Tabel gemaakt door: Fred Eikelboom
|
De schakeling uit afbeelding 12 (hierboven) is voor seinen met leds, voorzien van een gemeenschappelijke anode-aansluiting, zoals in veel kant-en-klare seinen toegepast wordt. We hebben nu een knipperlichtschakeling die twee witte leds continu laat branden en die wanneer het relais bekrachtigd wordt, beide witte leds om-en-om laat knipperen. In schema 12 staat het relais getekend in de ruststand (er is geen spanning aanwezig op de stuuringang). Nu worden de witte leds continu aangestuurd.
|
Afbeelding: 13
|
Schema van twee knipper-leds voor WUBO (werkstand)
|
Schema gemaakt door: Menno Voorloop
|
In schema 13 staat het relais getekend in de "werkstand" (er is spanning aanwezig op de stuuringang, dus het relais in "aangetrokken"). Nu worden de witte leds om-en om aangestuurd. Transistor T1 inverteert (keert de polariteit om van) het signaal dat op pin 3 van het IC staat.
Om de knipperfrequentie in te kunnen stellen, kunnen we R2 door een instelpotentiometer van 500k vervangen.
De waarde van R4 is een richtwaarde. De werkelijke waarde is afhankelijk van de voedingsspanning, het type led in het sein, en of er leds of lampjes toegepast worden.
Schakelingen voor AKI's
De knipperfrequentie van een AKI
Bij het grootspoor knipperen de rode lampen van een AKI met een frequente van 90 keer per minuut. De witte lamp knipperde tot 2002 op de helft van die frequentie (45 keer per minuut). Vanaf 2002 knippert de witte lamp 90 keer per minuut. Deze verhoging is per 2002 landelijk ingevoerd voor alle lampen op alle overwegen. Bij het modelspoor is die frequentie van 90 per minuut eigenlijk te laag, omdat ons rollend materieel (en eventuele scenery) een stuk kleiner is. Zouden we echter die 90 knipperingen per minuut omrekenen naar bijv. schaal H0, dan verkrijgen we een veel te hoge frequentie. We moeten daarom een iets hogere knipperfrequentie kiezen dan bij het grootspoor, om onze modelspoor-AKI er natuurgetrouw uit te laten zien. Een frequentie van 100 tot 110 per minuut komt dan veel natuurgetrouwer op ons over. Maar dit is ook weer een kwestie van persoonlijke smaak. We kunnen het beste de frequentie van de AKI-schakeling zo instellen dat we er tevreden mee zijn, want daar gaat het in modelspoorland toch eigenlijk om.
Twee rode en een witte knipperende led (voor AKI)
Door een extra led én een relais toe te voegen aan de schakeling in afbeelding 06 (hierboven) verkrijgen we een knipperlichtschakeling die twee rode leds, om-en-om laat knipperen. Zodra de stuurspanning op het relais wegvalt en de rode leds uitgaan, zal de witte led gaan knipperen met de halve frequentie van beide rode leds.
Andersom zullen, wanneer er spanning op de stuuringang gezet wordt, en de witte led uitgaat, de rode leds om-en-om gaan knipperen.
|
Afbeelding: 14
|
Schema van AKI met drie knipper-leds
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Onderdelenlijst
|
IC1 |
NE555 |
C1 |
100μ 25 V
|
R1 |
4k7 |
C2 |
2,2μ 35 V
|
R2 |
1k2 |
C3 |
150n 50 V
|
R3 |
1k2 |
D1/D2 |
led rood
|
P1 |
500k |
D5 |
1N4148
|
D3 |
led wit |
Re1 |
Relais 12 V.
|
|
Tabel: 09
|
Tabel gemaakt door: Fred Eikelboom
|
In schema 14 staat het relais getekend in de ruststand (er is geen spanning aanwezig op de stuuringang). Nu wordt de witte led aangestuurd, en zijn de rode leds gedoofd.
|
Afbeelding: 15
|
Schema van AKI met drie knipper-leds
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
In schema 15 staat het relais getekend in de "werkstand" (er is spanning aanwezig op de stuuringang, dus het relais in "aangetrokken"). Nu worden de rode leds om-en om aangestuurd, en is de witte led gedoofd.
Vier rode en twee witte knipperende leds (voor AKI)
Door drie extra leds toe te voegen aan de schakeling in afbeelding 18 (hierboven) verkrijgen we een knipperlichtschakeling, die vier rode leds, of twee witte leds laat knipperen. Zodra de stuurspanning op het relais wegvalt en de rode leds uitgaan, zullen de witte leds gaan knipperen met de halve frequentie van de vier rode leds.
Andersom zullen, wanneer er spanning op de stuuringang gezet wordt, en de witte leds uitgaan, de rode leds (per twee) om-en-om gaan knipperen.
|
Afbeelding: 16
|
Schema van AKI. De witte leds knipperen.
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Onderdelenlijst
|
IC1 |
NE555 |
C1 |
100μ 25 V
|
R1 |
4k7 |
C2 |
2,2μ 35 V
|
R2 |
820R |
C3 |
150n 50 V
|
R3 |
1k |
D3-D4-D6-D7 |
led rood
|
P1 |
500k |
D5 |
1N4148
|
D1-D2 |
led wit |
Re1 |
Relais 12 V.
|
|
Tabel: 10
|
Tabel gemaakt door: Fred Eikelboom
|
In schema 16 staat het relais getekend in de ruststand (er is geen spanning aanwezig op de stuuringang). Nu worden de witte leds aangestuurd, en zijn de rode leds gedoofd.
|
Afbeelding: 17
|
Schema van AKI. Rode leds knipperen
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
In schema 17 staat het relais getekend in de "werkstand" (er is spanning aanwezig op de stuuringang, dus het relais is "aangetrokken"). Nu worden de rode leds (per twee) om-en-om aangestuurd, en zijn de witte leds gedoofd.
Het bedradingsschema voor de AKI-schakeling
|
Afbeelding: 18
|
Bedradingsschema van de leds van de AKI
|
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom
|
De bedrading vanaf de schakeling (de print) naar de leds bestaat uit in totaal vijf draden, zie: schema 18).
Twee rode en twee witte knipperende leds, plus twee oranje leds (voor AKLI)
|
Afbeelding: 19
|
Schema van AKLI met vier knipper-leds en twee oranje leds
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Onderdelenlijst
|
IC1 |
NE555 |
C1 |
100µ 25 V
|
P1 |
500k instel |
C2 |
10µ 35 V
|
P2 |
820k instel |
C3 |
150n 50 V
|
R1 |
4k7 |
D1/D2 |
led rood
|
R2 |
1k |
D3/D4 |
led wit
|
R3 |
820R |
D5 |
1N4148
|
R4 |
1k |
D6/D7 |
led oranje
|
Re1 |
Relais 12 V= 2×om |
S1 |
Schakelaar 1×om
|
|
Tabel: 11
|
Tabel gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Door de schakeling uit schema 18 iets aan te passen kunnen we de voorloper van de AKI, de AKLI aansturen. In schema 22 staat het relais getekend in de ruststand (er is geen spanning aanwezig op de stuuringang). Nu worden de witte leds aangestuurd, en zijn de rode leds gedoofd. Zodra de stuurspanning op het relais aanwezig is, zullen de rode leds gaan knipperen, en zullen de witte leds doven.
Andersom zullen, wanneer de spanning op de stuuringang uitgezet wordt, de witte leds gaan knipperen, en de rode leds doven.
|
Afbeelding: 20
|
Schema van AKLI met vier knipper-leds en twee oranje leds
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
In schema 20 staat het relais getekend in de "werkstand" (er is spanning aanwezig op de stuuringang, dus het relais is "aangetrokken"). Nu worden de rode leds aangestuurd, en zijn de witte leds gedoofd.
Storing
Om een storing te simuleren kan schakelaar S1 omgezet worden. De knipperschakeling krijgt geen spanning meer, dus de gewone leds (de rode en witte) zijn gedoofd. De oranje leds branden nu, ten teken dat de installatie gestoord is.
Uitbreiding van bovenstaande schakeling (voor AKLI). Twee snelheden.
Door de schakeling uit schema 18 uit te breiden met een extra instelpotmeter, kunnen we er voor zorgen dat de rode lampen dubbel zo snel knipperen als de witte lampen.
|
Afbeelding: 21
|
Schema voor AKLI in de stand "langzaam".
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
In schema 21 staat het relais getekend in de ruststand (er is geen spanning aanwezig op de stuuringang "S"). Nu worden de witte leds aangestuurd (aantal knipperingen instelbaar met P1), en zijn de rode leds gedoofd.
|
Afbeelding: 22
|
Schema voor AKLI in de stand "Snel".
|
Schema gemaakt door: Fred Eikelboom
|
Zodra de stuurspanning op het relais aanwezig is (zie: schema 22, punt "S"), zullen de rode leds gaan knipperen, en zullen de witte leds doven. Tegelijkertijd schakelt het extra contact van het relais om, en verbindt P2 met knooppunt R1/P1.
P2 staat nu parallel aan P1. Daardoor wordt elco C2 sneller geladen, en gaat de schakeling sneller knipperen. We kunnen nu P2 zo instellen dat de rode leds op (ongeveer) het dubbele aantal knipperingen als dat van de witte leds branden.
In schema 22 staat het relais getekend in de "werkstand" (er is spanning aanwezig op de stuuringang, dus het relais is "aangetrokken"). Nu worden de rode leds aangestuurd met hogere knippersnelheid, omdat P2 nu parallel aan P1 geschakeld is, en zijn de witte leds gedoofd. Wanneer de spanning op de stuuringang (punt "S") uitgeschakeld wordt, valt het relais af, waardoor het tweede relaiscontact omschakelt. De rode leds doven. Nu zullen de witte leds gaan knipperen op een lager tempo dan de rode leds, omdat P2 nu niet meer parallel aan P1 staat.
Afregelen van de schakeling
Stel beide instelpotmeters in op de maximale waarde. Zorg dat er geen spanning op de stuuringang staat (relais in de ruststand). Stel nu met P1 het aantal knipperingen van de witte leds in. Schakel daarna de stuurspanning (punt "S") in. Het relais is aangetrokken. Stel daarna met P2 het aantal knipperingen van de rode leds in.
De waarden van R2, R3 en R4 zijn richtwaarden. De werkelijke waarde is afhankelijk van het type led en het aantal leds dat in serie staat.
Het bedradingsschema voor de AKLI-schakeling
|
Afbeelding: 23
|
Bedradingsschema van de leds van de AKLI
|
Tekening gemaakt door: Fred Eikelboom
|
De bedrading vanaf de schakeling (de print) naar de leds bestaat uit in totaal zes draden (zie: schema 23).
Het relais
Het in bovenstaande schakelingen gebruikte relais betreft een dubbel omschakelend relais. Dus een zogenaamd "2x om" relais met één ruststand en het heeft dus maar één spoel. Een bistabiel relais relais is hier niet toepasbaar, want het moet altijd in de beginstand terugkeren (monostabiel). We kunnen bijvoorbeeld de Conrad 507435-62 of de 504394-62 daarvoor gebruiken.
Met de LM 3909 kunnen ook leuke schakelingen gebouwd worden. Zie "Meer informatie".
Meer informatie
Beneluxspoor.net:
|
|
over de WUBO.
|
|
over een knipperbol op een NS 2400.
|
Externe websites:
|
Datasheets (gegevensbladen) van componenten
|
|
Diverse schakelingen met de NE555.
|
|
Schakelingen met de LM 3909.
|
|
Informatie over de NE555.
|
|
Informatie over de NE555.
|
WikiPedia informatie
|
|
Informatie over de NE555.
|
Relais informatie
|
|
Webshop.
|
|
Relais.
|
|
SMD-leds met aangesoldeerde draden.
|
|
Laatste wijziging: 20 apr 2025 10:04 (CET)
|